Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 november 2012
Met deze brief informeer ik u over de wijze waarop de inspraak van brandweervrijwilligers
is geregeld in de veiligheidsregio’s. Hiermee geef ik gevolg aan de toezegging die
ik heb gedaan op het terrein van de inspraak van de vrijwilligers bij de brandweer,
naar aanleiding van het plenair debat met betrekking tot de wijziging Wet Veiligheidsregio’s
t.b.v. de oprichting van het Instituut Fysieke Veiligheid en de volledige regionalisering
van de brandweer (Handelingen II 2011/12, nr. 51, item 6, blz. 27–55).
Inspraak van werknemers wordt geregeld volgens de wet op de ondernemingsraden (WOR).
Als er meerdere organisaties gaan fuseren of samenwerken in een nieuwe organisatie
(zoals het geval is binnen de te vormen regionale brandweren) dan is er sprake van
overgang in medezeggenschap. De afzonderlijke ondernemingsraden hebben formeel alleen
medezeggenschap over de besluiten van de eigen organisatie. In een dergelijk geval
richten de gezamenlijke ondernemingsraden een Bijzondere ondernemingsraad (BOR) op.
Als de nieuwe organisatie is ingericht zorgt de bijzondere ondernemingsraad voor verkiezingen
van een nieuwe OR en heft zichzelf op. Momenteel bevindt de mate van inrichting van
de nieuwe – regionale – organisatie in de 25 Veiligheidsregio’s zich in verschillende
stadia (zie bijlage) 1).
Het beeld is momenteel dat in zeven veiligheidsregio’s een Bijzondere Ondernemingsraad
(BOR) is ingesteld – het vertegenwoordigend lichaam van de werknemers waarin in dit
geval elk van de samenvoegende korpsen in de regio is vertegenwoordigd- en in elk
van deze BOR’s zijn ook zetels toegewezen aan vertegenwoordigers van de brandweervrijwilligers.
Daarnaast zijn er drie veiligheidsregio’s waarin men net begonnen is met het inrichten
van die BOR’s en ook daar zijn telkens zetels toegewezen aan de vrijwilligers. Voor
de andere vijftien veiligheidsregio’s geldt dat zij al een stap verder zijn: zij hebben
reeds een formele ondernemingsraad geïnstalleerd, waarin ook weer in alle gevallen
zetels zijn toegewezen aan brandweervrijwilligers.
Tot mijn tevredenheid concludeer ik hierbij dat in alle Veiligheidsregio’s de werkgevers
hun verantwoordelijkheid ten opzichte van de vrijwilligers uiterst serieus nemen.
Geheel conform de wetgeving op de medezeggenschap, is de inspraak van de brandweervrijwilligers
in de Veiligheidsregio’s op een goede manier vormgegeven.
Ik ga ervan uit u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten
1) Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer