29 521
Nederlandse deelname aan vredesmissies

nr. 101
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN, VAN DEFENSIE, EN VOOR ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 april 2009

Hierbij informeren wij u conform artikel 100 lid 1 van de Grondwet en aan de hand van het Toetsingskader over het besluit van de regering om de Nederlandse militaire bijdrage aan de EU-geleide troepenmacht in Bosnië-Herzegovina, operatie EUFOR Althea (hierna EUFOR genoemd) met 12 maanden voort te zetten tot juni 2010. Mocht tussentijds een besluit tot omvorming van EUFOR naar een trainingsmissie worden genomen, dan zal de regering u informeren welke gevolgen dit heeft voor de Nederlandse bijdrage.

Sinds 2 december 2004 draagt Nederland bij aan deze EU-geleide troepenmacht in Bosnië-Herzegovina. Aanvankelijk bedroeg de bijdrage 530 militairen. In lijn met de algehele reductie van operatie EUFOR is deze presentie geleidelijk verminderd tot het huidige aantal van ongeveer 85 militairen.

In het onderstaande wordt, aan de hand van de aandachtspunten van het Toetsingskader, nader ingegaan op de afwegingen die ten grondslag liggen aan het besluit over de verlenging van deze missie.

Het besluit tot voortzetting van de deelneming

In 2007 is de omvang van EUFOR in Bosnië-Herzegovina teruggebracht van 6000 naar 2500 militairen. Destijds werd op basis van de beoordeling van de veiligheidssituatie geconcludeerd dat deze reductie opportuun was.

Onder Frans EU-voorzitterschap heeft het Raadssecretariaat inmiddels een viertal opties onderzocht voor de toekomst van EUFOR, te weten: voortzetting bestaande situatie, verdere reductie, omvorming naar militaire trainingsmissie en beëindiging. Op verzoek van de Raad wordt de planning voor de derde optie momenteel uitgewerkt. Deze optie behelst een sterke reductie van het huidige troepenaantal en de omvorming van de missie naar een militaire trainingsmissie. Vanuit een klein hoofdkwartier zullen training- en capaciteitopbouwactiviteiten ten behoeve van de Bosnische strijdkrachten worden ondernomen. De manoeuvrecapaciteit van EUFOR zal volgens deze optie verdwijnen, evenals de mogelijkheid om deze, indien nodig, te reactiveren.

Nederland is, evenals het merendeel van de EU-lidstaten, in beginsel geen tegenstander van de derde optie, maar is wel van mening dat het moment waarop de eventuele omvorming van EUFOR naar een trainingsmissie gestalte moet krijgen zorgvuldig moet worden bepaald en nu nog niet daar is.

Bij een besluit over de toekomst van EUFOR Althea dient rekening te worden gehouden met de transitie van het kantoor van de Hoge Vertegenwoordiger (OHR) naar die van een EU Speciale Vertegenwoordiger (EUSV). Ondersteuning van de OHR is immers een van de kerntaken van EUFOR. De sluiting van de OHR en daarmee de beëindiging van de mogelijkheid om politiek in te grijpen (de zogenaamde «Bonn Powers») zou voor een machtsvacuüm en mogelijk voor onrust kunnen zorgen. Idealiter zal de omvorming naar een trainingsmissie dan ook moeten plaatsvinden nadat is geconstateerd dat de transitie naar de EUSV met succes is afgerond.

Deze behoedzaamheid dient ook te worden gezien tegen de achtergrond van recente ontwikkelingen in Bosnië-Herzegovina, waarbij oplopende politieke spanningen samen gaan met een zeer traag hervormingsproces. Vooralsnog leiden deze ontwikkelingen niet tot een zichtbare verslechtering van de veiligheidssituatie. Het stabiliserende effect van de aanwezigheid van het huidige EUFOR is hierbij een belangrijke factor. Ook is de aanwezigheid van EUFOR van belang voor de volledige voltooiing van de militaire taken (o.a. demobilisatie, opruimen mijnenvelden, controle over luchtruim, wapenbeheersing) uit de Dayton-Akkoorden.

EUFOR zal de komende maanden, evenals voorheen, taken als vastgelegd in de Dayton-akkoorden blijven vervullen. Voorts blijft EUFOR het «International Criminal Tribunal for the former Yugoslavia» (ICTY) ondersteunen, met inbegrip van de opsporing van «Persons Indicted for War Crimes» (PIFWCs).

Stabiliteit op de Westelijke Balkan is van belang voor Nederland. De regering onderschrijft de noodzaak van voortgezette aanwezigheid van EUFOR in Bosnië-Herzegovina en acht het wenselijk aan de militaire EU-missie te blijven deelnemen. De regering heeft daarom besloten de Nederlandse militaire bijdrage van 85 militairen aan EUFOR te verlengen voor de duur van 12 maanden tot juni 2010. Indien een besluit tot omvorming van EUFOR naar een trainingsmissie wordt genomen, dan zal, zoals reeds opgemerkt, de regering u informeren welke gevolgen dit heeft voor de Nederlandse militaire presentie in Bosnië-Herzegovina.

Politieke aspecten

Politieke risicoanalyse

De politieke situatie in Bosnië-Herzegovina kenmerkt zich nog immer door openlijke verdeeldheid binnen de coalitieregering en binnen het presidentschap over belangrijke zaken zoals de staatsstructuur en de relatie tussen de entiteiten. Het hervormingsproces verloopt zeer traag. In de aanloop naar de landelijke verkiezingen in 2010 zal naar verwachting, evenals in 2008, de spanning oplopen en zal de nationalistische retoriek van de politieke leiders aanhouden.

Hoge Vertegenwoordiger en Speciaal Vertegenwoordiger van de EU

In januari 2009 werd de Hoge Vertegenwoordiger/EU Speciaal Vertegenwoordiger, de heer Miroslav Lajčák, benoemd tot minister van Buitenlandse Zaken van Slowakije. Op 26 maart 2009 trad de Oostenrijkse Valentin Inzko als zijn opvolger aan.

De internationale gemeenschap streeft naar de transitie van de OHR naar het kantoor van de EU Speciaal Vertegenwoordiger. Deze transitie moet de verantwoordelijkheid voor verdere ontwikkeling van Bosnië-Herzegovina bij de Bosniërs leggen en past bij de verdere integratie van het land in de Euro-Atlantische structuren. De transitie van de OHR naar de EUSV betekent dat de positie van de Hoge Vertegenwoordiger komt te vervallen en daarmee ook zijn mandaat op basis van de Dayton-Akkoorden. Het mandaat van de EUSV wordt behouden en zal na de transitie worden verruimd en aangescherpt. Discussies hierover zijn momenteel gaande in EU-verband. Gestreefd wordt naar een operationeel en sterk mandaat, opdat de toekomstige EUSV voldoende instrumenten tot zijn beschikking heeft om het noodzakelijke hervormingsproces te bevorderen. De executieve bevoegdheden (de zogenoemde Bonn Powers) die de Hoge Vertegenwoordiger momenteel heeft, komen te vervallen. Naar verwachting zal de EU Speciaal Vertegenwoordiger tevens de positie van hoofd van de delegatie van de Europese Commissie bekleden waardoor hij alle EU-middelen (waaronder IPA-financiering) tot zijn beschikking zal hebben.

Vijf doelstellingen en twee voorwaarden voor sluiting OHR:

Nederland heeft in februari 2008 in de Peace Implementation Council (PIC) het besluit gesteund om de OHR open te houden totdat aan een vijftal doelstellingen is voldaan. De overeengekomen doelstellingen zijn:

1) verdeling van staatseigendom (onroerend goed) over het centrale niveau en entiteiten;

2) oplossing voor overdracht, inventarisatie en management van defensiebezittingen;

3) duurzame regeling voor de status van Brèko.

4) akkoord over verdeling van de belastinginkomsten;

5) werkende rechtstaat.

Tevens zijn ondertekening van de Stabilisatie en Associatie Overeenkomst (SAO) en een positieve beoordeling van de situatie in BiH door de PIC Steering Board noodzakelijk voordat de transitie naar de EUSV kan plaatsvinden.

Tijdens de laatste vergadering van de PIC werd over het algemeen onvoldoende voortgang geconstateerd. Het besluit tot sluiting zal mogelijk pas in juni 2009 of zelfs na de verkiezingen van 2010 genomen kunnen worden.

Op 26 maart jl. zijn amendementen op de grondwet aangenomen door het Bosnische parlement, waarmee de toegang van de regio Brèko tot het Constitutioneel Hof werd geregeld, zodat de doelstelling m.b.t. Brèko als vervuld beschouwd kan worden. Daarmee blijft de verdeling van staatseigendom over als de meest problematische uitstaande doelstelling. Op 9 april jl. besloot de Bosnische regering een inventaris van staatseigendom op te stellen, een eerste stap in de richting van een oplossing. Echter, er zal nog wetgeving moeten worden ontworpen en ook is een intergouvernementeel akkoord vereist voordat de doelstelling is bereikt.

Tot slot is onvoldoende voortgang geboekt t.a.v. de tweede doelstelling, eigendom van defensiebezittingen, waarbij met name inventarisatie en overdracht van de onroerende goederen een probleem blijft. Ook de NAVO tracht het Bosnische ministerie van Defensie tot actie te manen om op dit punt voortgang te boeken. Wat betreft de roerende goederen ligt een opgesteld plan voor de verkoop of vernietiging van overtollig munitie, wapens en materiaal al sinds lange tijd ter goedkeuring bij het Bosnische Presidentschap.

De voortgang op de overige twee doelstellingen wordt inmiddels als voldoende gezien in de PIC.

Hoge Vertegenwoordiger Inzko zal veel diplomatieke druk op de Bosnische leiders moeten uitoefenen, opdat deze voortgang boeken op de bovengenoemde openstaande kwesties. De internationale gemeenschap hoopt dat in juni a.s. voldoende voortgang is geboekt en de PIC kan besluiten om het mandaat van de Hoge Vertegenwoordiger te beëindigen. Indien onvoldoende voortgang wordt geconstateerd in juni zou mogelijk de politieke polarisatie in de aanloop naar de verkiezingen zodanig kunnen toenemen dat de situatie pas na de verkiezingen in 2010 stabiel genoeg zal zijn voor sluiting van de OHR.

Voortgang algemeen hervormingsproces

De politieke partijen in Bosnië-Herzegovina zijn voor het overgrote deel op etnische basis georganiseerd en concentreren hun activiteiten op hun etnische achterban waarbij het overkoepelend nationale belang vaak vergeten wordt. Dit bemoeilijkt het politieke proces op velerlei terreinen. Het noodzakelijke hervormingsproces voor Euro-Atlantische integratie stagneert al gedurende ruim twee jaar en de status-quo lijkt de belangen van de politieke leiders voldoende te dienen. Tijdens de gemeenteraadsverkiezingen van 2008 werd overwegend langs etnische lijnen gestemd. Enkele multi-etnische partijen boekten slechts bescheiden resultaten. In november 2008 sloten de drie grote politieke partijen (SDA, SNSD, HDZ) het zogenaamde «Prud-Akkoord» waarmee een pragmatisch compromis inzake een reeks kwesties (grondwetswijzigingen, staatseigendom, toegang Brèko tot het Constitutioneel Hof, volkstelling, terugkeer e.d.) werd bereikt. De drie leiders hebben elkaar sindsdien enkele keren ontmoet om het akkoord verder uit te werken, waarbij bleek dat er nog grote meningsverschillen te overbruggen zijn (met name t.a.v. grondwetsherziening). Concrete uitvoering van de overeengekomen hervormingen zal dan ook de graadmeter van het succes van dit toch hoopvolle politieke proces zijn.

De centrale staat blijft zwak. Etnisch-getinte politieke opvattingen van de verschillende bevolkingsgroepen over de verdeling van bevoegdheden verhindert de hervormingsagenda en de inrichting van een efficiënt functionerende staat. Een hervorming van de grondwet zou dienstig zijn voor een duurzaam samenleven van de verschillende bevolkingsgroepen en is cruciaal om de nationale besluitvormingsprocedures efficiënter te maken en de integratie van het land in de Euro-Atlantische structuren niet verder te vertragen. Een eerste poging om de grondwet te wijzigen strandde in het parlement in 2006. Het «Prud-Akkoord» voorziet in een grondwetshervorming waarbij Bosnië-Herzegovina in vier regio’s opgedeeld wordt. Er heersen echter verschillende interpretaties van deze afspraak, met name ten aanzien van de precieze indeling van de regio’s. De EU Speciaal Vertegenwoordiger heeft een faciliterende rol ten aanzien van grondwetsherziening. Bovendien is de herziening aangeduid als een belangrijke korte termijn prioriteit in het Europese Partnerschap. De internationale gemeenschap blijft daarmee dus druk uitoefenen, maar uiteraard moet een oplossing van de Bosniërs zelf komen.

Defensiehervorming

Het afgelopen jaar is weinig voortgang geboekt op het terrein van de defensiehervormingen. De voormalige entiteitslegers worden sinds juli 2007 als één krijgsmacht onder één commando aangestuurd. De integratie op lager niveau moet nog haar beslag krijgen. De homogene etnische samenstelling van de entiteitslegers hangt ook samen met het gegeven dat veel gebieden in Bosnië-Herzegovina waar eenheden zijn gestationeerd ook etnisch homogeen zijn. De strijdkrachten van Bosnië-Herzegovina worden geconfronteerd met grote uitdagingen (interne reorganisaties, personele vulling, aanpassing naar NAVO-structuren etc.) en functioneren om die reden nog niet optimaal. De NAVO, de Verenigde Staten en EUFOR ondersteunen de strijdkrachten in deze omvorming.

Politiehervorming

De Bosnische autoriteiten hebben eind 2007 een akkoord gesloten ten aanzien van de politiehervorming. De spelregels van de internationale gemeenschap voor dit akkoord waren als volgt: wetgevende en begrotingsbevoegdheden moeten op het staatsniveau worden neergelegd; politieke tussenkomst in operationele politiezaken wordt niet getolereerd; en politieregio’s moeten worden ingedeeld op basis van functionaliteit. De uitvoering van dit akkoord voorziet in twee fases. De eerste fase behelst aanname van politiewetgeving voor de oprichting van een aantal politie-instellingen op staatsniveau. De tweede fase, die de echte hervormingen van bevoegdheden met zich meebrengt, is over de discussie over een grondwetsherziening heen getild.

Op 10 april 2008 zijn de wetten voor de eerste fase door het parlement aangenomen, hetgeen ook aanleiding vormde voor de ondertekening van de SAO met Bosnië-Herzegovina. De wetgeving wordt ten dele uitgevoerd, zo zijn de benoemingen van directeuren van politieagentschappen grotendeels rond. Het is nu van groot belang dat de wetgeving verder uitgevoerd wordt en de agentschappen operationeel worden. Hierop zal de EU moeten blijven toezien.

EU Police Mission Bosnië-Herzegovina (EUPM)

Eind 2007 is het mandaat van de civiele EUPM verlengd met twee jaar tot eind 2009 en zal naar verwachting ook na het einde van dit jaar opnieuw verlengd worden. De missie blijft zich richten op capaciteitsopbouw van het politieapparaat, met een versterkte aandacht voor ondersteuning van de lokale autoriteiten bij de bestrijding van corruptie en de georganiseerde misdaad. Corruptiebestrijding is een proces van lange adem. Bij de bestrijding van de georganiseerde misdaad wordt langzaam maar gestaag vordering gemaakt in goede coördinatie tussen EUFOR, EUPM en HV/EUSV. Van groot belang voor de verdere opbouw van het politieapparaat blijft de eerder genoemde politiewetgeving en hervorming. Nederland neemt aan EUPM deel met zes civiele politiefunctionarissen en vier functionarissen van de Koninklijke Marechaussee.

Samenwerking met het ICTY

De hoofdaanklager van het Joegoslavië Tribunaal heeft tijdens zijn halfjaarlijkse rapportage in december 2008 aan de VN-veiligheidsraad meegedeeld tevreden te zijn over de samenwerking van Bosnië-Herzegovina met het Tribunaal. Dit betekent dat Bosnië-Herzegovina actief deelneemt aan de opsporing van de twee overgebleven oorlogsmisdadigers, relevante archieven openstelt (zoals onlangs voor de Gotovina-zaak) en meewerkt aan het opsporen van getuigen en het opzetten van getuigenbeschermingsprogramma’s. In december 2008 is een nationale strategie aangenomen die zich voornamelijk richt op de berechting van oorlogsmisdaden. Sindsdien is eveneens wetgeving aangenomen voor de uitvoering van deze strategie. De internationale gemeenschap blijft echter benadrukken dat de autoriteiten in Bosnië-Herzegovina volledig dienen te blijven samenwerken totdat het werk van het ICTY is voltooid.

Rol militaire en politie presentie in het politieke proces

De aanwezigheid van EUFOR schept niet alleen een vertrouwenwekkende omgeving voor de samenwerking tussen de verschillende entiteiten in het complexe Bosnische staatsbestel, maar heeft ook een afschrikkende werking op diegenen die het politieke proces ter versterking van de Bosnische eenheidsstaat zouden willen verstoren. Daarnaast wordt de veiligheidssituatie in Bosnië-Herzegovina nauwlettend in de gaten gehouden in het kader van de bredere stabiliteit op de Balkan en kan, indien nodig, militair worden ingegrepen.

Georganiseerde misdaad (die zich onder meer met mensenhandel, drugshandel en wapenhandel bezighoudt) en corruptie zijn nog steeds een bedreiging voor het politieke proces. Ook illegale houtkap blijft een lucratieve activiteit voor de georganiseerde criminaliteit in Bosnië-Herzegovina. EUFOR heeft samen met de EU-partners, waaronder de EUPM, de versterking van lokale rechtshandhaving voortgezet. Ondanks deze versterking blijft Bosnië-Herzegovina een doorvoer land voor de georganiseerde misdaad (o.a. mensenhandel, drugs en wapens) en zal proactieve ondersteuning nodig blijven. Enige zorg bestaat over de vermeende bewapening van private veiligheidsbedrijven die met name in Republika Srpska actief zijn en die door sommige analisten worden omschreven als de privémilities van premier Dodik. De benodigde wetgeving voor de aanpak van dit probleem is niet aanwezig waardoor EUFOR en EUPM menen weinig te kunnen doen.

Perspectief op toetreding Euro-Atlantische structuren

Nederland blijft de landen in de Westelijke Balkan steunen in hun ambities om verdere aansluiting te vinden bij de EU en de NAVO, waarbij de landen tegelijkertijd worden aangesproken op de hiertoe gestelde voorwaarden. Een verdere integratie van de regio in de Euro-Atlantische structuren is immers één van de belangrijkste instrumenten voor het bevorderen van duurzame stabiliteit in de regio. In het geval van Bosnië-Herzegovina wordt langzaam voortgang geboekt. Op 16 juni 2008 werd te Luxemburg ondertekend de Stabilisatie- en Associatie Overeenkomst tussen de EG en hun lidstaten, enerzijds, en Bosnië-Herzegovina, anderzijds (Trb. 2008, 163). Dit verdrag ligt thans ter goedkeuring voor aan de Staten-Generaal. In april 2008 kreeg Bosnië-Herzegovina van de NAVO de ID (Intensified Dialogue) status. Bosnië-Herzegovina heeft aangegeven op korte termijn MAP-status aan te zullen vragen.

Regionale ontwikkelingen

Parallel aan de toenadering tot de Euro-Atlantische structuren is ook de regionale samenwerking verbeterd, maar dat laat een aantal onopgeloste kwesties onverlet. In de eerste plaats is daar de onafhankelijkheid van Kosovo. Inmiddels hebben 57 landen Kosovo als staat erkend, waaronder 22 van de 27 EU-lidstaten. Van de buurlanden hebben Montenegro en Macedonië het land wel erkend, maar Servië en Bosnië-Herzegovina (nog) niet. Dit blijft een bron van potentiële conflicten, gezien de Servische entiteit binnen Bosnië-Herzegovina. Spanningen zijn echter tot op heden uitgebleven. De succesvolle ontplooiing van de EVDB-missie EULEX, die op 6 april jl. voltooid was, is een positieve ontwikkeling. Van deze missie wordt verwacht dat justitie, politie en douane in Kosovo op een hoger plan gebracht worden.

Behalve de kwestie Kosovo is ook het toenaderingsproces van Servië tot de EU nog een belangrijk aandachtspunt. Ofschoon Servië potentieel in staat is om snelle voortgang te maken op de weg richting de EU, zal dit land eerst moeten aantonen volledig samen te werken met het Joegoslavië Tribunaal, alvorens het een volgende stap kan zetten.

Wederopbouw en humanitaire aspecten

Nederland voert een bilateraal ontwikkelingssamenwerkingsprogramma uit in Bosnië-Herzegovina dat jaarlijks circa € 15 miljoen bedraagt. In 2007 besloot de Minister van Ontwikkelingssamenwerking dit programma over een periode van vier jaar uit te faseren.1 Het meerjaren programma van de ambassade voor de periode 2008–2011 houdt rekening met deze uitfasering en is gericht op het bevorderen van goed bestuur en mensenrechten, economische ontwikkeling, vluchtelingenterugkeer en Srebrenica-gerelateerde activiteiten. Op het gebied van corruptie steunt Nederland financieel de organisatie Transparency International die toezicht houdt op de transparantie van het openbare bestuur en zich de afgelopen jaren kritisch heeft uitgelaten op de privatiseringen van staatsbedrijven in Republika Srpska. Tevens dringt Nederland bij de Europese Commissie aan om meer anticorruptie projecten te financieren onder IPA (Instrument voor Pre-accessie Assistentie).

Verschillende donoren, waaronder Nederland, bekijken momenteel hoe in het kader van goed bestuur kan worden samengewerkt in de aanloop naar de parlementsverkiezingen van 2010. Nederlandse financiering van projecten in dit kader zal beperkt zijn in verband met de uitfasering van de ontwikkelingsrelatie.

In overeenstemming met de toezegging van de minister van Buitenlandse Zaken tijdens het debat over het rapport van de enquêtecommissie Srebrenica op 18 juni 2003 wordt jaarlijks minimaal € 5 miljoen aan Srebrenica-gerelateerde projecten besteed. Dit zal na de uitfasering van de ontwikkelingsrelatie worden voortgezet.

Militaire aspecten

Militair vermogen

Sinds de reductie van EUFOR in 2007 van 6000 naar 2500 militairen en in 2008 verder naar circa 2100, is het operatiegebied in vijf regio’s verdeeld. In de vijf regio’s bestaat de militaire aanwezigheid van EUFOR overwegend uit Liaison and Observation Teams (LOT). Daarnaast heeft EUFOR nog een multinationaal manoeuvrebataljon dat is gelegerd in Sarajevo en twee Integrated Police Units (IPU).

De nadruk van de Nederlandse EUFOR-bijdrage van in totaal een organieke sterkte van 85 militairen ligt op de Liaison and Observation Teams (LOT). De teams bestaan elk uit acht militairen en opereren in specifiek toegewezen gebieden. Zij vergaren informatie over de veiligheidssituatie en over de sociale, politieke en economische ontwikkelingen in het inzetgebied. Bovendien opereren de teams als link tussen EUFOR en de internationale organisaties in Bosnië-Herzegovina. De LOT-teams opereren vanuit woongemeenschappen en zijn gehuisvest temidden van de lokale bevolking in zogenaamde LOT-huizen. Daarmee vormen zij voor de Bosnische bevolking het meest zichtbare deel van EUFOR. Nederland is verantwoordelijk voor het bemannen van de vier LOT huizen in Travnik, Mrkonjic Grad, Drvar en Livno. Nederland is in Regio 1 ook verantwoordelijk voor de bemanning van het Regional Coordination Centre (RCC1) in Banja Luka. In Regio 1 werkt Nederland nauw samen met Chili, Bulgarije, Roemenië en Zwitserland.

De Nederlandse bijdrage aan de Integrated Police Unit (IPU) van EUFOR bestaat thans uit een detachement van de Koninklijke Marechaussee. De European Gendarmerie Force geeft leiding aan het hoofdkwartier van de IPU. De Nederlandse functionarissen worden ingezet voor recherchetaken en het analyseren van inlichtingen. De twee Nederlandse IPU «Investigation Teams» opereren in het gehele operatiegebied van EUFOR. Bovendien zijn vier Nederlandse functionarissen geplaatst in de staf van de IPU. In de periode mei – november 2009 zal Nederland met een luitenant-kolonel van de KMar de plaatsvervangend commandant van de IPU leveren.

Tot slot levert Nederland 12 staffunctionarissen aan het hoofdkwartier van EUFOR en, twee functionarissen van de Koninklijke Marechaussee aan het «International Military Police Platoon». Allen zijn geplaatst in Sarajevo. De ondersteuning van de Nederlandse militairen in Bosnië-Herzegovina wordt verzorgd door een Nederlands «National Support Element» op Camp Butmir in Sarajevo.

Mandaat en rechtsbasis

Het mandaat en de rechtsbasis voor het optreden van EUFOR blijft van kracht. De VN-Veiligheidsraad resolutie 1575 onder Hoofdstuk VII van het VN-Handvest is de basis voor dit optreden. EUFOR blijft verantwoordelijk voor de handhaving van de militaire aspecten van annex 1A en Annex 2 van de Dayton akkoorden. Dit betekent dat EUFOR nog steeds toezicht moet houden op het staakt-het-vuren en de ontwapening van de voormalige Bosnische strijdkrachten en verantwoordelijk is voor een veilige omgeving waarin de internationale gemeenschap haar werk kan doen. De VN-veiligheidsraad heeft op 20 november 2008 met resolutie 1845 het mandaat van EUFOR met 12 maanden verlengd.

Geweldsinstructie

De door de EU opgestelde Rules of Engagement (ROE) voor EUFOR zijn gebaseerd op de machtiging van EUFOR onder Hoofdstuk VII van het VN-Handvest. Het door Nederland, op basis van de ROE opgestelde Nederlandstalige Aide-mémoire voor het kader, en een Instructiekaart Geweldgebruik voor alle militairen, blijven gehandhaafd.

Overige militaire aspecten

Het grootse deel van de troepenleverende landen zal evenals Nederland aan EUFOR blijven deelnemen. Vorige jaar hebben Zweden, Tsjechië en België hun bescheiden contingenten uit de missie teruggetrokken. Recentelijk hebben ook Frankrijk (96 militairen) en Finland (45 militairen) eenzijdig besloten de troepen voor de zomer 2009 terug te trekken. Vooralsnog heeft de Franse en Finse terugtrekking geen operationele gevolgen, vooral omdat enkele landen die reeds aan EUFOR deelnemen de bijdrage hebben verhoogd. Spanje en Ierland hebben aangekondigd eveneens terugtrekking te overwegen, maar een besluit van de PIC over de transitie van de OHR naar de EUSV af te wachten. De operatiecommandant van EUFOR en Hoge Vertegenwoordiger Solana waarschuwden kort geleden dat verdere eenzijdige terugtrekking van troepen de geloofwaardigheid van EUFOR zou kunnen aantasten. Nederland betreurt de voortijdige terugtrekking van troepen en vindt dat voorkomen moet worden dat de geloofwaardigheid van EUFOR wordt aangetast. De regering verwacht dat tijdens deze verlengingsperiode duidelijkheid ontstaat over de toekomst van EUFOR.

Op 4 december 2008 heeft de Italiaanse generaal-majoor Stefano Castagnotto het commando over EUFOR overgenomen van de Spaanse generaal-majoor Martín Villalaín. De regelingen over commandovoering en de samenwerking tussen de EU en NAVO in deze operatie zijn niet gewijzigd. De samenwerking tussen de NAVO en de EU in Bosnië-Herzegovina verloopt goed. Thans zijn voor de EUFOR-missie géén separate operationele en strategische EU-reserves voorzien. EUFOR kan, indien nodig, een beroep doen op de door de EU en de NAVO gedeelde «Over the horizon Reserve Forces» (ORF) en «Strategic Reserve Forces» (SRF) van de NAVO en op de tactische reserve van de NAVO-missie in Kosovo, KFOR, dat als een over-the-horizon reserve fungeert voor EUFOR.

Financiële gevolgen

De additionele uitgaven die gemoeid zijn met de verlenging met 12 maanden (van 1 juni 2009 tot en met 31 mei 2010) van de Nederlandse bijdrage aan de EUFOR in Bosnië-Herzegovina, met 85 personen, worden geraamd op € 7,0 miljoen (€ 3,4 miljoen in 2009 en € 3,6 miljoen in 2010). De additionele uitgaven van de aflopende missie in 2009 waren geraamd op € 3,5 miljoen. Als gevolg van de verlenging wordt de raming voor 2009 met € 3,4 miljoen verhoogd tot € 6,9 miljoen. In 2010 wordt € 3,6 miljoen aan de raming toegevoegd.

De additionele uitgaven komen ten laste van de structurele voorziening «uitvoeren crisisbeheersingsoperaties» van de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) op de defensiebegroting.

De minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen

De minister van Defensie,

E. van Middelkoop

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

A. G. Koenders


XNoot
1

Zie ook Kamerbrief inzake Uitfaseringsstrategieën Partnerlanden van 3 april 2009.

Naar boven