Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 juni 2016
Deze brief doe ik u toekomen naar aanleiding van mijn toezegging tijdens de begrotingsbehandeling
van november 2015 (Handelingen II 2015/16, nr. 21, item 7) om nader in te gaan op de vraag in hoeverre het Nieuw-Zeelandse model van inkoop
en vergoeding van geneesmiddelen, ook wel het «Kiwi-model» genoemd, in het Nederlandse
zorgstelsel kan worden geïntroduceerd. De motie van Kamerleden Voortman en van Dijk
over dit onderwerp (Kamerstuk 29 477, nr. 383) die is ingediend naar aanleiding van het VAO Geneesmiddelen (Handelingen II 2015/16,
nr. 81, item 31) is overigens verworpen (Handelingen II 2015/16, nr. 83, item 11).
Het Nieuw-Zeelandse model gaat uit van een aantal basisprincipes: aanbesteding van
geneesmiddelen waar concurrentie mogelijk is (zowel door de introductie van generieke
geneesmiddelen als door onderling vervangbare patentgeneesmiddelen), vertrouwelijke
onderhandelingen over de prijs bij nieuwe geneesmiddelen en een gesloten budget voor
alle geneesmiddelen.
Het is juist dat Nieuw-Zeeland voor bepaalde groepen geneesmiddelen lagere prijzen
weet te bedingen dan in Nederland. De stichting Farmaceutische Kengetallen (SFK) heeft
dit ook in haar recente publicatie1 beschreven2, maar concludeert dat dit model in Nederland naar verwachting niet zou leiden tot
lagere totale uitgaven, mede dankzij het in Nederland zeer succesvolle preferentiebeleid
dat door zorgverzekeraars wordt gevoerd. Ruim 72% van de receptgeneesmiddelen die
openbare apotheken verstrekken is een generiek geneesmiddel, terwijl hun kosten nog
geen 17% van het totaal uitmaken. Daarmee kent Nederland in Europa één van de gunstigste
volume-kosten-verhoudingen.
In Nederland hechten wij aan tijdige beschikbaarheid van geneesmiddelen. Uit de praktijk
blijkt dat het Nieuw-Zeelandse model in bepaalde gevallen leidt tot niet (tijdig)
beschikbaar zijn van geneesmiddelen door een late introductie van geneesmiddelen in
de vergoeding als gevolg van langdurige onderhandelingen of tenderprocedures, soms
tot meer dan een jaar na de introductie3. Er zijn ook berichten dat fabrikanten de Nieuw-Zeelandse markt mijden en bepaalde
geneesmiddelen niet, of zeer laat, op de markt brengen. In een brief aan Kamerleden
heeft ook de KNMP gewaarschuwd voor geneesmiddelentekorten die mogelijk voortkomen
uit de adoptie van een vergelijkbaar systeem als het Nieuw-Zeelandse model.4
In het model is ook sprake van beperkingen in de voorschrijfvrijheid als gevolg van
de aanbesteding van geneesmiddelen. Dit past niet in het Nederlandse systeem waarbij
terecht veel waarde gehecht wordt aan de professionele autonomie en de daarmee gepaard
gaande voorschrijfvrijheid van de arts. (uiteraard met in acht neming van de geldende
richtlijnen).
Zoals gezegd gaat het Nieuw-Zeelandse model uit van de inkoop en aanbesteding van
geneesmiddelen. In Nederland is gekozen voor een andere benadering waarbij verzekeraars
een belangrijke rol en een waardevolle bijdrage hebben bij de toepassing en bekostiging
van (generieke) geneesmiddelen. Daarom is aanbesteding op overheidsniveau nu niet
passend. Het zou een aanzienlijke en kostbare ingreep zijn om ons huidige systeem
daarop aan te passen, zonder dat er zicht is op aanzienlijke voordelen. Tot slot past
een gesloten budget gedurende het jaar niet bij onze fundamentele keuze om patiënten
snel toegang te geven tot geneesmiddelen waar deze gedurende het jaar in het vergoedingssysteem
kunnen indalen.
Ik vel geen oordeel over de wenselijkheid of kwaliteit van de toepassing van het model
in Nieuw-Zeeland. Ik realiseer mij dat ieder model zijn voor- en nadelen heeft en
ook bezien moet worden in de lokale context. Daarom vind ik het belangrijk om ook
in internationaal verband informatie uit te wisselen en best-practices te delen. Het
Nieuw-Zeelandse model analyserend ben ik echter tot de conclusie gekomen dat er in
de Nederlandse context op dit moment weinig tot geen significante besparingen te realiseren
zijn door het model over te nemen, noch dat dit leidt tot betere toegang tot geneesmiddelen
voor de patiënt. Al met al zie ik geen reden om het Nieuw-Zeelandse model of elementen
daaruit te introduceren in het Nederlandse zorgstelsel.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers