29 521
Nederlandse deelname aan vredesmissies

nr. 115
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 10 augustus 2009

Binnen de vaste commissies voor Buitenlandse Zaken1, en voor Defensie2, bestond bij een drietal fracties de behoefte de ministers van Buitenlandse Zaken en van Defensie enkele vragen en opmerkingen voor te leggen over hun brief d.d. 26 juni 2009 inzake de verlenging en verkleining van de Nederlandse bijdrage aan de NAVO trainingsmissie in Irak (29 521, nr. 111).

De ministers hebben op de vragen en opmerkingen geantwoord bij brief van 6 augustus 2009. De vragen en opmerkingen van de fracties en de antwoorden van de ministers zijn hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Ormel

De voorzitter van de vaste commissie voor Defensie,

Van Miltenburg

De adjunct-griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Van Toor

Vragen en opmerkingen van de fracties

Inbreng van de fractie van het CDA

De leden van de fractie van het CDA hebben met belangstelling kennis genomen van voorliggende brief. De regering informeert de Kamer over haar besluit een bijdrage te leveren aan de NAVO-trainingsmissie in Irak bestaande uit vijf staffunctionarissen tot en met december 2009. Genoemde leden hechten groot belang aan de opbouw van Iraakse veiligheidsstructuren en het trainen van de Iraakse functionarissen. Een eigen, goed functionerend veiligheidsapparaat van leger en politie in Irak is een noodzakelijke voorwaarde voor meer veiligheid. De leden van de fractie van het CDA hebben de Nederlandse bijdrage aan deze missie dan ook altijd gesteund, onder de voorwaarde dat de veiligheid van de betrokken militairen voldoende gewaarborgd is. Het is goed om kennis te nemen van het feit dat de doelen van de missie bijna zijn voltooid. Het laat zien dat de Iraakse autoriteiten zelf in staat zijn verantwoordelijkheid te dragen voor de opbouw van de eigen veiligheidssector. De Nederlandse bijdrage wordt teruggebracht naar vijf personen. Kan de regering wederom in voldoende mate de veiligheid van deze personen garanderen? En op basis van welke gronden komt de regering tot dit oordeel?

Enige onduidelijkheid blijft bestaan over het moment waarop de overdracht van verantwoordelijkheid voor de trainingsactiviteiten zal zijn voltooid en waarop fase vier wordt gestart. In de brief meldt de regering dat de vijf stafleden worden ingezet bij de «eventuele omvorming» van de missie. Kan de regering aangeven waarom op dit moment nog niet duidelijk is wanneer fase vier van start gaat, van welke voorwaarden dit afhankelijk is en welke gevolgen dit heeft voor het functioneren van de Nederlandse stafleden?

In de brief meldt de regering dat over een verblijfsbasis voor de trainingsmissie in Irak na 31 juli 2009 nog moet worden onderhandeld door de NAVO en de Iraakse autoriteiten. Wat is de reden dat hierover nog onderhandeld moet worden? De leden van de fractie van het CDA gaan er vanuit dat alvorens de vijf functionarissen afreizen, dit goed geregeld is en er op dit vlak zich geen verslechtering mag voordoen. Zij vernemen graag een bevestiging van de regering op dit punt.

De regering stelt in de brief dat de trainingsmissie wordt omgevormd en dat de missie mogelijk minder militair en meer civiel wordt. Om die reden kiest de regering ervoor om deze bijdrage niet meer via de gebruikelijke artikel 100 procedure, maar wel langs de lijnen van het Toetsingskader, aan de Kamer voor te leggen. De leden van de fractie van het CDA vragen de minister of hiermee een beleidswijziging in werking treedt, daar het hier gaat om inzet van militairen die mogelijk meer civiel gaan optreden, maar nog wel deelnemen aan een militaire missie? Indien er inderdaad een beleidswijziging optreedt, welke argumenten heeft de regering hier dan voor en hoe ziet het nieuwe beleid rondom artikel 100 er dan uit? Indien er sprake van staand beleid is, zouden deze leden aan de hand van casuïstiek van de regering willen vernemen welke interpretatie zij aan artikel 100 geeft. Wanneer is er wel sprake van een artikel 100 situatie en wanneer niet en op basis van welke argumenten komt de regering tot dat oordeel?

Inbreng van de fractie van de SP

De leden van de fractie van de SP maken bezwaar tegen de beslissing van de regering om deze bijdrage niet via de artikel 100 procedure aan de Kamer voor te leggen. Het feit dat de missie nog slechts op stafniveau wordt voortgezet is daarbij volgens hen niet van belang. Het gaat in de ogen van deze leden om een verlenging van een missie met een hoog politiek profiel, een wankele politieke en militaire situatie in Irak en tevens met onverminderd grote risico’s voor direct betrokkenen. Daarom blijft het voor hen noodzakelijk dat de Kamer via een artikel 100 procedure hierover beslist. Deze beslissing van de regering zou volgens deze leden een precedent kunnen scheppen, waarbij de Kamer zich stilzwijgend neerlegt bij het uitzonderen van stafmissies van de artikel 100 procedure. Zij vragen of de regering bereid is om een eventuele verlenging waarop wordt gewezen in deze brief, bijvoorbeeld eind dit jaar, gewoon opnieuw in een artikel 100 procedure voor te leggen? De leden spreken de verwachting uit dat de regering zal melden dat dit een uitzonderlijke situatie is, waar verder geen gebruik meer van zal worden gemaakt.

De leden van de fractie van de SP vragen wat bedoeld wordt met «eventueel omvorming» voor de komende vijf maanden. Wat is de huidige stand van de onderhandelingen over een verblijfsbasis voor de trainingsmissie na 31 juli 2009? Wat is het alternatief als voor die datum geen overstemming wordt bereikt? Wat zijn de struikelpunten in de onderhandelingen: zichtbaarheid van de NAVO-troepen, financiële tegemoetkoming, andere redenen? Wat wordt precies bedoeld met «de oorspronkelijke doelen zijn nagenoeg bereikt»? Wat is nagenoeg? Gaat het om de resterende zes maanden om die doelen te realiseren, of wordt iets anders bedoeld?

Nu de Amerikaanse bezettingstroepen zich uit de steden van Irak hebben teruggetrokken lijkt volgens de leden van de fractie van de SP een nieuwe situatie aan te breken. Het is volgens hen echter te vroeg om dat definitief te stellen. Dat kan beter eind 2010 worden beoordeeld als de Amerikanen inderdaad allemaal zijn teruggetrokken. De politieke spanningen in Irak zijn nog niet verminderd en Irak gaat een nieuwe spannende tijd tegemoet. Daarbij gaat het niet alleen om de zeggenschap over de grondstoffenvoorraden, maar ook over de onderlinge verhoudingen tussen bevolkingsgroepen. Deze leden beschouwen deze nieuwe situatie als een direct gevolg van de bezettingspolitiek en vragen de regering wat de plannen zijn bij een verslechterende situatie, bijvoorbeeld indien de burgeroorlog opnieuw zou oplaaien zoals in de jaren 2006 en 2007? Een scenario dat volgens hen niet voor onmogelijk wordt gehouden. Worden de Nederlandse militairen dan teruggetrokken? Indien neen, waarom niet, maar wat doen zij dan? Verder vragen zij zich af wat de rol van de NAVO is in dat soort situaties.

Vanaf het begin van de missie NTM-I hebben de leden van de fractie van de SP erop gewezen dat deze missie een NAVO-middel was om de Amerikaans-Britse interventie van 2003 te ondersteunen. Dat was en blijft het belangrijkste probleem van deze leden met deze missie. Deze missie zien zij vooral als een ondersteuning van de Amerikaanse politiek; de bondgenoten doen ook een beetje mee, hoewel niet direct in actieve oorlogsvoerende zin.

De leden van de fractie van de SP hebben de afgelopen jaren herhaaldelijk gepleit voor grotere Nederlandse humanitaire steun aan de slachtoffers onder de Irakese bevolking van de oorlogen vanaf 1980. Ook wezen zij op de bijzondere verantwoordelijkheid van Nederland omdat het regime van Saddam Hoessein tot 1985 door Nederlandse bedrijven van chemicaliën voor strijdgassen is voorzien en omdat een Nederlandse handelaar daarmee na dat jaar is doorgegaan. Bovendien bepleiten deze leden erkenning van de genocide tegen het Koerdische volk in de jaren tachtig van de 20ste eeuw en volledige openheid over de buitenlandse steun aan het Baath-regime van Saddam Hoessein. Zij zouden graag hier een reactie op zien. Daarom geven de leden van de fractie van de SP de voorkeur aan dit soort steun van Nederland boven militaire hulp, ook nu de Amerikaanse interventietroepen de weg naar huis zijn ingeslagen. Daar zullen ze eind 2010 waarschijnlijk allemaal aankomen.

Inbreng van de fractie van de PVV

De leden van de fractie van de PVV hebben met belangstelling kennis genomen van onderhavig besluit van de regering tot verlenging en verkleining van de Nederlandse bijdrage aan de NAVO Trainingsmissie Irak. Deze leden vinden het belangrijk dat de mensen in het land – de militairen en de politie – worden getraind om ervoor te zorgen dat ze zichzelf in moeilijke situaties kunnen redden. De trainingsmissie vordert steeds verder en speelt een belangrijke rol bij de opbouw van de veiligheidssector. De leden van de fractie van de PVV hebben geen bezwaar tegen de voorgenomen verlenging en verkleining van de trainingsmissie tot 31 december 2009. Deze leden hebben echter nog wel enkele vragen ter verduidelijking.

De leden van de fractie van de PVV constateren dat de missie ondanks moeilijke omstandigheden grotendeels volgens schema verloopt. Kunnen deze moeilijke omstandigheden nog leiden tot een verlenging en weer een vergroting van de missie? De Iraakse autoriteiten zijn zeer tevreden over de bijdrage die de missie levert bij de opbouw van de Iraakse veiligheidsstructuren. Hoe staat de Iraakse bevolking hier tegenover?

De leden van de fractie van de PVV hebben geconstateerd dat de regering in het najaar zal bepalen of een voortgezette deelname aan NTM-I na 31 december 2009 nog opportuun is. Deze leden vragen zich af welke voorwaarden de regering daaraan zou stellen. Wanneer is de missie nog wel opportuun en wanneer niet?

De leden van de fractie van de PVV hebben geconstateerd dat er het afgelopen jaar sprake was van verdergaande voortgang in het politieke proces van Irak. Deze leden maken zich zorgen over andere niet te onderschatten onderwerpen zoals in de brief genoemd worden, met name de noodzakelijke herziening van de grondwet. Wat is daarbij de stand van zaken? Welke maatregelen worden er genomen dat zodat daar ook voldoende vooruitgang geboekt kan worden?

Momenteel zijn fundamentele vrijheden zoals vrijheid van meningsuiting, vrijheid van godsdienst en overtuiging et cetera formeel gewaarborgd. De leden van de fractie van de PVV constateren dat Nederland en de EU de Iraakse autoriteiten regelmatig oproepen de mensenrechten, waaronder de rechten van etnische en religieuze minderheden te waarborgen. Afgelopen week heeft er weer een golf terroristische aanslagen op christelijke kerken plaatsgevonden, waaronder een van de hevigste op de Iraakse christelijke minderheid tot dusver. Wat voor maatregelen nemen de Iraakse autoriteiten om de christelijke minderheid te beschermen en welke rol speelt Nederland hierin? En in welke mate heeft de onderhavige trainingsmissie eigenlijk iets opgeleverd voor de christelijke minderheid in Irak? Blijft de regering voorts de veiligheidssituatie van de Iraakse christenen aandachtig volgen en hun mensenrechtensituatie onder de aandacht van autoriteiten brengen? Is de regering van oordeel dat een aanmerkelijke verbetering van de veiligheids- en mensenrechtensituatie van de christenen in Irak een noodzakelijke voorwaarde is voor verdere steun – in welke vorm ook – van Nederland aan de overheid van Irak? Wil de regering dit formuleren in een toetsbaar en aan een tijdslijn gebonden schema van voorwaarden waaraan Irak op dit punt moet voldoen?

De leden van de fractie van de PVV constateren dat mogelijk aanvullende trainingen en mentoring wenselijk zullen worden geoordeeld en dat dit najaar de NAVO daarover een besluit zal nemen. Is de regering van plan haar hulp aan te bieden en zo ja, onder welke voorwaarden?

Antwoorden van de ministers van Buitenlandse Zaken en van Defensie

Regeringsstandpunt NTM-I

Nederland draagt sinds 2004 bij aan de NAVO trainingsmissie in Irak (NTM-I). De missie ondersteunt de hervorming van de Irakese veiligheidssector en opereert complementair aan de Amerikaanse en EU-inspanningen in Irak. De missie is de afgelopen jaren in hoge mate succesvol geweest. De trainingsmissie is erin geslaagd om trainingen en opleidingen voor Irakese officieren op te zetten en het faciliteren en organiseren daarvan vervolgens over te dragen aan het Irakese leger. Een goed Irakees officierskorps draagt bij aan een goed functionerende Irakese krijgsmacht die op den duur in staat moet zijn om de veiligheid in Irak te handhaven. Irak is in potentie een rijk land dat baat heeft bij een goed functionerend veiligheidsapparaat. De Nederlandse regering is zeer tevreden over de bijdrage die NTM-I daar de afgelopen jaren aan heeft kunnen leveren.

Veiligheidssituatie NTM-I en Nederlandse militairen

Op de vragen van het CDA en de SP over de veiligheid van de missiedeelnemers kan het volgende worden geantwoord. Voor de NAVO, en de leiding van NTM-I in het bijzonder, heeft de veiligheid van het NAVO-personeel op zowel de werk- als woonlocaties hoge prioriteit. De benodigde bescherming van de NTM-I missiedeelnemers wordt door de NAVO bepaald aan de hand van veiligheidsanalyses. Als deze analyses hiertoe aanleiding geven, wordt het niveau van bescherming van de missieleden aangepast. Wanneer de risico’s voor de staf zodanig groot zijn dat adequate bescherming niet meer mogelijk is, of wanneer de trainingsactiviteiten door een verslechterende veiligheidssituatie te ernstig worden verstoord, dan kan de NAVO besluiten het personeel (tijdelijk) terug te trekken. De huidige beschermingsvoorzieningen enmaatregelen (zoals betonnen platen rondom de werk- en woonlocaties, goed toegankelijke stevige bunkers, stringente toegangscontrole en colonnevervoer met gepantserde voertuigen) verschaffen een hoge mate van veiligheid. Vanwege de geleidelijke terugtrekking van de Amerikaanse troepen uit Irak hebben de NAVO- en NTM-I-leiding aangekondigd waar nodig extra veiligheidsmaatregelen te zullen treffen. Uit veiligheidsbeoordelingen van de NAVO en de MIVD blijkt overigens niet dat wordt verwacht dat de veiligheidssituatie de komende periode zal verslechteren.

Voltooiing en toekomst van NTM-I

De fracties van het CDA, de PVV en de SP hebben gevraagd naar de voortgang van de missie, de verwachte voltooiing daarvan en de eventuele toekomst van de missie. Naar verwachting zal Fase 4 van de missie – overdracht trainingsactiviteiten aan de Irakese autoriteiten – rond 31 december 2009 zijn voltooid. Dit zou betekenen dat de NAVO-missie haar oorspronkelijke mandaat binnen de gestelde periode succesvol zou voltooien. Alleen de in oktober 2007 gestarte opleiding van twaalf Brigades Iraqi National Police zal uitlopen tot eind februari 2010. Een groot deel van de trainingsactiviteiten bevindt zich momenteel in de afrondingsfase, waardoor de Nederlandse bijdrage aan de missie verder kan worden teruggebracht van zeven naar vijf missiedeelnemers (In 2007 werd de Nederlandse bijdrage al teruggebracht van vijftien naar zeven functionarissen).

Met het oog op de eventuele toekomst van de missie zijn de laatste weken nieuwe opleidingsbehoeften bij de Irakese veiligheidsdiensten geïdentificeerd. Zo leeft bij de Irakese autoriteiten de wens de Irakese politieopleidingen en -trainingen na februari 2010 met NAVO-monitoring voort te zetten. Verder is er behoefte aan NAVO-expertise bij het initiatief van de Irakese regering om van Ar Rustamiyah (AR) het Centre of Excellence voor de officiersopleidingen te maken. Dit houdt in dat alle officiersopleidingen alsmede de Irakese National Defence University geconcentreerd worden op AR. Daarnaast hebben de Irakese autoriteiten te kennen gegeven behoefte te hebben aan opleiding en training van eenheden van de Irakese Border Security Organisation. Dit is echter slechts een voorlopige inventarisatie van de SSR-behoefte aan Irakese zijde. De komende maanden zullen deze behoeften verder worden uitgewerkt en zal de NAVO bezien in hoeverre daaraan na 2009 invulling kan worden gegeven. Ook zal dan worden vastgesteld in welke mate de alliantie bereid is om bij te dragen aan verdere hervorming van de Irakese veiligheidssector. De Nederlandse functionarissen spelen vooralsnog alleen een rol bij de voltooiing van de bestaande activiteiten. Daarnaast waarborgt hun aanwezigheid in de missie de Nederlandse informatiepositie ten aanzien van de eventuele verlenging van de missie. De regering heeft haar standpunt over een verlenging van NTM-I in NAVO verband of het leveren van een bijdrage aan NTM-I na 2009 nog niet bepaald.

De Irakese regering heeft van haar kant aangegeven tevreden te zijn over de NAVO-bijdrage en vanwege het succes van de missie de NAVO gevraagd langer in Irak aanwezig te blijven. Aangezien de Irakese regering democratisch gekozen is, wordt verondersteld dat de steun van de regering voor de NAVO-missie duidt op steun onder de bevolking voor de NAVO-missie. De missie slaagt goed in haar opzet om bij te dragen aan de verbetering van de veiligheidssituatie in het land hetgeen de belangrijkste wens is van de Irakese bevolking. Veiligheidsincidenten en de dreiging daarvan hebben het dagelijks leven ontwricht en maken het moeilijk voor gewone burgers om na jaren van oorlog en geweld een menswaardig bestaan op te bouwen. De missie is daarmee van aanzienlijk belang voor de veiligheid in Irak. Helaas zijn er nog steeds gewelddadige organisaties en milities actief in Irak die de veiligheid van burgers bedreigen.

Totstandkoming statusovereenkomst NTM-I

Er zijn door het CDA en de SP diverse vragen gesteld over de onderhandelingen tussen de NAVO en Irak over een nieuwe overeenkomst inzake de status van het NTM-I-personeel. Het is nodig een nieuwe statusovereenkomst te sluiten omdat de oude overeenkomst gekoppeld was aan VNVR 1790 (2007) en deze basis eind 2008 is verlopen. Uitgangspunt van de NAVO bij de onderhandelingen is een overeenkomst die wat betreft bescherming vergelijkbaar is met de status van Amerikaanse troepen zoals is vastgelegd in de overeenkomst tussen de VS en Irak. Het bleek eind 2008 niet mogelijk een nieuwe overeenkomst vast te leggen in de relatief korte termijn tussen afronding van de Amerikaanse overeenkomst en 1 januari 2009. Om die reden is destijds een interim-regeling afgesproken waarin de status van de NTM-I-staf tijdelijk werd vastgelegd. De bescherming van de NAVO-functionarissen onder de interim-regeling is nagenoeg dezelfde als de bescherming van de Amerikaanse troepen in Irak.Inmiddels is op 26 juli jl. de nieuwe statusovereenkomst getekend door beide partijen. Deze zal ingaan 30 dagen nadat de partijen elkaar hebben laten weten dat de noodzakelijke interne procedures zijn afgerond. Tot die tijd geldt de interim-regeling. De nieuwe overeenkomst biedt adequate bescherming aan het NAVO-personeel, vergelijkbaar met die van de Amerikaanse troepen in Irak.

Procedure informeren Kamer verlenging Nederlandse bijdrage NTM-I

De fracties van het CDA en de SP hebben de regering verzocht in te gaan op de conclusie in de brief dat de artikel 100-procedure voor de nieuwe bijdrage aan de NAVO-trainingsmissie niet van toepassing is. De artikel 100-procedure richt zich op de uitzending van militaire eenheden voor crisisbeheersingsoperaties. Zoals ook gesteld in de regeringsreactie op het rapport Werkgroep «Nato Response Force» geschiedt de uitzending van individuele militairen, bijvoorbeeld ten behoeve van Security Sector Reform (SSR), niet op basis van artikel 100 van de Grondwet.

Ook is bij de huidige uitzending ten behoeve van NTM-I geen sprake van een eenheid, Nederland draagt namelijk slechts vijf staffunctionarissen, waarvan één mede belast is met een liaison-taak, bij aan de trainingsmissie. Daarnaast is geen sprake van deelname aan een militaire operatie, maar gaat het om een missie met een sterk SSR-profiel. Aanvullend kan gezegd worden dat uitzending plaatsvindt met het oog op voltooiing van het mandaat en de eventuele omvorming van de missie na 2009. Er is dus geen sprake van een beleidswijziging door de regering van de interpretatie van artikel 100 van de grondwet of van het Toetsingskader. Niettemin wil de regering de Kamer in gevallen als de onderhavige zo volledig mogelijk informeren langs de lijnen van het Toetsingskader.

Schendingen humanitair recht en Nederlandse inspanningen ter verbetering van de humanitaire situatie in Irak

De SP vraagt de regering om een reactie op haar pleidooi voor erkenning van de genocide tegen het Koerdische bevolkingsdeel in de jaren tachtig van de vorige eeuw, voor openheid over de buitenlandse steun aan het regime van Saddam Hoessein en voor meer Nederlandse humanitaire hulp aan de slachtoffers onder de Irakese bevolking van de oorlogen vanaf 1980.

De Nederlandse regering heeft eerder aangegeven1 dat het de aanval in 1988 op de burgerbevolking van Halabja in het kader van de Anfal-campagne en in het bijzonder ook de daarbij gebruikte middelen ten stelligste veroordeelt. Het is een van de meest gruwelijke voorbeelden van de wandaden van het bewind van Saddam Hoessein. De wijze waarop de Nederlandse regering betrekkingen onderhield met Irak ten tijde van Saddam Hoessein is altijd in overeenstemming geweest met het destijds geldende sanctieregime.

De Nederlandse regering is sterk betrokken bij de wederopbouw van Irak. Naast de Nederlandse bijdrage aan de NTM-I missie levert Nederland onder andere ook een bijdrage aan de EUJUST LEX missie en heeft het de afgelopen jaren aanzienlijk bijgedragen aan het verlenen van humanitaire hulp aan Irakese vluchtelingen en ontheemden (in 2008 voor circa Euro 8 miljoen aan directe hulp). Sinds geruime tijd ondersteunt Nederland ook ontmijningsactiviteiten in met name de Koerdische regio. Irak is vanwege zijn bodemrijkdommen in principe een rijk land.De belangrijkste ontbrekende voorwaarde voor het duurzame welzijn van de bevolking is een stabiele veiligheidssituatie waaraan NTM-I een bijdrage tracht te leveren.

Stand van zaken en voortgang democratische vernieuwingen

De PVV heeft gevraagd naar de voortgang in het politieke proces, in het bijzonder de herziening van de grondwet. De herziening van de grondwet kan de verhoudingen tussen het centrale en decentrale bestuursniveau, evenals de verhoudingen tussen de verschillende groeperingen, sterk beïnvloeden. Gezien de nog altijd aanzienlijke politieke tegenstellingen is een oplossing op korte termijn helaas nog niet in zicht. De herziening van de grondwet hangt deels ook samen met andere gecompliceerde politieke onderwerpen. De verkiezingen voor het nationale parlement, die naar verwachting in januari 2010 zullen worden gehouden, zouden evenals bij de succesvol verlopen regionale verkiezingen van begin 2009, tot aanzienlijke verschuivingen kunnen leiden in de machtsverhoudingen.

UNAMI, onder leiding van de nieuwe Speciale Vertegenwoordiger van de Secretaris-Generaal van de VN, de heer Ad Melkert, adviseert de Irakese regering eveneens met betrekking tot de herziening van de grondwet. De internationale gemeenschap, waaronder de EU, heeft de afgelopen jaren herhaaldelijk het belang benadrukt van verdere vooruitgang in het politieke proces.

Situatie christelijke minderheid in Irak

De PVV heeft de regering gevraagd nader in te gaan op de situatie van de christelijke minderheid in Irak, in welke mate de Nederlandse regering zich voor hen inspant en hoe de regering zich in de toekomst wenst in te zetten voor deze religieuze minderheid.

Nederland heeft de afgelopen jaren veelvuldig aandacht gevraagd voor de positie en veiligheid van etnische en religieuze minderheden, waaronder nadrukkelijk ook die van christenen, zowel in bilateraal als in EU-verband. Na de recente serie aanslagen heeft de Nederlandse ambassade in Bagdad contact opgenomen met vertegenwoordigers van de christelijke gemeenschap in Bagdad en medeleven betuigd met de slachtoffers. In overleg met de ambassades van de EU-lidstaten ter plekke is de situatie van de christenen in Irak eveneens besproken. De Irakese veiligheidsdiensten hebben de bescherming van deze groep recentelijk geïntensiveerd. De veiligheidsituatie voor de christelijke gemeenschap in Irak blijft echter ernstig, zoals dit overigens ook voor andere etnische- en geloofsgemeenschappen het geval is. Nederland zal ook in de toekomst aandacht blijven vragen bij de Irakese regering voor de mensenrechtensituatie, waaronder de positie van etnische en religieuze minderheden. De regering is van oordeel dat genoemde geweldsincidenten het belang onderstrepen van steun voor capaciteitsopbouw van het Irakese veiligheidsapparaat of andere onderdelen van de Irakese overheid zoals de justitiële sector. De door Nederland verschafte humanitaire hulp komt ten goede aan vluchtelingen en ontheemden, waaronder zich ook etnische en religieuze minderheden bevinden.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Wilders (PVV), Waalkens (PvdA), Çörüz (CDA), Ormel (CDA), voorzitter, Ferrier (CDA), Van Velzen (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Haverkamp (CDA), Blom (PvdA), Eijsink (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Irrgang (SP), Knops (CDA), Boekestijn (VVD), Voordewind (CU), Pechtold (D66), ondervoorzitter, Ten Broeke (VVD), Van Raak (SP), Gill’ard (PvdA), Thieme (PvdD), Peters (GL) en Vacature (VVD).

Plv. leden: De Wit (SP), Van der Vlies (SGP), De Roon (PVV), Vermeij (PvdA), Omtzigt (CDA), Spies (CDA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Van Dijk (SP), Ten Hoopen (CDA), Jonker (CDA), Boelhouwer (PvdA), Leerdam (PvdA), Arib (PvdA), Neppérus (VVD), Lempens (SP), Schermers (CDA), Griffith (VVD), Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU), Koşer Kaya (D66), Van Beek (VVD), Gesthuizen (SP), Samsom (PvdA), Ouwehand (PvdD), Vendrik (GL) en Van Miltenburg (VVD).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Poppe (SP), Ferrier (CDA), Van Velzen (SP), Haverkamp (CDA), Blom (PvdA), ondervoorzitter, Eijsink (PvdA), Van Miltenburg (VVD), voorzitter, Van Dam (PvdA), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Griffith (VVD), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Irrgang (SP), Knops (CDA), Willemse-van der Ploeg (CDA), Jacobi (PvdA), Boekestijn (VVD), Brinkman (PVV), Voordewind (CU), Pechtold (D66), Ten Broeke (VVD), Thieme (PvdD), Bilder (CDA) en Peters (GL).

Plv. leden: Lempens (SP), Van der Vlies (SGP), Polderman (SP), Ormel (CDA), De Wit (SP), Çörüz (CDA), Roefs (PvdA), Wolbert (PvdA), Van Beek (VVD), Smeets (PvdA), Arib (PvdA), Blok (VVD), Omtzigt (CDA), Roemer (SP), Jonker (CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Samsom (PvdA), Van der Burg (VVD), Wilders (PVV), Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU), Van der Ham (D66), Teeven (VVD), Ouwehand (PvdD), Uitslag (CDA) en Vendrik (GL).

XNoot
1

Vragen van de leden Van Bommel en Van Velzen (beiden SP) en Teeven (VVD) aan de ministers van Justitie en van Buitenlandse Zaken over de erkenning van de massamoord op Iraakse Koerden als «genocide». (Ingezonden 20 maart 2008).

Naar boven