Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | 29497 nr. 3 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | 29497 nr. 3 |
In het Hoofdlijnenakkoord van 16 mei 2003 is de volgende passage opgenomen over de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ): «Om de arbeidsparticipatie structureel te bevorderen zal de werking van de socialezekerheidsregelingen moeten worden verbeterd. Dat geldt voor de werkloosheidsregelingen (...), voor hervorming van de WAO en voor de WAZ, welke laatste wordt afgeschaft.» In de bijlage «Financieel kader 2004 – 2007» is vermeld: «De WAZ wordt afgeschaft, rekeninghoudend met bestaande gevallen.»
Op grond van genoemde passages is in voorliggend voorstel van wet de afschaffing van de WAZ als volgt vormgegeven. De afschaffing van de WAZ wordt geregeld door de WAZ zodanig te wijzigen dat vanaf 1 juli 2005 nieuwe instroom niet meer mogelijk is. Dit houdt in dat degenen die vóór 1 juli 2004 arbeidsongeschikt worden in de zin van de WAZ, na afloop van het wachtjaar nog in aanmerking kunnen komen voor een WAZ-uitkering. Degenen die vanaf 1 juli 2004 arbeidsongeschikt worden, komen niet meer in de WAZ. Zij zijn aangewezen op de private verzekeringsmarkt voor een inkomensdervingsverzekering bij arbeidsongeschiktheid.
Degenen met een WAZ-uitkering (in principe uiterlijk op 30 juni 2005 ingegaan, degenen met een samengestelde WAZ-wachttijd uitgezonderd), blijven in de WAZ. De mogelijkheid om hun arbeidsongeschiktheidsuitkering te herzien, blijft onverminderd aanwezig.
De WAZ is per 1 januari 1998 tot stand gekomen als onderdeel van het zogenaamde «Pemba-complex». Naast de WAZ maken daarvan onderdeel uit de Wet premiedifferentiatie en marktwerking bij arbeidsongeschiktheidsverzekeringen en de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten. Als uitgangspunt bij dit complex van wetten gold een activerend stelsel door minder publieke verzekering en meer ruimte voor eigen verantwoordelijkheid en initiatief. Een publieke verzekering werd noodzakelijk geacht daar waar risico's kunnen optreden die zo groot zijn dat zij op individueel niveau niet gedragen kunnen worden. Financiële lasten dienen zoveel mogelijk daar te worden gelegd waar het ontstaan en het voortbestaan van de arbeidsongeschiktheid kan worden beïnvloed.
In het kader van het Pemba-complex, waarmee de tot dat moment geldende Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) is ingetrokken, is – gegeven bovenstaand uitgangspunt – bezien of en hoe een betaalbare en draagbare verzekering voor zelfstandigen en overige personen die voorheen AAW-verzekerd waren, zou kunnen ontstaan. Voor zelfstandigen heeft dit geleid tot de WAZ, die een voor alle zelfstandigen, beroepsbeoefenaren en meewerkende echtgenoten verplichte publieke verzekering inhoudt. De WAZ voorziet, evenals de voormalige AAW, in een uitkering op minimumniveau bij langdurige arbeidsongeschiktheid. Voor een verplichte publieke verzekering is gekozen omdat als uitgangspunt voor het Pembacomplex gold dat iedereen die voorheen verzekerd was tegen arbeidsongeschiktheid ook verzekerd moest blijven uit hoofde van een publieke verzekering. Vanwege de aard van het arbeidsongeschiktheidsrisico, achtte de toenmalige regering het ongewenst het volledig aan zelfstandigen zelf over te laten om zich te verzekeren. Het risico dat – bij afwezigheid van een verplichte regeling – de doelgroep zichzelf niet zou gaan verzekeren omdat zij hun risico om arbeidsongeschikt te worden te laag zouden inschatten, werd onwenselijk geacht.
3. (Afschaffing) WAZ nader bezien
Aan de afschaffing van de WAZ ligt een nadere beschouwing van de noodzaak en wenselijkheid van deze verplichte publieke verzekering ten grondslag. Daarbij zijn de ontwikkelingen sinds de inwerkingtreding van de WAZ bezien en zijn de effecten van afschaffing geïnventariseerd.
In een aantal Europese landen worden verzekeringen tegen arbeidsongeschiktheid voor zelfstandigen niet tot de verantwoordelijkheid van de overheid gerekend. Dit hangt ermee samen dat het arbeidsongeschiktheidsrisico voor zelfstandigen op zich goed privaat verzekerbaar is. Zelfstandigen kiezen zelf uitdrukkelijk voor het zelfstandige ondernemerschap, met de daarbij behorende kansen en risico's. Een publieke inkomensdervingsverzekering wegens arbeidsongeschiktheid ligt dan niet voor de hand. Daar waar tijdens de invoering van het Pemba-complex in 1998 nog voorrang is gegeven aan het publiek regelen van de polisvoorwaarden voor de arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen, overheerst thans de gedachte dat overheidsbemoeienis alleen dan gewenst is, als een bepaalde activiteit privaat niet goed verricht kan worden. Wanneer de private verzekeringsmarkt op zich in staat is om die diensten en producten te leveren waaraan zelfstandigen behoefte hebben, dient daar het primaat te liggen. Tegen die achtergrond ligt het thans voor de hand de WAZ af te schaffen. Met de afschaffing van de WAZ laat de overheid het arbeidsongeschiktheidsrisico van zelfstandigen over aan de private markt.
Bij de inventarisatie van de effecten van afschaffing van de WAZ is een groot aantal organisaties betrokken. De onderzoeksrapportage is integraal als bijlage bij deze Memorie van Toelichting gevoegd. In het rapport komen aan de orde de aspecten en mogelijkheden van private verzekering, de financiële effecten van private verzekering, de financiering van de op het moment van afschaffing lopende WAZ-uitkeringen, de gevolgen voor de Algemene bijstandswet (Abw), het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikten gewezen zelfstandigen (IOAZ), de gevolgen voor de zwangerschaps- en bevallingsuitkeringen, alsmede de gevolgen voor alfahulpen.
Onder zelfstandigen blijkt uit de gepleegde inventarisatie geen behoefte aan de WAZ in de huidige vorm. De inkomenssolidariteit wordt als te groot ervaren en de premie als te hoog. Bij afschaffing van de WAZ is in de vorm van private arbeidsongeschiktheidsverzekeringen een adequaat alternatief voor publieke verzekering voorhanden. Afschaffing biedt meer keuzevrijheid, inclusief de mogelijkheid om geen verzekering af te sluiten. Ten slotte blijkt uit het onderzoeksrapport dat bij afschaffing van de WAZ aandacht dient uit te gaan naar onverzekerbare risico's.
Voor een uitvoerige beschrijving wordt verwezen naar de bijlage.
De regering heeft onderzocht op welk moment de afschaffing van de WAZ doorgevoerd zou kunnen worden. Op het moment dat de WAZ wordt afgeschaft, zullen de verzekeraars zover moeten zijn dat zij een adequaat aanbod kunnen doen van private verzekeringsproducten. Omdat verzekeraars bekend zijn met op de WAZ aanvullende verzekeringen, zullen de noodzakelijke aanpassingen in de private arbeidsongeschiktheidsverzekeringen voor zelfstandigen onder invloed van de afschaffing van de WAZ, eenvoudig en dus snel doorgevoerd kunnen worden. Het Verbond van Verzekeraars heeft dit desgevraagd bevestigd. De potentieel verzekerde zelfstandigen zullen vervolgens de tijd moeten hebben om te kunnen bepalen of zij in de nieuwe situatie een particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekering willen afsluiten en zullen zich desgewenst moeten kunnen oriënteren op de particuliere verzekeringsmarkt (welke verzekeraar, welke dekking / premie).
De regering wil de afschaffing van de WAZ voortvarend oppakken. De afschaffing dient op de kortst mogelijke termijn waarin voor zelfstandigen een adequate overstap op de nieuwe situatie kan plaatsvinden, te worden gerealiseerd. Naar de mening van de regering is dit mogelijk door de WAZ per 1 juli 2004 af te schaffen, inhoudend dat vanaf 1 juli 2005 geen nieuwe instroom meer mogelijk is. Zonder aanvullende maatregelen heeft de optie van afschaffing halverwege het jaar als evident nadeel de daaruit voortvloeiende extra administratieve lasten, vooral voor de zelfstandigen zelf. De WAZ-premie zou dan over de winst van een half jaar in plaats van een heel jaar bepaald moeten worden, wat leidt tot het moeten splitsen van het boekjaar. Het zojuist genoemde praktische bezwaar voor zelfstandigen is door de regering weggenomen door – vooruitlopend op de afschaffing – de WAZ-premie vanaf 2004 op 0% te bepalen. Tegenover nieuwe WAZ-uitkeringen die ingaan in het eerste halfjaar van 2004, staan in dat geval geen premie-inkomsten. Deze uitkeringen worden gefinancierd uit de reserves van het Arbeidsongeschiktheidsfonds zelfstandigen (Afz). Overigens staan ook tegenover de (uiterlijk vóór 1 juli 2005 ingegane) WAZ-uitkeringen na de afschaffing van de WAZ geen premie-inkomsten meer. Op de financiering van deze zogenaamde staartlasten wordt verderop in deze toelichting ingegaan.
Over de haalbaarheid van afschaffing van de WAZ per 1 juli 2004 heeft afstemming plaatsgevonden met de Belastingdienst (inning van de WAZ-premies), het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV, uitkeringsverstrekking) en het Verbond van Verzekeraars. Deze instanties hebben de haalbaarheid van de afschaffing per 1 juli 2004 bevestigd. Afschaffing van de WAZ per 1 juli 2004 met 0% WAZ-premie per 1 januari 2004 betekent concreet dat de Belastingdienst geen voorlopige aanslagen WAZ over het jaar 2004 zal opleggen. Wel zal iedere WAZ-verzekerde na afloop van het jaar 2004 een definitieve aanslag WAZ 2004 ontvangen waarin het premie-inkomen over een half jaar wordt vastgesteld tegen een premie van 0%; ofwel alle WAZ-verzekerden ontvangen over het jaar 2004 een definitieve aanslag met een bedrag van nul. Deze aanslagen worden op grond van artikel 75 WAZ opgelegd en hebben tevens tot doel de belastingplichtigen bekend te maken met het feit dat ze het eerste halfjaar van 2004 WAZ-verzekerde zijn.
5. Financiering en omvang staartlasten, mede in relatie tot het overgangsrecht voor op 1-7-2005 bestaande WAZ-uitkeringen
Door de afschaffing van de WAZ voor nieuwe instroom vanaf 1 juli 2005, zullen de lasten geleidelijk afnemen vanaf 2005.
In onderstaand overzicht is een beeld gegeven van de feitelijke uitgaven en inkomstenontwikkeling van het Afz en de vermogenspositie, uitgaande van bovenstaande.
Tabel 1. De uitgaven inkomstenontwikkeling WAZ bij afschaffing WAZ per 1 juli 2004 en premieheffing over 2004 van 0%, in miljoenen euro's.
2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | |
---|---|---|---|---|---|
Uitgaven WAZ-fonds Afz | 639 | 612 | 542 | 476 | 387 |
Financieren Uit: | |||||
- Interen vermogen Afz | 626 | 443 | 0 | 0 | 0 |
- Rentebaten | 13 | 2 | 0 | 0 | 0 |
- Andere bron | 0 | 167 | 542 | 476 | 387 |
Vermogen WAZ | 443 | 0 | 0 | 0 | 0 |
De financiering van de staartlasten zal plaatsvinden uit het Arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof), conform de bij de opstelling van het Hoofdlijnenakkoord gemaakte afspraken. De aanwezige reserves in het Afz van circa € 1,1 mrd. ultimo 2003, zullen daartoe worden gestort in het Aof.
De omvang van de staartlasten zijn in principe mede afhankelijk van het overgangsrecht voor op 1 juli 2005 bestaande WAZ-uitkeringsgerechtigden. Voor zelfstandigen is in het nieuwe stelsel van arbeidsongeschiktheidsregelingen dat in gaat per 1 januari 2006 niet voorzien in een publieke verzekering, waardoor van overgang van bestaande WAZ-gerechtigden naar een nieuwe publieke regeling geen sprake is. De WAZ wordt gehandhaafd voor de op 1 juli 2005 lopende WAZ-uitkeringen. Om te voorkomen dat de WAZ en het daarbij behorende uitvoeringssysteem nog tot na 2050 in stand moet blijven en moet worden onderhouden voor een steeds kleiner worden bestand, wordt de WAZ op termijn ingetrokken. Dat voorkomt ook dat bij wijzigingen in de sociale zekerheid telkens de WAZ in ogenschouw moet worden genomen. Gedacht wordt de intrekkingswet over een tiental jaren, als alle huidige 55-plussers onder de WAZ-uitkeringsgerechtigden (ruim 60% van het huidige bestand) zijn uitgestroomd, in te dienen. De op dat moment lopende uitkeringen kunnen dan in één keer worden afgefinancierd. De op dat moment resterende staartlasten bedragen circa € 700 mln. Totdat de WAZ is ingetrokken, zal bezien worden de uitvoering van de WAZ zoveel mogelijk gelijk te laten oplopen met die van de dan geldende arbeidsongeschiktheidsregelingen voor werknemers en jonggehandicapten.
Zelfstandigen met een voorziening of verstrekking op grond van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten (Wet REA) op het moment van afschaffing van de WAZ, behouden deze voor de duur waarvoor deze oorspronkelijk is verstrekt. Uiteraard dient betrokkene gedurende die periode wel aan de toekenningsvoorwaarden ervoor te voldoen.
Ten aanzien van uitkeringen tijdens verlof wegens zwangerschap, bevalling, adoptie en pleegzorg geldt dat indien vóór 1 juli 2004 sprake is van zwangerschap, adoptie of pleegzorg, betrokkene nog in aanmerking kan komen voor een uitkering tijdens het verlof in verband daarmee. In die situaties is het dus mogelijk dat de uitkering pas na 1 juli 2004 wordt verstrekt.
6. Specifieke verzekerdencategorieën en verschillende met WAZ-premies gefinancierde uitkeringen
Onder zelfstandigen worden ook verstaan de vrije beroepsbeoefenaren en de meewerkende echtgenoten. Onder vrije beroepsbeoefenaren worden in het kader van de WAZ verstaan degenen die niet verzekerd zijn in het kader van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en inkomen uit tegenwoordige arbeid genieten. Hieronder vallen directeuren-grootaandeelhouders, thuiswerkers, deelvissers en handelsagenten indien zij niet voldoen aan de criteria voor de verzekering ingevolge de WAO. Meewerkende echtgenoten zijn in het kader van de WAZ degenen die geen dienstbetrekking hebben in de zin van de WAO en als zelfstandige, noch als beroepsbeoefenaar meewerken in de onderneming van hun echtgenoot.
Van de zojuist beschreven categorie (zelfstandigen incl. vrije beroepsbeoefenaren en meewerkende echtgenoten) zijn te onderscheiden de WAZ-verzekerde personen met een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht.
Zonder aanvullende maatregelen heeft afschaffing van de WAZ niet alleen consequenties voor de arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen, maar ook voor (de financiering van) de arbeidsongeschiktheidsuitkering aan overige WAZ-verzekerden, de uitkering tijdens zwangerschaps- en bevallingsverlof aan WAZ-verzekerden, alsmede tijdens verlof wegens adoptie en pleegzorg aan WAZ-verzekerden. De regering wil achtereenvolgens op deze verschillende posities ingaan.
a) Arbeidsongeschiktheidsverzekering van alfahulpen en overige personen met een arbeidsovereenkomst die thans WAZ-verzekerd zijn
Degenen die op minder dan drie dagen per week diensten in de huishouding verrichten, zijn nu uitgezonderd van de verplichte WAO-verzekering. Deze personen zijn niet WAO-, maar WAZ-verzekerd. Bij afschaffing van de WAZ zijn deze personen, onder wie de alfahulpen (huishoudelijke hulpen in de thuiszorg), niet meer wettelijk verzekerd. Voor verzekering zijn zij dan aangewezen op de private verzekeringsmarkt.
Vanuit internationaal-rechtelijke verplichtingen moet een publieke regeling bij inkomensderving wegens arbeidsongeschiktheid blijven bestaan voor degenen die in het internationale recht als werknemers worden beschouwd. Dat geldt bijvoorbeeld voor alfahulpen, maar ook voor huishoudelijke hulpen, privé-chauffeurs en privé-verplegers. De Wet werk en bijstand (WWB) volstaat als publieke regeling; er hoeft dus geen nieuwe regeling voor deze groep getroffen te worden bij afschaffing van de WAZ.
b) Zwangerschaps- en bevallingsuitkeringen voor zelfstandigen (incl. vrije beroepsbeoefenaren en meewerkende echtgenoten)
Deze uitkeringen zijn geregeld in de Wet arbeid en zorg (ook voor vrije beroepsbeoefenaren). Door de afschaffing van de WAZ(-premies) vervalt in ieder geval de financiering van deze uitkeringen. De regering heeft zich de vraag gesteld of deze uitkeringen publiek gegarandeerd moeten blijven. Daartoe bestaat op grond van internationale verdragen geen verplichting.
Privatisering van deze verzekering is in lijn met de privatisering van de inkomensdervingsverzekering bij arbeidsongeschiktheid voor zelfstandigen. Zo worden deze lasten, evenals de arbeidsongeschiktheidslasten, gedragen door zelfstandigen zelf. Zelfstandigen kunnen dit risico zelf beoordelen en daar desgewenst zelf een voorziening voor treffen (reservering). Bovendien zijn er momenteel verzekeraars die het risico van zwangerschap en bevalling – aanvullend op de uitkering op grond van de Wet arbeid en zorg – onder voorwaarden meeverzekeren in de private arbeidsongeschiktheidsverzekeringen. Zwangerschap ontstaan in de eerste twee jaren na afsluiten van de verzekering wordt daarbij doorgaans uitgesloten van de dekking.
Op grond van bovenstaande ziet de regering geen reden om een publieke regeling voor zwangerschaps- en bevallingsuitkeringen voor zelfstandigen te handhaven. Dat betekent dat vanaf de datum waarop de WAZ-verzekering wordt beëindigd (1 juli 2004) geen nieuwe zwangerschaps- en bevallingsuitkeringen meer worden verstrekt. Door het WAZ-wachtjaar geldt de beëindiging van de instroom voor nieuwe arbeidsongeschiktheidsuitkeringen op grond van de WAZ vanaf één jaar na de beëindiging van de WAZ-verzekering (dus vanaf 1 juli 2005).
c) Zwangerschaps- en bevallingsuitkeringen voor alfahulpen en overige personen met een arbeidsovereenkomst die thans WAZ-verzekerd zijn
Voor de in de aanhef genoemd groepen, vrouwelijke alfahulpen en vrouwen met een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht die geen werknemer zijn in de zin van de werknemersverzekeringen en die nu een beroep kunnen doen op de zwangerschaps- en bevallingsuitkering in de Wet arbeid en zorg (o.a. alfahulpen en huishoudelijke hulpen), gelden Europeesrechtelijke verplichtingen inzake de inkomensbescherming tijdens verlof door zwangerschap en bevalling. Dat leidt er voor de regering toe een publieke regeling voor deze uitkeringen te handhaven. Voorgesteld wordt de huidige regeling voor deze groep met uitzondering van directeuren-grootaandeelhouders, te handhaven. Met betrekking tot directeuren-grootaandeelhouders geldt dat zij niet onder de werking van de werknemersverzekeringen zijn gebracht, dat zij in het algemeen geen dienstbetrekking hebben, zodat het standpunt verdedigd kan worden hen gelijk te behandelen als zelfstandigen.
Door de afschaffing van de WAZ-premie, moet de financiering van deze uitkeringen worden aangepast. Voorgesteld wordt deze financiering te plegen uit algemene middelen in de vorm van een rijksbijdrage in het Aof, waarbij bedoelde uitkeringen ten laste komen van het Aof.
d) Uitkering tijdens verlof wegens adoptie / pleegzorg voor zelfstandigen, alfahulpen en overige personen met een arbeidsovereenkomst die thans WAZ-verzekerd zijn
Op dit moment hebben zelfstandigen, alfahulpen en overige personen met een arbeidsovereenkomst die thans WAZ-verzekerd zijn, in de periode dat verlof wordt genoten in verband met adoptie of pleegzorg, recht op uitkering gedurende ten hoogste vier weken. Deze aanspraak is, evenals met betrekking tot het recht op uitkering bij zwangerschap en bevalling, geregeld in de Wet arbeid en zorg. De uitkeringen komen ten laste van het Afz. De afschaffing van de WAZ vergt dan ook een beslissing over het al dan niet laten voortbestaan van dit recht op uitkering voor zelfstandigen en/of alfahulpen en overige personen met een arbeidsovereenkomst.
Er gelden ten aanzien van uitkeringen tijdens verlof in verband met adoptie en pleegzorg geen internationaal-rechtelijke verplichtingen. Ook anderszins ziet de regering geen reden voor handhaving van een publieke regeling voor de hier bedoelde uitkeringen.
7. Mogelijke onverzekerbaarheid en oplossingen daarvoor
In het onderzoeksrapport naar de effecten van de afschaffing van de WAZ is een overzicht gegeven van de verschillen tussen de publieke en de private arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen wat betreft acceptatie, premiestelling en uitkeringshoogte. Zo geldt er bij private verzekering geen acceptatieplicht, is sprake van risicoselectie en geldt geen maximumpremie. Dit kan ertoe leiden dat (voorheen) WAZ-verzekerden na intrekking van de WAZ mogelijk onverzekerbaar blijken. Formele of materiële onverzekerbaarheid kan zich voordoen als gevolg van weigering van verzekering, uitsluitingen op de polis, of (zeer) hoge premies. Bij de keuring voor een private arbeidsongeschiktheidsverzekering worden potentieel verzekerden immers niet zonder meer geaccepteerd. Bij die keuring kan aan het licht komen dat betrokkene bepaalde aandoeningen of klachten heeft, zonder dat sprake is arbeidsongeschiktheid in de zin van de WAZ. Omdat het onder zelfstandigen vaak voorkomt dat zij ondanks bepaalde aandoeningen of klachten zijn blijven doorwerken, is de zojuist beschreven situatie niet ondenkbaar.
Eén van de argumenten voor afschaffing van de WAZ is dat het arbeidsongeschiktheidsrisico van zelfstandigen op een adequate wijze privaat te verzekeren is. Private verzekeraars zijn in die gedachte de eerst aangewezen partij om een oplossing aan te dragen voor mogelijke gevallen van onverzekerbaarheid. Een publieke oplossing hiervoor zou afbreuk doen aan (de gedachte achter) de afschaffing van de WAZ. Mede naar aanleiding hiervan is de regering in overleg getreden met het Verbond van Verzekeraars en is gevraagd aandacht te besteden aan private oplossingen voor mogelijke onverzekerbaarheid. Verzekeraars hebben in reactie aangegeven dat hiervoor verzekeringstechnisch een oplossing geboden kan worden. De haalbaarheid daarvan is mede afhankelijk van mededingingsaspecten. De regering vertrouwt erop – mede gezien de opstelling van verzekeraars in reactie op de Wet uitbreiding loondoorbetalingsverplichting bij ziekte en de Wet verlenging loondoorbetalingsverplichting bij ziekte 2003 – dat verzekeraars kunnen en zullen voorzien in een adequate oplossing voor de geschetste problematiek. De regering erkent daarbij dat in tegenstelling tot de verzekeringen die werkgevers kunnen sluiten voor het risico op verzuim en arbeidsongeschiktheid van werknemers, hier geen sprake is van collectiviteiten van werknemers die gelden als de uiteindelijk verzekerden, waardoor de oplossing van verzekeraars mogelijk afwijkt van het in relatie tot beide zojuist genoemde wetten gevoerd acceptatiebeleid van verzekeraars.
Bedacht zij dat één van de argumenten voor de WAZ destijds gelegen was in de onderlinge risicomiddeling die daarmee werd bereikt tussen zelfstandigen met een verschillend arbeidsongeschiktheidsrisico. De verplichte WAZ-verzekering maakt meeverzekeren van verhoogde risico's mogelijk. Door de afschaffing van de WAZ gaat genoemde middeling verloren en kunnen zich situaties van onverzekerbaarheid voordoen, waarvoor de private verzekeringsmarkt in eerste instantie geen dekking biedt. Dat is de consequentie van de afschaffing van de WAZ.
8. Financiële gevolgen, gevolgen voor de rechterlijke macht en administratieve lasten voor werkgevers
Sinds de invoering in 1998 is het aantal personen met een WAZ-uitkering door de jaren heen nagenoeg constant gebleven op ca. 56,5 duizend. Het jaarlijkse aantal nieuwe en beëindigde uitkeringen bedraagt ca. 7,5 duizend. Het aantal bevallingsuitkeringen bedraagt ongeveer 5,5 duizend per jaar. De WAZ-instroom bevat naast nieuwe WAZ-gerechtigden ook de zogenaamde herlevingsuitkeringen. Dit zijn WAZ-gerechtigden, die het tevergeefs geprobeerd hebben om (deels) weer te gaan werken maar binnen 3 jaar weer terug in de WAZ stromen met behoud van het recht op hun oude uitkeringsbedrag.
De WAZ wordt door het UWV uitgevoerd. Het UWV financiert de WAZ uit het Afz. De financiële lasten voor dit fonds bestaan uit de uitkeringslasten, lasten van de zwangerschapsuitkeringen, sociale werkgeverslasten, uitvoeringskosten en een bijdrage aan het Reïntegratiefonds (Rf). De financiële baten voor dit fonds bestaan uit de WAZ-premies, een rijksbijdrage en enige rentebaten. Het Afz kent jaarlijks een positief saldo, waardoor het Afz momenteel een overschot heeft van meer dan € 1 miljard.
In het Hoofdlijnenakkoord is ten aanzien van de afschaffing van de WAZ uitgegaan van een lastenbesparing van € 50 miljoen voor 2005, € 70 miljoen voor 2006 en € 130 miljoen voor 2007. Deze besparingen zijn het saldo van besparingen op uitkeringslasten (inclusief zwangerschapsuitkeringen) en op uitvoeringskosten, en weglek naar Abw- en IOAZ-uitkeringen.
In vergelijking met het Hoofdlijnenakkoord wordt de WAZ een half jaar later afgeschaft. Daardoor treden de beoogde lastenbesparingen pas op vanaf 1 juli 2005 en niet vanaf 1 januari 2005. De besparingsverliezen zien er als volgt uit:
Tabel 2. Opbouw van de lastenbesparing bij afschaffing per 1 juli 2004 en de resulterende besparingsverliezen, in miljoenen euro's.
Jaar | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 |
---|---|---|---|---|
Besparing uitkeringslasten | – | –15 | –60 | –114 |
Besparing zwangerschapsuitkeringen | – | –9 | –20 | –20 |
Besparing uitvoeringskosten | – | –6 | –13 | –16 |
Weglek Abw / IOAZ | – | 5 | 20 | 40 |
Totaal Lastenbesparing; afschaffing per 1-7-2004 | – | –25 | –73 | –110 |
Totaal Lastenbesparing; HA | – | –50 | –70 | –130 |
Besparingsverlies | – | + 25 | –3 | + 20 |
In bovenstaande tabel is bij de besparing van de zwangerschapsuitkeringen rekening gehouden met het blijven bestaan van publiek geregelde zwangerschaps- en bevallingsuitkeringen aan alfahulpen en overige personen met een arbeidsovereenkomst die thans WAZ-verzekerd zijn.
De besparingsverliezen in de jaren 2005, 2006 en 2007 zullen worden gedekt binnen de sector SZA en de dekking zal worden gemeld bij de Voorjaarsnota.
Financiële gevolgen uitvoeringskosten
Behoudens een kleine groep herlevingsgevallen, zal er vanaf 1 juli 2005 geen instroom in de WAZ meer plaatsvinden. Rekening houdend met de overloop van einde-wachttijdwerkzaamheden zal vanaf het eerste kwartaal van 2006 de intake-fase voor een aanzienlijk gedeelte weg vallen. Vanaf dat moment wordt aanzienlijk op de publieke uitvoeringskosten bespaard. Naar schatting zal een besparing van € 13 miljoen in 2007 worden gerealiseerd. Vervolgens loopt deze besparing, met name vanaf 2011 wanneer tevens de effecten in verband met herbeoordelingen stabiliseren, langzaam op vanwege de verdere afbouw van het zittend WAZ-bestand.
Naast de genoemde besparing op de uitvoeringskosten WAZ treedt er vanaf 2005 een structurele besparing van € 2 miljoen op de uitvoeringskosten Wet arbeid en zorg op, aangezien de uitkeringen voor zwangerschap en bevalling voor WAZ-verzekerden per 1 juli 2004 wegvallen.
Tevens is er nog sprake van afvloeiingskosten in verband met het wegvallen van taken en derhalve overtollig personeel. UWV schat deze kosten vooralsnog op € 12,5 miljoen. De exacte hoogte van dit bedrag vormt nog onderwerp van gesprek met het UWV. Ook is er sprake van eenmalige implementatiekosten ter grootte van ongeveer € 0,4 miljoen.
Naast de genoemde besparingen bij de uitvoeringskosten van UWV zijn er mogelijk nog effecten op de uitvoeringskosten van de WWB/Abw (gemeenten). De wijze van compensatie van de extra gemeentelijke uitvoeringskosten zal worden betrokken bij de nadere uitwerking van reeds gemaakte afspraken tussen de gemeentefondsbeheerders en de VNG. In ieder geval zal recht zal worden gedaan aan artikel 2 van de Financiële verhoudingswet. Dit artikel houdt in dat het Rijk zich rekenschap geeft van de financiële gevolgen die het beleid van het Rijk voor gemeenten heeft en dat het Rijk aangeeft op welke wijze deze gevolgen door gemeenten kunnen worden opgevangen.
b) Gevolgen voort de rechterlijke macht
Vanwege de beëindiging van de toegang tot de WAZ kan enerzijds een afname worden verwacht van geschillen over de (verplichte) WAZ-verzekering en -uitkering. Anderzijds kan de afschaffing als zodanig leiden tot een toename van het aantal WAZ-aanvragen vóór 1 juli 2004 door degenen die vrezen na beëindiging van de toegang tot de WAZ niet meer voor de WAZ, maar ook niet voor een private verzekering in aanmerking te komen. Laatstgenoemde effect kan zich voordoen bij zelfstandigen die ondanks hun aandoeningen of klachten zijn blijven doorwerken. Over deze WAZ-aanvragen kunnen vervolgens geschillen ontstaan over de verzekering of uitkering.
Verwacht wordt dat beide effecten elkaar in evenwicht houden.
c) Administratieve lasten voor werkgevers
De administratieve lasten van de WAZ bedragen momenteel ca. € 20 miljoen. Onder invloed van de afschaffing van de WAZ zullen deze lasten vervallen. In geval van een private arbeidsongeschiktheidsverzekering, zal dit extra administratieve lasten voor de zelfstandigen betekenen. Deze hebben echter geen verplicht, maar een vrijwillig karakter en vallen derhalve niet onder de definitie van administratieve lasten.
Aan UWV, de Inspectie Werk en Inkomen (IWI) en het Adviescollege toetsing administratieve lasten (Actal) is commentaar gevraagd over het concept-voorstel van wet. Naar aanleiding van de adviezen van UWV en IWI is het wetsvoorstel aangepast. De belangrijkste wijzigingen betreffen het nieuwe artikel 3 WAZ. Actal heeft vastgesteld dat met het wetsvoorstel een bijdrage wordt geleverd aan de realisatie van de kabinetsdoelstelling om de administratieve lastendruk van het bedrijfsleven met 25% te verminderen. Bovendien stelt Actal vast dat bij de bepaling van het moment van afschaffing van de WAZ in relatie tot de premie-afdracht enkele alternatieven zijn gepresenteerd, waarbij gekozen is voor het alternatief met minder administratieve lasten voor het bedrijfsleven.
Artikel I. Wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen
De WAZ zal na de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel niet langer worden gefinancierd uit het Arbeidsongeschiktheidsfonds zelfstandigen, maar uit het Arbeidsongeschiktheidsfonds, bedoeld in artikel 72 van de WAO. Dit wordt voorgesteld in het onderhavige onderdeel. Artikel 1, onderdeel c, van de WAZ dient naar aanleiding daarvan te worden aangepast.
In artikel 2, eerste lid, van de WAZ wordt bepaald wanneer er sprake is van arbeidsongeschiktheid. Daarbij wordt als uitgangspunt de verzekerde genomen. In verband met aanpassingen van de artikelen 3, 7a, derde en vierde lid, 7b, tweede en vierde lid, 21, 21a en 21b van de WAZ, waarbij niet langer wordt uitgegaan van de verzekerde, maar van de persoon, moet ook artikel 2, eerste lid, van de WAZ in die zin worden aangepast.
Zelfstandigen, beroepsbeoefenaren en meewerkende echtgenoten zijn vanaf de dag van inwerkingtreding van dit onderdeel niet meer verzekerd op grond van de WAZ. Zij zullen zich privaat voor de gevolgen van arbeidsongeschiktheid kunnen verzekeren.
De zelfstandigen, beroepsbeoefenaren en meewerkende echtgenoten die voor de inwerkingtreding van deze wet arbeidsongeschikt zijn geworden, zijn gedurende de volgende periodes nog verzekerd op grond van de WAZ:
– gedurende hun wachttijd;
– gedurende vier weken na afloop van die wachttijd als zij na afloop van de wachttijd niet arbeidsongeschikt zijn, maar dat wel zijn binnen die vier weken;
– gedurende de periode dat zij recht hebben op arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de WAZ;
– gedurende de periode dat een toelage als bedoeld in artikel 28 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten is toegekend.
Er moet daarbij altijd een relatie zijn met de arbeidsongeschiktheid die voor de inwerkingtreding van deze wet is ontstaan. Het is niet de bedoeling dat deze personen bij een nieuwe arbeidsongeschiktheid weer terug kunnen vallen in de WAZ-verzekering.
De onderdelen c, d en e van het huidige artikel 3, tweede lid, van de WAZ keren in deze opsomming niet terug. Er is voor gekozen de inhoud van deze onderdelen te regelen via een wijziging van de artikelen 7a, derde en vierde lid, 7b, tweede en vierde lid, 21, 21a en 21b.
Onderdeel f, van het huidige tweede lid, is overbodig geworden en keert daarom niet terug.
In artikel 7a van de WAZ is geregeld dat de verzekerde die arbeidsongeschikt is en recht heeft op arbeidsongeschiktheidsuitkering maar niet in Nederland woont geen recht heeft op die uitkering. In het derde lid is geregeld dat die persoon vanaf de dag dat hij weer in Nederland woont of vanaf het moment dat er een verdrag is gesloten met het land waarin hij verblijft, weer recht heeft op een uitkering. Op dit moment is dat recht gekoppeld aan het verzekerd zijn op grond van de WAZ. Deze verzekering wordt thans geconstrueerd in artikel 3, tweede lid, onderdeel c, van de WAZ. Voorgesteld wordt om deze constructie te wijzigen. In artikel 7a, derde en vierde lid wordt daartoe «de verzekerde» vervangen door «de persoon» en vervalt onderdeel c van artikel 3. Dit betekent dat de persoon die verzekerd was op grond van de WAZ, maar op grond van artikel 7a, eerste lid, geen recht heeft op arbeidsongeschiktheidsuitkering niet langer WAZ-verzekerd is. Echter wanneer deze persoon terugkeert in Nederland of wanneer er een verdrag in werking is getreden dan wel een besluit van een volkenrechtelijke organisatie van kracht geworden in het land waar die persoon woont, krijgt deze persoon op grond van het voorgestelde artikel 7a, derde lid, weer recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering. Die persoon is vervolgens op grond van het voorgestelde artikel 3, eerste lid, onderdeel c, weer verzekerd op grond van de WAZ. Voorwaarde bij dit alles is uiteraard dat het moet gaan om een arbeidsongeschiktheid die is ontstaan voor de inwerkingtreding van deze wet. Dit volgt uit artikel 7a, eerste lid, juncto de artikelen 3 en 7 van de WAZ waarin dit als voorwaarde is gesteld.
Voor artikel 7b geldt mutatis mutandis hetzelfde.
Dit onderdeel bevat een technische aanpassing van artikel 8 van de WAZ in verband met de vernummering van artikel 3 van de WAZ en het vervallen van artikel 72 van die wet.
In artikel 20 van de WAZ is een bepaling omgenomen met betrekking tot dat de verzekerde wiens arbeidsongeschiktheiduitkering is ingetrokken wegens afneming van arbeidsongeschiktheid en de verzekerde die aan het einde van de wachttijd ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte, gebreken, zwangerschap of bevalling, maar geen recht had op een arbeidsongeschiktheidsuitkering omdat hij niet arbeidsongeschikt was. In artikel 20 wordt geregeld dat wanneer deze persoon binnen vijf jaar na de datum van die intrekking arbeidsongeschikt wordt uit dezelfde oorzaak toekenning van arbeidsongeschiktheidsuitkering plaatsvindt zodra die arbeidsongeschiktheid onafgebroken vier weken heeft geduurd. Voorgesteld wordt om dit artikel 20 te laten vervallen. Personen wiens recht op arbeidsongeschiktheiduitkering eindigt of niet ingaat hebben op dat moment de mogelijkheid zichzelf privaat te verzekeren tegen de gevolgen van arbeidsongeschiktheid. Het is dan ook niet noodzakelijk artikel 20 te handhaven.
In verband met het feit dat zelfstandigen, beroepsbeoefenaren en meewerkende echtgenoten vanaf de dag van inwerkingtreding van onderdeel C niet meer verzekerd zijn op grond van de WAZ alsmede het vervallen van artikel 20 kan ook artikel 29 van de WAZ vervallen.
Zie de toelichting op onderdeel D.
De artikelen 36, eerste lid, en 38, vijfde lid, van de WAZ worden aangepast in verband met de aanpassing van de artikelen 7a, derde en vierde lid, 7b, tweede en vierde lid, 21, 21a en 21b van die wet.
In artikel 41, eerste lid, van de WAZ is de bevoegdheid van het UWV geregeld met betrekking tot het (doen) oproepen en (doen) ondervragen van verzekerden op grond van die wet. Gelet op het feit dat die bevoegdheid op grond van het huidige onderdeel a, van dat lid bestaat met betrekking tot alle verzekerden op grond van de WAZ bestaat geen behoefte om in dat lid nog bijzondere groepen verzekerden te noemen. In verband daarmee wordt artikel 41, eerste lid, van de WAZ aangepast.
Dit onderdeel bevat een technische aanpassing van artikel 59, eerste lid, onderdeel b, in verband met het vervallen van artikel 20.
Omdat er vanaf de inwerkingtreding van deze wet geen premies meer betaald worden voor de WAZ komen er geen gelden meer binnen bij het Arbeidsongeschiktheidsfonds zelfstandigen. Hier wordt dan ook voorgesteld om de uitgaven op grond van de WAZ en de aan de uitvoering van de WAZ verbonden kosten, die na de inwerkingtreding van deze wet nog bestaan, te financieren uit het Arbeidsongeschiktheidsfonds.
De nog uit te betalen arbeidsongeschiktheidsuitkeringen zullen worden betaald uit het Arbeidsongeschiktheidsfonds. De middelen die daarvoor nodig zijn worden niet meer verkregen door de inning van premies van zelfstandigen, beroepsbeoefenaren en meewerkende echtgenoten. De artikelen betreffende de heffing en invordering van premie en de bepalingen betreffende het Arbeidsongeschiktheidsfonds zelfstandigen kunnen dan ook vervallen.
Hoofdstuk 8 bevat bepalingen over gemoedsbezwaren. Nu de toegang tot de verzekering wordt beëindigd en de premieplicht geheel verdwijnt, kunnen die artikelen vervallen.
Dit onderdeel bevat een technische aanpassing in verband met het vervallen van de artikelen 72a en 75.
Dit onderdeel bevat een technische aanpassing in verband met het vervallen van artikel 20.
Het voornemen bestaat deze wet in werking te laten treden met ingang van 1 juli 2004. Omdat niet met zekerheid kan worden gesteld dat deze datum gehaald zal worden is in de voorgestelde tekst van de artikelen 3 respectievelijk 59, eerste lid, onderdeel b, van de WAZ niet aangesloten bij deze datum, maar is gerefereerd aan de datum van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel C, respectievelijk de datum van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel F, van deze wet. Dit maakt de wetteksten echter moeilijk leesbaar. Er is voor gekozen om, wanneer de onderhavige wet zoals voorzien op 1 juli 2004 in werking treedt, de tekst van de artikelen 3 en 59, eerste lid, onderdeel b, van de WAZ zodanig te wijzigen dat de relevante datum wel rechtstreeks daarin te vinden is, hetgeen de leesbaarheid en duidelijkheid ten goede komen. Dit onderdeel voorziet daarin.
Artikel II. Wijziging van de Wet arbeid en zorg
Onderdeel A
In onderdeel K van dit artikel wordt voorgesteld de op grond van hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 2 te betalen uitkeringen en uitvoeringskosten met betrekking tot die uitkeringen ten laste te laten komen van het Arbeidsongeschiktheidsfonds. In verband daarmee wordt hier artikel 1:3, eerste lid, van de Wet arbeid en zorg aangepast.
In de artikelen 3:16, derde lid en 3:27, derde lid, van de Wet arbeid en zorg wordt ten onrechte nog verwezen naar artikel 107 van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997. In dit onderdeel wordt voorgesteld dit te verbeteren in: artikel 84, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.
In hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 2, van de Wet arbeid en zorg wordt voorzien in een uitkering in verband met zwangerschaps- en bevallingsverlof en in verband met adoptie of pleegzorg. Deze uitkeringen zullen vanaf de dag van inwerkingtreding van artikel II, onderdeel D, van deze wet niet langer publiek worden verzorgd. Een uitzondering is daarbij gemaakt voor de alfahulpen en andere personen die minder dan drie dagen per week uitsluitend of nagenoeg uitsluitend huishoudelijke of persoonlijke diensten in een huishouding verrichten. Aan hen zal nog wel een uitkering in verband met zwangerschaps- en bevallingsverlof worden verstrekt. In verband hiermee is hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 2, gewijzigd, hetgeen ook wijziging van het opschrift van de paragraaf met zich brengt.
In dit onderdeel is het begrip beroepsbeoefenaar op arbeidsovereenkomst zo gedefinieerd dat hieronder vallen de alfahulpen en andere personen die op minder dan drie dagen per week uitsluitend of nagenoeg uitsluitend huishoudelijke of persoonlijke diensten in een huishouding verrichten.
In artikel 3:18, tweede lid, is het recht op een uitkering in verband met adoptie of pleegzorg voor de beroepsbeoefenaar opgenomen. Het recht op die uitkering zal niet meer publiek worden geregeld. Door het vervallen het artikel 3:18, tweede lid wordt dat geregeld.
De artikelen 3:19 en 3:20 bevatten voor de zelfstandigen het recht op uitkering in verband met zwangerschaps- en bevallingsverlof respectievelijk het recht op uitkering in verband met adoptie of pleegzorg. Het vervallen van deze artikelen betekent dat deze uitkeringen niet meer zullen worden verstrekt.
Deze onderdelen bevatten technische aanpassingen in verband met het vervallen van de uitkeringen aan zelfstandigen en het vervallen van de uitkering in verband met adoptie of pleegzorg aan beroepsbeoefenaren op arbeidsovereenkomst. Voorts bevat het eerste subonderdeel van onderdeel L een aanpassing aan het feit dat de artikelen 82 en 83 van de WAZ al eerder zijn vervallen.
Omdat er vanaf de inwerkingtreding van deze wet geen premies meer betaald worden voor de WAZ komen er geen gelden meer binnen bij het Arbeidsongeschiktheidsfonds zelfstandigen. Hier wordt dan ook voorgesteld om de uitgaven op grond van hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 2 te financieren uit het Arbeidsongeschiktheidsfonds. Het Arbeidsongeschiktheidsfonds zal ten behoeve van deze uitgaven, alsmede de uitgaven op grond van het overgangsartikel 3:30, worden gevoed met een rijksbijdrage.
Dit onderdeel bevat overgangsrecht met betrekking uitkeringen in verband met bevalling, adoptie en pleegzorg. Indien de vermoedelijke of feitelijke bevallingsdatum valt binnen 40 weken na de inwerkingtreding van artikel II, onderdeel D, bestaat er voor de zelfstandige ook na de inwerkingtreding van deze wet nog recht op een uitkering. Zwangerschappen die zijn ontstaan voor de inwerkingtreding van deze wet kunnen vallen daardoor onder het overgangsrecht. Voor zelfstandigen en beroepsbeoefenaren bestaat na de inwerkingtreding van deze wet ook nog recht op een uitkering in verband met adoptie of pleegzorg wanneer het kind feitelijk binnen 40 weken na de inwerkingtreding van de wet is opgenomen. Er is om praktische redenen gekozen voor een termijn van 40 weken, waarbij wordt aangesloten bij de termijn die geldt bij zwangerschap en bevalling. Deze uitkeringen worden gefinancierd uit het Arbeidsongeschiktheidsfonds. Omwille van de overzichtelijkheid is deze bepaling in de Wet arbeid en zorg zelf opgenomen.
Omdat niet met zekerheid kan worden gesteld dat deze wet met ingang van 1 juli 2004 in werking zal treden is in artikel 3:30 gerefereerd aan de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel II, onderdeel D, van deze wet. Er is voor gekozen om deze datum te wijzigen in 30 juni 2004 wanneer het artikel II, onderdeel D, zoals voorzien op 1 juli 2004 in werking treedt.
Artikel III. Wijziging van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering
In verband met de financiering van de nog uit te betalen arbeidsongeschiktheidsuitkeringen door middel van bijdragen uit het Arbeidsongeschiktheidsfonds is aanpassing van de artikelen 76c en 76d van de WAO nodig. In deze artikelen is bepaald welke gelden er ten gunste respectievelijk ten laste van het Arbeidsongeschiktheidsfonds komen. Daarbij zij opgemerkt dat ook na de dag van inwerkingtreding van deze wet over de periode tot 1 januari 2004 premie en premievervangende inkomstenbelasting op grond van de WAZ kan worden geheven (per die datum is de premie op nihil gesteld). Dergelijke inkomsten komen op grond van het voorgestelde artikel 76c WAO ten gunste van het Arbeidsongeschiktheidsfonds, net als inkomsten op grond van de artikelen 48, 56 en 69 van de WAZ. Ten behoeve van de uitgaven op grond van hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 2, van de Wet arbeid en zorg en de uitgaven op grond van het overgangsartikel 3:30 van de Wet arbeid en zorg, die eveneens uit het Arbeidsongeschiktheidsfonds zullen worden gefinancierd, zal een rijksbijdrage in dat fonds worden gestort.
Artikel IV. Wijziging van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten
Onderdeel A
Op grond van artikel X zullen de gelden van het Arbeidsongeschiktheidsfonds zelfstandigen over gaan op het Arbeidsongeschiktheidsfonds. In verband hiermee wordt artikel 42, eerste lid, van de Wet REA aangepast.
Een zelfstandige die is verzekerd op grond van de WAZ kan onder voorwaarden in aanmerking worden gebracht voor voorzieningen en verstrekkingen op grond van de Wet REA. De verzekering op grond van de WAZ wordt met ingang van 1 juli 2004 beëindigd. Dit zou betekenen dat personen die op 30 juni 2004 recht hadden op een voorziening op grond van artikel 22 of verstrekking op grond van artikel 30 van de Wet REA deze direct zouden kwijtraken omdat zij immers niet langer verzekerd zijn op grond van de WAZ en dus niet arbeidsgehandicapt als bedoeld in artikel 10 zijn. Het is ongewenst dat deze zelfstandigen onmiddellijk hun voorziening of verstrekking kwijtraken. Daarom is door middel van dit artikel overgangsrecht gecreëerd dat er voor zorgt dat de betrokken zelfstandige met betrekking tot die voorziening of verstrekking en voor de duur van die voorziening of verstrekking, geacht wordt verzekerd te zijn op grond van de WAZ, zodat hij kan worden aangemerkt als arbeidsgehandicapte als bedoeld in artikel 10. Dit betekent dat hij de voorziening of verstrekking voor de daarvoor bepaalde duur behoudt, mits hij ook aan de andere voorwaarden voldoet die toekenning mogelijk maken. De zelfstandige wordt alleen voor de toepassing van de artikelen 22 en 30 aangemerkt als verzekerde op grond van de WAZ. Dit betekent dat hij kan worden aangemerkt als arbeidsgehandicapte als bedoeld in artikel 10. Het artikel zorgt er dus niet voor dat de zelfstandige ook daadwerkelijk verzekerd is op grond van de WAZ. De zelfstandige wordt alleen als verzekerde aangemerkt met betrekking tot de al aangevraagde of toegekende voorziening of verstrekking, hij komt dus niet in aanmerking voor een nieuwe of andere voorziening of verstrekking.
Op grond van artikel 22a, eerste lid, van de Wet REA kan het UWV ten behoeve van de arbeidsgehandicapte, aan wie een voorziening als bedoeld in artikel 22, eerste tot en met vierde lid, is toegekend op diens aanvraag een schriftelijke overeenkomst met betrekking tot kinderopvang sluiten. Deze mogelijkheid blijft ook in de overgangssituatie bestaan. Ook als iemand op grond van het overgangsrecht een voorziening op grond van artikel 22 is toegekend kan deze overeenkomst nog worden gesloten. Immers de enige voorwaarde is dat er een voorziening is toegekend.
Op grond van artikel 22a, tweede lid, van de Wet REA kan het UWV een tegemoetkoming in de kosten in verband met kinderopvang verstrekken aan de arbeidsgehandicapte werknemer indien deze, na het tijdstip gelegen zes maanden na ingang van diens uitkering op grond van de WAZ werkzaamheden gaat verrichten in een dienstbetrekking voor de duur van tenminste zes maanden. Personen die voor 1 juli 2004 recht hadden op een uitkering op grond van de WAZ, behouden deze uitkering, de financiële tegemoetkoming op grond van artikel 22a, tweede lid, zal dan ook niet eindigen als gevolg van het inwerkingtreden van deze wet.
Op grond van artikel 28 van de Wet REA kan een toelage aan WAZ-verzekerden worden verstrekt bij derving van arbeidsinkomen. Op grond van artikel 3 van de WAZ zoals dat wordt voorgesteld blijven zelfstandigen die voor 1 juli 2004 arbeidsongeschikt zijn geworden gedurende de periode dat hij vanwege die arbeidsongeschiktheid nog recht heeft op een toelage verzekerd op grond van de WAZ.
Bij artikel 29 van de Wet REA doen zich geen problemen voor en zal een toegekende inkomenssuppletie niet worden beëindigd op grond van de inwerkingtreding van deze wet.
In artikel 22, derde lid, wordt geregeld dat het UWV op aanvraag ook andere voorzieningen kan toekennen die strekken tot behoud, herstel of bevordering van de mogelijkheid tot het verrichten van arbeid dan de voorzieningen, bedoeld in artikel 22, tweede lid, indien zij noodzakelijk zijn voor de uitoefening van de werkzaamheden op grond waarvan de arbeidsgehandicapte verzekerd is voor de WAZ. Personen die onder het overgangsrecht vallen, zijn na 1 juli 2004 niet meer verzekerd op grond van de WAZ en daardoor is er ook geen sprake meer van werkzaamheden op grond waarvan de arbeidsgehandicapte verzekerd is voor de WAZ. Op grond van het eerste lid worden personen die voor 1 juli 2004 verzekerd is op grond van de WAZ en voor of op die dag een aanvraag heeft ingediend of in aanmerking is gebracht voor een voorziening op grond van artikel 22 of een verstrekking van artikel 30 voor de toepassing van die artikelen met betrekking tot en voor de duur van die voorziening of verstrekking geacht verzekerd te zijn op grond van de WAZ. Dit neemt niet weg dat er niet meer gesproken kan worden over werkzaamheden op grond waarvan de arbeidsgehandicapte verzekerd is voor de WAZ. In het tweede lid is hiervoor een voorziening getroffen.
In artikel I van de Regeling tot intrekking van de Experimentele regeling subsidieverstrekking arbeidsgehandicapten is bepaald dat de experimentele regeling van toepassing blijft op aanvragen die voor de inwerkingtredingsdatum van de intrekkingsregeling zijn ingediend. Met betrekking tot zelfstandigen die een dergelijke subsidie (ook: persoonsgeboden reïntegratiebudget) ontvangen of hebben aangevraagd, geldt op grond van artikel 10 j° artikel 22 j° artikel 33 van Wet REA de voorwaarde dat ze ofwel een WAZ-uitkering ontvangen danwel WAZ-verzekerde zijn. Na de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel C, van deze wet, zullen personen die geen WAZ-uitkering ontvingen maar 'slechts' WAZ-verzekerd waren (omdat zij minder dan 25% arbeidsongeschikt waren) niet meer voldoen aan een van de voorwaarden om een persoonsgebonden reïntegratiebudget te ontvangen. Omdat het gewenst is dat de zelfstandigen die voor de intrekking van de Experimentele regeling subsidieverstrekking arbeidsgehandicapten een persoonsgebonden reïntegratiebudget hebben aangevraagd en toegekend hebben gekregen dat behouden, is overgangsrecht met betrekking hiertoe opgenomen. Net als met betrekking tot het eerste lid geldt ook hier dat de betrokkene wel aan de overige voorwaarden moet (blijven) voldoen. De zelfstandige wordt alleen voor de toepassing van artikel 33 aangemerkt als verzekerde op grond van de WAZ. Dit betekent dat hij kan worden aangemerkt als arbeidsgehandicapte als bedoeld in artikel 10. Het artikel zorgt er dus niet voor dat de zelfstandige ook daadwerkelijk verzekerd is op grond van de WAZ. De zelfstandige wordt alleen als verzekerde aangemerkt met betrekking tot de al aangevraagde of toegekende subsidie.
Omdat het gewenst is dat WAZ-verzekerden ten behoeve van wie voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel C, van de Wet einde toegang verzekering WAZ werkzaamheden, als bedoeld in artikel 10, derde lid, worden verricht door een reïntegratiebedrijf of een arbodienst, een dergelijk reïntegratietraject blijven volgen, is overgangsrecht met betrekking hiertoe opgenomen. Ook hier geldt dat de betrokkene wel aan de overige voorwaarden moet (blijven) voldoen. De zelfstandige wordt alleen voor de toepassing van artikel 10, derde lid, aangemerkt als verzekerde op grond van de WAZ. Dit betekent dat hij kan worden aangemerkt als arbeidsgehandicapte als bedoeld in artikel 10, eerste lid. Het artikel zorgt er dus niet voor dat de zelfstandige ook daadwerkelijk verzekerd is op grond van de WAZ. De zelfstandige wordt alleen als verzekerde aangemerkt met betrekking tot het al aangevangen reïntegratietraject.
Omdat het tevens gewenst is op de aanvraag van WAZ-verzekerden om een individuele reïntegratieovereenkomst (IRO) als bedoeld in artikel 4.2 van het Besluit SUWI, die voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel C, van de Wet einde toegang verzekering WAZ werkzaamheden, is ingediend, op grond van het «oude recht» te beslissen, is overgangsrecht opgenomen. Ook hier geldt dat de betrokkene wel aan de overige voorwaarden moet (blijven) voldoen. De zelfstandige wordt alleen met betrekking tot de IRO aangemerkt als verzekerde op grond van de WAZ. Dit betekent dat hij kan worden aangemerkt als arbeidsgehandicapte als bedoeld in artikel 10, eerste lid. Het artikel zorgt er dus niet voor dat de zelfstandige ook daadwerkelijk verzekerd is op grond van de WAZ. Al gesloten individuele reïntegratieovereenkomsten kunnen conform het trajectplan worden uitgevoerd
Artikel V. Wijziging van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen
Zie de toelichting op artikel IV.
Artikel VI. Wijziging van de Ziekenfondswet
In artikel 3d van de Ziekenfondswet is geregeld dat de zelfstandige, die op grond van artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de WAZ verzekerd is, ook verzekerd is voor de Ziekenfondswet, indien zijn inkomen niet hoger is dan de in artikel 3d van de Ziekenfondswet gestelde grens. Voor de zelfstandige die voldoet aan de eisen voor ziekenfondsverzekering, maar die in verband met het onderhavige wetsvoorstel niet meer op grond van de WAZ verzekerd zal zijn, is het wenselijk dat hij verzekerd blijft op grond van de Ziekenfondswet. Om dit te bewerkstellingen wordt de ziekenfondsverzekering voor deze zelfstandigen rechtstreeks gebaseerd op de bepalingen in de Wet op de inkomstenbelasting 2001 en niet langer op het zelfstandigenbegrip in de WAZ.
Artikel VII. Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001
In artikel 3.16 van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt geregeld dat bij het bepalen van de winst lasten en kosten die verband houden met premies op grond van de WAZ of een buitenlandse regeling die naar aard en strekking daarmee overeenkomt niet in aftrek komen. Nu er geen sprake meer is van premieplicht op grond van de WAZ kan het betreffende onderdeel vervallen.
In artikel 3 124 van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt geregeld dat premies voor de WAZ uitgaven voor inkomensvoorzieningen zijn. Nu er geen sprake meer is van een premieplicht op grond van de WAZ kan het betreffende onderdeel vervallen.
Artikel VIII. Wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964
Dit onderdeel bevat een technische wijziging. In artikel 12a van de Wet op de loonbelasting 1964 wordt verwezen naar artikel 72, tweede lid, van de WAZ. Deze verwijzing is vervangen door een verwijzing naar artikel 8, elfde lid, van de WAZ.
In artikel 15b van de Wet op de loonbelasting 1964 is geregeld dat vergoedingen ter zake van premies op grond van de WAZ of een buitenlandse regeling die naar aard en strekking daarmee overeenkomt niet tot de vrije vergoedingen behoren. Nu de premieplicht op grond van de WAZ vervalt, kan ook deze bepaling vervallen.
Artikel IX. Wijziging van de Invoeringswet nieuwe en gewijzigde arbeidsongeschiktheidsregelingen
Dit artikel bevat technische wijzigingen in verband met de wijziging van artikel 3 van de WAZ.
Artikel X. Overgang vermogensbestanddelen Arbeidsongeschiktheidsfonds zelfstandigen
Voorgesteld wordt om de uitgaven op grond van de WAZ en hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 2, en artikel 3:30 van de Wet arbeid en zorg voortaan te financieren uit het Arbeidsongeschiktheidsfonds in plaats van uit het Arbeidsongeschiktheidsfonds zelfstandigen. In verband hiermee wordt hier voorgesteld om alle vermogenbestanddelen uit het Arbeidsongeschiktheidsfonds zelfstandigen over te laten gaan naar het Arbeidsongeschiktheidsfonds.
Het voornemen bestaat deze wet in werking te laten treden met ingang van 1 juli 2004. Hierbij kan artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet van toepassing worden verklaard omdat gezien de budgettaire effecten van deze wet, de wet geen uitstel kan leiden.
In dit artikel is bepaald dat artikel I, onderdeel L, met betrekking tot de artikelen 76 en 77 van de WAZ terugwerkt tot en met 1 januari 2004. Dit betekent dat de artikelen 76 en 77 met ingang van 1 januari 2004 zijn vervallen en hiermee de Regeling rijksbijdrage WAZ. Hierdoor is duidelijk dat er over 2004 geen rijksbijdrage verschuldigd is op grond van de WAZ. Wel zal, zoals ook al eerder aangegeven, een rijksbijdrage in het Arbeidsongeschiktheidsfonds worden geïntroduceerd ten behoeve van de uitgaven op grond van de Wet arbeid en zorg voor de alfahulpen en andere personen die minder dan drie dagen per week uitsluitend of nagenoeg uitsluitend huishoudelijke of persoonlijke diensten in een huishouding verrichten en de overgangsgevallen, bedoeld in artikel 3:30 van de Wet arbeid en zorg. Overigens betekent dit ook dat de andere regelingen op grond van artikel 77 van de WAZ ook met ingang van 1 januari 2004 vervallen, dit kan omdat de premie voor 2004 op nihil is gesteld.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29497-3.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.