Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 juli 2016
Zoals aangekondigd tijdens de begrotingsbehandeling, stuur ik u hierbij, mede namens
de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), Volksgezondheid,
Welzijn en Sport (VWS), Infrastructuur en Milieu (IenM), Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
(OCW) en de Staatssecretarissen van OCW en Veiligheid en Justitie (VenJ) de nieuwe
Digitale Agenda1.
Digitalisering2 wordt meer en meer gezien als de vierde industriële revolutie. Deze mondiale ontwikkeling
voltrekt zich in een steeds hoger tempo en dringt al maar verder door in de haarvaten
van de samenleving. Digitalisering heeft ook een fundamentele impact op de economie:
het verandert bijvoorbeeld wat de economie produceert (nieuwe, gepersonaliseerde producten
en diensten), de wijze van productie (smart industry, nieuwe verdienmodellen) en de
organisatie (opkomst van digitale platforms, consument wordt producent) ervan. In
de wetenschap gaat digitalisering hand in hand met de beweging naar Open Science:
open toegang tot wetenschappelijke publicaties en onderzoeksgegevens. Digitalisering
is daarmee een bron van innovatie, bedrijvigheid en economische groei. Bovendien biedt
het nieuwe mogelijkheden voor de aanpak van maatschappelijke uitdagingen.
De vraag is hoe Nederland optimaal kan profiteren van de kansen (nieuwe toepassingen,
verdienmodellen en banen) die deze mondiale transitie biedt. Dit hangt af van de mate
waarin en de snelheid waarmee we in staat zijn nieuwe technologie op veilige en kwalitatieve
wijze in te zetten en (door) te ontwikkelen. Niets doen is geen optie, de concurrentie
in het buitenland zit namelijk niet stil. Dit geldt bij uitstek voor Nederland, als
klein land met een op export gerichte economie en relatief grote dienstensector. Ook
de WRR benadrukt in haar advies Naar een lerende economie het belang van een wendbare
economie en arbeidsmarkt.3 Zij geeft aan dat Nederland in staat zal moeten zijn om snel en adequaat in te spelen
op nieuwe omstandigheden (zoals technologische ontwikkelingen) om zijn welvaart en
welzijn veilig te stellen.
Deze opgave zullen we (ondernemers, werknemers, kennis- en wetenschapsinstellingen
en overheden) gezamenlijk moeten adresseren. Alleen zo kunnen we kansen van de digitale
transitie grijpen en de uitdagingen, waar voor we ons gesteld zien, aangaan. De overheid
richt zich hierbij niet alleen op het versterken van de randvoorwaarden zoals onderwijs,
infrastructuur, cybersecurity en toekomstbestendige wet- en regelgeving. Zij is zelf
ook actor in deze transitie. Bijvoorbeeld als gebruiker van innovatieve ICT producten
en diensten, en belangrijker nog als initiatiefnemer en aanjager van publiek-private
samenwerking. Zo kan zij, als participerende overheid, een belangrijke bijdrage leveren
aan de transitie van maatschappelijk en economisch belangrijke sectoren als de zorg,
energie en de maakindustrie.
Leeswijzer
Bijgevoegd treft u de nieuwe Digitale Agenda. In hoofdstuk 1 ga ik nader in op het
belang van digitalisering. Vervolgens ga ik in hoofdstuk 2 en verder in op de acties
die het kabinet voor de korte termijn (2016 en 2017) onderneemt om digitalisering
te stimuleren en randvoorwaarden te versterken. Deze acties richten zich onder andere
op de thema’s onderwijs, innovatie, infrastructuur, digitale veiligheid en ruimte
voor ondernemerschap.4
Bijgevoegd treft u ook een terugblik op de vorige Digitale Agenda (bijlage 1)5; een terugblik op de 9 ICT-Doorbraakprojecten (bijlage 2)6; het rapport Economische Kansen Nederlandse Cybersecurity-sector (bijlage 3)7 en de notitie Energiemanagementsystemen in de Utiliteitsbouw (bijlage 4)8 die in opdracht van mij door respectievelijk het onderzoeksbureau SEO en ECN zijn
opgesteld.
De Minister van Economische Zaken,
H.G.J. Kamp