29 515
Kabinetsplan aanpak administratieve lasten

29 246
Agentschap Dienst Regelingen LNV (DRL)

nr. 76
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 2 juni 2005

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 heeft op 14 april 2005 overleg gevoerd met minister Veerman van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over:

– de brief van de minister van LNV van 15 oktober 2004 over project Slim Fruit en plantaardige keuringsdiensten (29 800 XIV, nr. 9);

– de brief van de minister van LNV van 11 januari 2005 met rapport nulmeting administratieve lasten van het aanvragen van LNV-subsidies (29 515, nr. 48);

– de brief van de minister van LNV van 11 maart 2005 inzake maatregelenpakket reductie administratieve lasten, nadere uitwerking op LNV-terrein (29 515, nr. 58);

– de brief van de minister van Financiën en de staatssecretaris van EZ van 14 maart 2005 met het kabinetsplan aanpak administratieve lasten, v.w.b. onderdeel LNV (29 515, nr. 59);

– de brief van de minister van LNV van 22 maart 2005 over beleidskader toezicht op controle (29 515, nr. 63);

– de brief van de minister van LNV van 28 januari 2005 met stand van zaken Dienst Regelingen (29 246, nr. 4);

– de brief van de minister van LNV van 29 maart 2005 met kwartaalrapportage voortgang bij Dienst Regelingen (29 246, nr. 5).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Koopmans (CDA) onderstreept dat veel ondernemers nog steeds weinig merken van de terugdringing van de administratievelastendruk. Moet de vermindering van «naleefkosten» niet ook worden aangemerkt als een belangrijke doelstelling? Hetzelfde geldt volgens hem voor het omlaag brengen van de kosten van heffingen en retributies.

De heer Koopmans noemt vervolgens enkele voorstellen van zijn fractie. Om te beginnen is dat ontkoppeling van melkquotum en grond. Verder wijst hij op de grote ergernis bij ondernemers over de Arbowet en de Arbeidstijdenwet. Hij roept de minister op, daar scherp op te letten. Hij vraagt hoe het staat met de dierenwelzijnwetgeving. Hoe staat het met de koppeling van gegevens van de Dienst Regelingen met die van de Belastingdienst en dergelijke? De heer Koopmans vraagt aandacht voor de snelheid van vergunningverlening in het kader van de Flora- en Faunawet. De Voedsel- en Warenautoriteit (VWA) en de Rijksdienst voor de keuring van vee en vlees (RVV) moeten slimmer controleren, en veel meer aansluiten bij bestaande managementssystemen, en bij de gecertificeerde systematiek van allerlei bedrijfstakken. De heer Koopmans vraagt om transparantie als het gaat om de rekeningen van de VWA en de RVV. Over het beleidskader Toezicht op controle vraagt hij of de minister kan ingaan op de kosten van de controle op free riders. De sector is er rijp voor, mits het toezicht ordentelijk wordt georganiseerd.

De heer Koopmans vindt het belangrijk dat er een goede klachtenafhandeling komt. Wat is de stand van zaken bij het wegwerken van de achterstanden in de verwerking van MINAS-aangiften? In het kader van het nieuwe mestbeleid moet de btw-systematiek onder de aandacht worden gebracht. Deze vraag stelt hij mede namens de SGP-fractie.

De heer Waalkens (PvdA) ondersteunt de politieke keuze om te komen tot het installeren van bedrijfstoeslagen niet. In de komende periode zal worden overgegaan tot de implementatie van de gemaakte afspraken. Daarover zijn overigens inmiddels meer vragen gesteld dan antwoorden gegeven. Hij heeft begrepen dat de meitellingen niet meer digitaal kunnen worden aangeleverd. Klopt dat? Bij het beleidskader Toezicht op controle gaat het vooral om de nieuwe rolverdeling tussen overheid en bedrijfsleven. Hij juicht de komst van een dergelijk kader toe, maar zolang niet helder is wat het publieke deel is, kan het private deel niet verder. Waar het private deel zijn verantwoordelijkheid wil nemen, is het publieke deel niet klaar om dat in te vullen. Het voorzorgsprincipe leidt tot complete onduidelijkheid over de positie van de overheid en het bedrijfsleven. De heer Waalkens mist in het publieke deel de mogelijkheid om de free riders aan te pakken. In het publieke deel is aan «naming & shaming» nog geen handen en voeten gegeven. Over ondeugdelijke praktijken moet transparant worden gecommuniceerd.

De heer Waalkens meent dat een consequentie van het schrappen van regels vergroving van beleid is. Hij is er geen voorstander van om veel uitzonderingen te maken, om daarmee in een bureaucratie terecht te komen waarmee hij later weer om de oren wordt geslagen. Bij de beschrijving van de doelen die moeten worden bereikt, schrijft de minister dat het percentage van 25 afhankelijk is van afrondende besluitvorming rond het mestdossier, de mogelijkheden van ICT-investeringen, tegenslagen en nieuwe regelgeving. Daarmee heeft de minister voldoende ruimte gecreëerd om het gestelde doel niet te halen.

De heer Van den Brink (LPF) vindt dat administratieve lasten verdeeld kunnen worden in drie groepen: tijd, ergernis en kosten. De vraag is of het percentage van 25 voor de drie groepen geldt. Welk deel van de 25% is dor hout, en welk deel daarvan heeft de ondernemer ervaren als verlichting? Kan de minister een soort lasten- en regeldrukbarometer ontwikkelen? Hij vraagt zich af, waarom er à la telebankieren geen systeem kan worden ontwikkeld waarmee ondernemers kunnen zien, wat er aan de hand is. Dat voorkomt papieren rompslomp.

De heer Van den Brink denkt dat het goed is dat is begonnen met het beleidskader Toezicht op controle. Maar er moet niet worden gedaan alsof het niets meer kost als het bedrijfsleven zelf de controle uitvoert. Moet de overheid een compleet systeem achter de hand houden? Hoelang krijgt het bedrijfsleven de ruimte om te bewijzen dat het dit aankan? En als blijkt dat het bedrijfsleven het niet aankan, is het dan over? Hij denkt dat het antwoord op de eerste vraag ontkennend moet zijn. Als het project mislukt, is het bedrijfsleven verantwoordelijk voor de gemaakte kosten. De sancties die worden ingesteld, zullen doeltreffend moeten zijn. Niet alle «free riders» zijn volgens hem cowboys. Over het afhandelen van klachten vraagt hij of het niet handig zou zijn, een tussenpersoon in het leven te roepen, om zo rechtszaken te voorkomen. Ten slotte vraagt de heer Van den Brink aandacht voor de grondwateronttrekking in Schaarsbergen. Als men meer dan 40 000 m3 per bron onttrekt, moet er worden betaald. Maar als dat gebeurt uit twee bronnen, hoeft men niets te betalen.

De heer Oplaat (VVD) prijst zich gelukkig dat er bij dit debat veel mensen uit de sector aan tafel zitten die weten waarover zij praten. Ook hij hecht veel waarde aan vermindering van de administratievelastendruk. In de 50% die al is afgeschaft, zit inderdaad veel dor hout. Liever 5% echte lasten afschaffen, dan een hoger percentage aan dor hout! Kan een indicatie worden gegeven, welk deel van de 50% bestaat uit zaken die toch al niet meer werden gebruikt? Hij onderstreept dat de ondernemer de vermindering nog te weinig beleeft. Beleefde lasten zijn iets anders dan de werkelijke lasten. Ergernis is een subjectief begrip: er zullen altijd mensen zijn die zich aan de kleinste dingen ergeren, en anderen doen dat niet.

De heer Oplaat vindt dat boeren één keer hun gegevens moeten leveren, waarna bepaalde instanties, zoals gemeenten, provincies, waterschappen en het Rijk, daar onder strenge voorwaarden toegang tot hebben. Hoe staat het met de uitwerking van dit voornemen? Hij mist in het geheel een tijdstraject. Hij kan zich vinden in de voorgestelde systematiek van toezicht op controle. Feitelijk verandert er echter niet veel voor de boer: de regelgeving wordt meer door het bedrijfsleven opgelegd dan door de overheid. Daar moet iets aan worden gedaan.

De heer Oplaat is tevreden over de klantvriendelijkheid van de Dienst Regelingen. Hij houdt zich verre van gehakketak op die dienst. Wel worden boeren streng aangepakt voor de kleinste foutjes in hun aangifte. Regelgeving uit «Brussel» dient te worden omgezet in Nederlandse wetgeving, het mag nooit een Brussel-plusbeleid worden. «Brussel» zijn we zelf, dat moeten we niet vergeten!

Het antwoord van de minister

Minister Veerman is het eens met de laatste opmerking van de heer Oplaat dat er nooit sprake mag zijn van een Brussel-plusbeleid. Het algemene kader is dat er meer ruimte komt voor ondernemers, voor mensen die initiatieven nemen. Hij merkt op dat het noch in de genen van de volksvertegenwoordigers, noch in de genen van de regering zit om regelingen af te schaffen.

De minister onderstreept dat bij de vermindering van het aantal regelingen wel dor hout zit. Maar er zijn ook zaken die wel degelijk zijn afgeschaft; hij geeft daarvan enkele voorbeelden. Wel geldt de wet van de afnemende meeropbrengst: het wordt steeds moeilijker om een regel af te schaffen. Op het departement hangen bij de ingang twee meters: een administratievelastenmeter en een regelmeter. De minister benadrukt dat niet alle administratieve lasten en regels van zijn ministerie komen, waarbij hij verwijst naar de horecawetten. Wel neemt hij de aansporingen van de commissieleden om hiermee verder te gaan, zeer ter harte. Het idee van koppeling van bestanden omarmt hij; bij de eerstvolgende begrotingsbehandeling zal hij aangeven wat de stand van zaken is. Wat de gegevensverwerking betreft, moet worden bedacht dat veel gegevens per dag veranderen, zodat die per dag zouden moeten worden gemuteerd.

Het beleidskader Toezicht op controle geeft ruimte aan het bedrijfsleven om de controles zelf uit te voeren. De minister benadrukt dat het beschermingsniveau daarbij niet mag worden verlaagd. De overheid heeft in het kader van de kwaliteitsbewaking een eigenstandige taak. Hoe meer het bedrijfsleven zelf regelt, des te minder controle door het Rijk, dat zich daarmee kan concentreren op de relatief grootste risico's. Controleactiviteiten worden gericht op het risico dat men verwacht te lopen, en dat is weer gebaseerd op gedrag, ervaring en feitelijke inschattingen van de mensen ter plekke. Het beleidskader Toezicht op controle zal over drie jaar worden geëvalueerd. Als er tussentijds iets misgaat, is het gebeurd: dan vindt er weer 100%-overheidstoezicht plaats, als ware er geen zelfcontrole. De fusie tussen de Keuringsdienst van Waren en de RVV ligt op schema. Het is de minister niet bekend dat zijn ministerie de initiatieven vanuit het bedrijfsleven niet zou kunnen bijhouden. Ruim de helft van de doelstelling van vermindering van het personeelsbestand is inmiddels gehaald op het kerndepartement en bij de VWA. Er is geen enkele reden om aan te nemen dat de doelstelling binnen de beoogde termijn niet wordt gehaald. Het gaat om 1200 mensen op het kerndepartement en om honderden bij de VWA. Het ministerie van SZW is bezig, de administratievelastendruk van de Arbowet en de Arbeidstijdenwet te verlagen. In de Miljoenennota zal worden aangegeven, hoe de nog aanwezige knelpunten kunnen worden opgelost.

De minister onderstreept dat de tarieven van de RVV in de afgelopen twee jaar met 1,4% en 1% zijn gestegen, en sommige tarieven zijn zelfs omlaag gegaan. Er wordt gewerkt aan een nieuw tariefsysteem. Als het nieuwe systeem van Toezicht op controle zijn beslag krijgt, is het geen enkel probleem om de omvang van de diensten aan te passen aan de noodzakelijke werkzaamheden. Door de generieke ontheffingen in de AMvB is al winst geboekt bij de verkorting van de procedures in de Flora- en Faunawet. De wettelijke termijn is acht weken, maar het streven is erop gericht om het sneller te doen. Er komen echter veel aanvragen binnen, die zorgvuldig moeten worden bekeken. De minister zegt toe dat zal worden bekeken of de generieke ontheffingen kunnen worden uitgebreid, maar hij kan geen ijzer met handen breken. In antwoord op de vraag van de heer Koopmans over de btw-systematiek merkt hij op dat dit probleem al is onderkend. De commissie-Welschen is ingesteld om alternatieven voor de borging van de mestdistributie te realiseren. Deze commissie komt binnenkort met een advies, waarin ook de btw-problematiek zal worden meegenomen. De hoogste prioriteit op dit moment is uitvoering van het nieuwe GLB en het mestbeleid, en de bijbehorende taakstelling voor terugdringing van de administratievelastendruk. Er wordt permanent gewerkt aan het gebruik van expertise van andere overheden, dus ook van de belastingdienst. Koppeling met de bestanden van de Belastingdienst moet sporen met het specifieke karakter van de landbouwregelingen. Dat ligt minder voor de hand, maar waar het kan, zal het gebeuren. De koppeling met de centrale incassodienst van Justitie biedt kansen. Van de ruim 22 000 varkensbedrijven hebben 1586 mestnummers nog geen eindbalans gekregen. Op 15 april wordt aan 1000 mestnummers een eindbalans verstuurd. De 586 overblijvende mestnummers moeten nog worden behandeld. Daar zitten zo'n 200 fraudezaken en beroepsprocedures tussen. Er zal worden geprobeerd, in april het restant te versturen. De ontkoppeling van melkquota en grond ligt voor in «Brussel».

De minister onderstreept dat invoering van het nieuwe GLB een enorme operatie is, die zo servicegericht mogelijk moet worden uitgevoerd. De vooraankondiging van de toeslagrechten is toegelicht tijdens 43 bijeenkomsten. Daarbij zijn veel vragen beantwoord; de vragen die zijn blijven liggen, worden zo snel mogelijk via internet beantwoord. Er wordt hard aan gewerkt om de capaciteit van het net LNV-breed te vergroten. De minister neemt de klachten van de heer Waalkens serieus, en zal daar naar laten kijken. Wat «naming & shaming» betreft, wijst hij op de bestaande privacy- en aansprakelijkheidswetgeving. Voor de zomer zal de Kamer hierover een voortgangsnotitie ontvangen. De omvang van de meitelling is verdubbeld waar het de geografische data betreft. Er is gekozen voor een tweestappenbenadering: de formulieren worden waar mogelijk voorbedrukt, en er is via internet een goede raadpleegmodule voor percelen gekomen. Vanaf 1 januari 2006 wordt alles via internet geregeld. Verlenging van de termijnen ziet de minister niet als oplossing van het probleem.

De minister benadrukt dat de EU-eisen met betrekking tot de rechtmatigheid van de verschafte gelden en de Nederlandse belastingwetgeving voorschrijven dat formulieren gedurende een bepaalde tijd worden bewaard. Met de staatssecretaris van Financiën is herhaaldelijk overleg gevoerd over de situatie in Schaarsbergen en Emmen, waarbij ernstig is gezocht naar mogelijkheden om dit onder een hardheidsclausule te vangen. Tot op heden is dat niet gelukt. Bij de PD wil de minister eersteklas kwaliteit, tegen zo laag mogelijke kosten. Importkeuringen worden gebaseerd op risicoanalyses, waar mogelijk voert het bedrijfsleven zelf de EU-kwaliteitscontroles uit, en die controlefuncties worden geconcentreerd bij het privaatrechtelijk georganiseerde Kwaliteits-Controle-Bureau voor Groente en Fruit (KCB). Het eindrapport over «Slim Fruit»vormde voor het bedrijfsleven aanleiding om de intentie uit te spreken van een veel bredere overdracht van taken van de PD (ook op het gebied van bloemen en uitgangsmaterialen) aan de bestaande keuringsinstellingen. Dit wordt nader uitgewerkt in het project «Plantkeur».

Nadere gedachtewisseling

De heer Koopmans (CDA) gaat voor 30% vermindering administratievelastendruk, in plaats van de 25% waar de minister het over heeft.

De heer Waalkens (PvdA) zegt dat het door de minister genoemde percentage afhankelijk is van afrondende besluitvorming op een aantal dossiers. Er moet voor worden opgepast dat de overheid te weinig expertise overhoudt. Hij vraagt om een overzicht van de snelheid waarmee toezichtsarrangementen worden afgesloten.

De heer Van den Brink (LPF) vindt dat de controle op varkenspest kan worden afgeschaft. Er moet een lasten- en regeldrukbarometer komen, niet in het ministerie, maar in de openbaarheid.

De heer Oplaat (VVD) sluit zich aan bij de voorgaande sprekers.

Minister Veerman gaat zich sterk maken voor de ontbrekende 5%. Wel hangt dit samen met de ontwikkelingen in het mestdossier. De staatssecretaris van EZ en de minister van Financiën hebben op 29 maart een brief naar de Kamer gestuurd over de «nalevingskosten» en de motie-Aptroot. Een integrale nulmeting is geen haalbare kaart, evenmin als een kwantitatieve reductiedoelstelling. De commissie-Stevens is gevraagd, voor de zomer van 2005 te komen met een top-10 van regelgeving met hoge nalevingskosten. De Regeling bedrijfscontrole dierziekten (RBD) ziet toe op de controle op de klassieke varkenspest. Vorig jaar is de controle op blaasjesziekte uit het pakket gehaald. De ziekte van Aujeszky wordt gecontroleerd via een autonome verordening van het PVV. Er wordt bekeken of en zo ja hoe de RBD moet worden gehandhaafd, gelet op de rol van de overheid bij de preventie van dierziektes en de verantwoordelijkheidsverdeling tussen overheid en bedrijfsleven. Momenteel wordt bekeken of het mogelijk is om de klassieke varkenspestcontrole in het PVV-medebewind te laten meelopen. Het Productschap werkt aan een gemeenschappelijk standpunt ten aanzien van het in medebewind uitvoeren van het dierwelzijnsbeleid, en het ministerie wacht het resultaat daarvan af. De zorg van de heer Waalkens over behoud van expertise is volgens de minister terecht. In de brief die hij heeft toegezegd, zal ook aandacht worden besteed aan de toezichtsarrangementen. De minister zal nagaan of na afloop van het mestdebat precies kan worden aangegeven, hoe het staat met de merkbare vermindering van de administratieve lasten en regels, los van het dorre hout.

De voorzitter concludeert dat de minister tijdens het algemeen overleg de volgende toezeggingen heeft gedaan:

– na het mestdebat zal een voortgangsnotitie over vermindering van administratieve lasten naar de Kamer worden gezonden;

– «Toezicht op controle» zal over drie jaar worden geëvalueerd;

– vóór de zomer komt er een voortgangsnotitie over «naming & shaming» naar de Kamer, met indien mogelijk aandacht voor de inzet van het kabinet, met name als het gaat om de arrangementen.

De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Schreijer-Pierik

Adjunct-griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Van Leiden


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Vos (GroenLinks), Cornielje (VVD), Buijs (CDA), Van Beek (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), voorzitter, Atsma (CDA), Oplaat (VVD), Geluk (VVD), Mosterd (CDA), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Verbeet (PvdA), Van den Brink (LPF), Vergeer (SP), Herben (LPF), Tichelaar (PvdA), Ormel (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Koomen (CDA), Boelhouwer (PvdA), Douma (PvdA), Dubbelboer (PvdA), Kruijsen (PvdA).

Plv. leden: Slob (ChristenUnie), Vendrik (GroenLinks), Örgü (VVD), Spies (CDA), Dezentjé Hamming (VVD), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Hofstra (VVD), Veenendaal (VVD), Samsom (PvdA), De Krom (VVD), Duivesteijn (PvdA), Eerdmans (LPF), Van As (LPF) Van Heteren (PvdA), Van Lith (CDA), Van Gent (GroenLinks), Van Bochove (CDA), Van der Laan (D66), Gerkens (SP), Jager (CDA), Timmer (PvdA), Depla (PvdA), Fierens (PvdA), Verdaas (PvdA).

Naar boven