29 453 Woningcorporaties

Nr. 398 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR WONEN EN RIJKSDIENST

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 juli 2015

Inleiding

Het belang van kwalitatief goede en toegankelijke corporatiegegevens neemt de komende jaren sterk toe. Het draagt bij aan de wens om de woningcorporatie-sector verder te professionaliseren; door de prestaties inzichtelijk te maken meer in control te komen van de eigen bedrijfsvoering, van elkaar te kunnen leren en elkaar scherp te houden. Het prudentieel financieel toezicht draagt eveneens in zeer belangrijke mate bij aan de verdere professionalisering alsmede aan de financiële continuïteit van de instelling. De grotere betrokkenheid van huurders en gemeenten vraagt dat ook zij kunnen beschikken over heldere, toegankelijke informatie om prestatieafspraken te maken en de voortgang daarvan te monitoren. Goede data zijn tevens cruciaal voor het externe toezicht op de corporaties door de Autoriteit Woningcorporaties1, voor een adequate risico beoordeling van (geborgde) leningen door het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW), voor het interne risicomanagement, voor het uitoefenen van de wettelijk verplichte visitatie en voor mijn verantwoording aan u via onder andere de Staat van de Volkshuisvesting. Zoals gesteld in de rapporten van de commissie Hoekstra en de Parlementaire Enquête Woningcorporaties zijn goede, breed beschikbare data een onmisbare schakel in het vergroten van het draagvlak en de legitimiteit van de prestaties van de sector.

In deze brief schets ik, mede in antwoord op moties van de leden Knops inzake de Aedes-benchmark (Kamerstuk 33 966, nr. 42) en Van der Linde inzake Open Data (Kamerstuk 33 966, nr. 40), de stappen die de afgelopen periode zijn gezet en welke inspanningen ik samen met de Autoriteit Woningcorporaties en sectorpartijen WSW en Aedes, in consultatie met de VNG en de Woonbond, verder nog neem om een efficiënte wijze van vergaring en uitwisseling van corporatiedata te realiseren die breed toegankelijke, bruikbare en eenduidige informatie biedt en die ondersteunend is aan de gewenste professionalisering van de woningcorporaties.

I. Professionalisering van de sector

Heldere en eenduidige informatie is essentieel voor het verbeteren van de bedrijfsvoering en voor het goed functioneren van de sociale huursector. Een goed functionerende sociale huursector houdt onder meer in dat de sector als geheel en woningcorporaties individueel financieel en bedrijfsmatig gezond zijn, opdat de maatschappelijk gewenste volkshuisvestelijke prestaties gerealiseerd kunnen worden. Het houdt tevens in dat de maatschappelijke opgaven waar de woningcorporaties voor aan de lat staan worden gerealiseerd en dat zij een governance kennen die goed presteren binnen wettelijke en financiële randvoorwaarden mogelijk maakt. Daarnaast houdt het in dat de besturen van de woningcorporaties in control zijn van hun organisatie, de risico’s die zij lopen en de prestaties die zij leveren en dat zij kunnen steunen op maatschappelijk draagvlak.

Om tot deze situatie te komen is een aantal zaken nodig. Zo is het van belang dat de corporatiesector ook in vergelijkende zin transparant is over zijn prestaties en bedrijfshuishouding, zodat inzichtelijk wordt gemaakt in hoeverre volkshuisveste-lijke prestaties geleverd worden en tegen welke kosten. Hogere transparantie draagt tevens bij aan het creëren van een groter maatschappelijk draagvlak voor de activiteiten van de woningcorporaties en geeft beter inzicht in wat zij binnen hun financiële slagkracht daaraan kunnen bijdragen. Het maakt ook beter zichtbaar waar corporaties in hun prestaties van elkaar verschillen en waar zij van elkaar kunnen leren en verbeteren. Daarbij biedt het inzichten die bijvoorbeeld gemeenten kunnen gebruiken bij het maken van prestatieafspraken.

Een volgende voorwaarde voor een goed functionerende sociale huursector is als hierboven aangegeven dat corporaties en hun bestuurders in control zijn van hun organisatie, de risico’s die zij lopen en de prestaties die zij leveren. Het belang hiervan was altijd al groot, gegeven de inzet van maatschappelijk gebonden vermogen, maar wordt pregnanter naarmate corporaties financieel scherper aan de wind moeten varen. Beslismodellen als het drie-kamermodel leiden tot scherpte in de interne discussie over de aanwending van het maatschappelijke vermogen. Om deze discussie intern goed te kunnen voeren, is kwalitatief goede informatie nodig waarmee inzichtelijk wordt wat de investeringsmogelijkheden zijn en wat de gevolgen van bepaalde investeringsbeslissingen zijn. Het is hierom van belang dat ook de interne controle en de administratie binnen de woningcorporatie wordt bezien op verbetermogelijkheden. Hiervoor is primair het bestuur van de individuele instelling aan zet en hierbij kan het intern toezichthoudend orgaan alsmede de externe accountant een stimulerende respectievelijk controlerende rol spelen.

Het verbeteren van de kwaliteit van de bedrijfsvoering en informatie-uitwisseling heeft als hierboven aangegeven een achterliggend doel, te weten het bijdragen aan een goed functionerende sociale huursector. Vanuit de sector en de partijen daar omheen worden veel initiatieven genomen om verder professionaliseren gestalte te geven, onder andere door benchmarking en benchlearning. Vanuit mijn rol als stelselverantwoordelijke wil ik de partijen daartoe zoveel mogelijk blijven faciliteren en stimuleren.

In onderstaande tabel staan de verschillende onderwerpen schematisch weergegeven. Onder de tabel geef ik vervolgens in paragraaf II weer op welke wijze de datavergaring op dit moment is vormgegeven alsmede wat de gebruiksdoelen van de gegevens zijn. Daaronder zal ik per onderwerp toelichten hoe deze onderdelen bijdragen aan de kwaliteit en eenduidigheid van data, een efficiënte wijze van datavergaring en brede toegankelijkheid van data.

Kwaliteit en eenduidigheid van data is van belang om alle gebruikers over een dataset te laten beschikken die betrouwbare gegevens bevat en waarbinnen de corporaties onderling met elkaar vergelijkbaar zijn omdat zij zich op eenduidige wijze over dezelfde onderwerpen verantwoorden. Een efficiënte wijze van datavergaring leidt tot lagere administratieve lasten bij zowel de corporaties als de afnemers. De brede toegankelijkheid van de data in relatie tot de transparantie leidt tot inzicht in de prestaties van de corporaties voor allen die daar gebruik van wensen te maken, zoals de huurders, gemeenten, Aedes en marktpartijen.

 

Kwaliteit en eenduidigheid data

Efficiënte datavergaring

Toegankelijkheid data en transparantie

Concrete

uitkomst

Aedes-benchmark, CBC, Corporatie in Perspectief (paragraaf III)

X

 

X

Eind 2015 nieuwe Aedes brancherapportage en CiP rapporten

Traject gegevens definities, CORA/VERA (paragraaf IV en V)

X

   

Eerste helft 2016 gegevensdefinities afgerond, periode daarna implementatie

Standard Business Reporting (paragraaf VI)

X

X

 

Pilot met KvK gegevens in 2016, daarna volledige dPi en dVi

Open Data (paragraaf VII)

X

 

X

Vanuit een groeimodel wordt per 1 januari 2016 zoveel mogelijk Open Data beschikbaar gesteld

CorpoData Organisatie (paragraaf VIII)

X

X

 

Tweede helft 2015 uitwerking toekomstige inrichting CorpoData

II. Opvragen van data bij corporaties en gebruik

Alvorens ik in het vervolg van deze brief nader in ga op de specifieke onderwerpen, geef ik u eerst de huidige praktijk weer en de wijze waarop de jaarlijks bij de corporaties opgevraagde data wordt en kan worden gebruikt.

De corporaties zijn verplicht om jaarlijks hun voornemens voor de komende 5 jaar (de Prospectieve informatie/dPi) en hun verantwoordingscijfers over het laatste verslagjaar (de Verantwoordingsinformatie/dVi) bij mij, de Autoriteit Woningcorporaties en het WSW in te dienen. In de praktijk worden deze gegevens ingediend bij «CorpoData». CorpoData is van oudsher een samenwerkingsverband tussen het CFV, de ILT en het WSW dat tevens dient als portal richting de corporatiesector voor de gestructureerde gegevensopvraag. Het CFV heeft tot 1 juli jl. namens de drie partijen uitvoering gegeven aan de werkzaamheden om de gestructureerde gegevensopvraag jaarlijks te realiseren. Met ingang van 1 juli 2015 is deze activiteit overgenomen door de Autoriteit Woningcorporaties.

Zoals hierboven reeds beschreven is het om meerdere redenen en voor verschillende partijen van belang dat er betrouwbare informatie beschikbaar is over het presteren van de woningcorporaties. Deze informatie, die afkomstig is uit de administratie van de woningcorporaties zelf, kent een veelheid aan gebruiksdoelen. Zo worden de gegevens die worden ingediend bij CorpoData in de eerste plaats gebruikt ten behoeve van het externe toezicht en het WSW. Voor deze organisaties is het voor de uitoefening van hun taken essentieel dat corporaties tijdig hun informatie indienen en dat deze informatie klopt. Het is hierbij van belang dat de publiekrechtelijke toezichthouder en de private borger zelfstandig kunnen bepalen welke informatie zij nodig hebben voor de uitoefening van hun taak, alsmede ten behoeve van de uitvoering van de saneringstaak door het WSW.

Corporaties, huurders en gemeenten kunnen de prognosecijfers in samenhang met de relevante informatie over de financiële positie van corporaties (onder andere) gebruiken om de voorgenomen activiteiten in samenhang met de prestatieafspraken te relateren aan de realisatiecijfers. Op deze wijze kan (ook) lokaal worden bepaald in hoeverre aan maatschappelijke doelen wordt bijgedragen. Het past dan ook binnen het wettelijke kader dat vanaf 1 juli 2015 geldt dat de informatiepositie van gemeenten en de huurders wordt versterkt. Om die reden ben ik in gesprek met de VNG en de Woonbond om de informatie-behoefte van gemeenten en huurdersorganisaties te inventariseren, zoals bijvoorbeeld de indicatie van de investeringscapaciteit via een jaarlijks kengetal, en te bezien op welke wijze in deze behoefte kan worden voorzien. Vanaf 2016 zal dit kengetal in het voorjaar beschikbaar worden gesteld. Voor 2015 geldt dat de berekening uiterlijk voor 1 november ter beschikking wordt gesteld aan gemeenten en huurders door het Ministerie van BZK.

Op basis van de CorpoData-cijfers (dPi/dVi) wordt ook de jaarlijkse bedrijfsvergelijking Corporatie in Perspectief (CiP) uitgebracht die voorheen door het CFV is gepubliceerd en vanaf eind 2014 door Aedes wordt gepubliceerd. De CorpoData-cijfers vormen tevens de basis voor het Corporatie Benchmark Centrum van Aedes, een online benchmarktool voor Aedes leden waarin corporaties zich op een veelheid van thema’s onderling kunnen vergelijken, en voor de openbare multidimensionale Aedes-benchmark waarin dieper wordt ingegaan op thema’s als bedrijfslasten en het huurdersoordeel.

De dPi en dVi gegevens worden tevens gebruikt voor mijn verantwoording aan u over het maatschappelijk presteren van de sociale huursector en dienen als basis voor mijn beleidsanalyses en -evaluaties, in de toekomst met name via de Staat van de Volkshuisvesting.

Uit de jaarlijkse gegevensopvraging zoals deze door CorpoData wordt uitgevoerd, blijkt dat er ruimte zit voor verbetering aan de kant van de corporaties ten aanzien van de aangeleverde kwaliteit van de gegevens. Aangezien deze informatie, die uit de administratie van de corporaties komt, de basis vormt voor de interne controle en bedrijfsvoering binnen de corporatie, het toezicht op de corporaties, beleidsonderzoeken, de ruimte die de borger biedt voor te borgen financiering, branchebenchmarks en de verantwoording aan andere partijen, is het van belang dat de gemiddelde kwaliteit van de administratie van de corporaties wordt vergroot, mede via de trajecten die verderop in deze brief aan de orde komen.

Uit bovenstaande komt naar voren dat er meerdere partijen met uiteenlopende (soms wettelijk bepaalde) verantwoordelijkheden en belangen betrokken zijn bij de gegevensopvraag en het gebruik van de gegevens. Wanneer de gegevensopvraging namens meerdere partijen en vanuit deze verschillende belangen wordt uitgevoerd, kan dit gaan leiden tot een zekere spanning tussen de uiteenlopende belangen, zoals bijvoorbeeld tussen partijen met een publiekrechtelijke verantwoordelijkheid versus een privaatrechtelijke, tussen bedrijfsgevoelige toezichtsinformatie en het streven naar transparantie en tussen informatie die noodzakelijk is voor het externe toezicht versus informatie die gebruikt wordt voor benchmarking. Ik benadruk dat het niet aan mij is om te treden in de bevoegdheden van partijen die onafhankelijk van mij dienen te kunnen opereren zoals de publiekrechtelijke toezichthouder en de privaatrechtelijke borger. Vanuit mijn verantwoordelijkheid voor een goed functionerend corporatiestelsel acht ik het wel mijn verantwoordelijkheid om over deze spanning, wanneer die ontstaat, heldere afspraken te maken en om het creëren van eenduidigheid in indicatoren en definities te stimuleren en faciliteren, mede met het oog op het beperken van de administratieve lasten voor alle betrokkenen waar dat mogelijk is.

Het streven naar verbetering en het zoeken naar de mogelijkheden om deze te faciliteren vanuit het Rijk, leiden er toe dat ik ook kritisch naar mijn eigen rol als zowel wetgever als toezichthouder dien te kijken. Onderdeel hiervan is bijvoorbeeld om te bezien in hoeverre de jaarlijkse gegevensopvraging bij de woningcorporaties kan worden verbeterd, zowel qua inhoudelijke omvang als wat betreft de administratieve lastendruk die deze met zich meebrengt door te bezien of de gegevensuitwisseling efficiënter kan worden vormgegeven.

In het vervolg van deze brief ga ik in op de specifieke onderwerpen die een relatie hebben met de wens om de kwaliteit van de bedrijfsvoering van de corporaties en informatie-uitwisseling tussen de partijen te verbeteren alsmede op de wijze waarop hiertoe met de betrokken organisaties wordt samengewerkt.

III. Aedes-benchmark en Corporatie in Perspectief

Zoals ik u eerder heb gemeld, is branchevereniging Aedes al enige tijd aan de slag met het vergroten van de transparantie en het stimuleren van leren en verbeteren via de meerdimensionale Aedes-benchmark.

Aedes heeft 20 november 2014 een brancherapport gepubliceerd over de bedrijfslasten en de kwaliteit van de dienstverlening, waar reeds een groot aantal corporaties (83%) aan heeft meegewerkt. Dit zie ik als een goede opmaat naar een sectordekkende transparantie op deze en in de toekomst meer onderwerpen waarbij de wet niet voorziet in een publiekrechtelijke toezichtstaak maar die wel van belang zijn voor de sociale huursector. Om deze transparantie waardevol te laten zijn, is het essentieel dat de cijfers waarin inzicht wordt verschaft van kwalitatief hoog niveau zijn. Hiervoor heeft Aedes een veredeling van bestaande definities uitgevoerd. Ik verwacht dat de Aedes-benchmark een disciplinerend effect zal hebben op de corporatiesector in de zin dat corporaties worden geprikkeld na te gaan op welke wijze zij hun bedrijfsvoeringsprocessen kunnen verbeteren. Een bijkomend doel van de Aedes-benchmark is om, waar dat wenselijk en mogelijk is, de veredelde definities breder toepasbaar te laten zijn om de administratieve lasten van de diverse gegevensopvragingen te verminderen.

Het is mijn voornemen om in lijn met de motie Knops een jaar na inwerking-treding van de Herzieningswet een evaluatie van de Aedes-benchmark uit te laten voeren waarin ik de vraag mee zal nemen of deelname aan de benchmark verplicht moet wordt gesteld, en wanneer daar aanleiding toe is om nadere kwaliteitseisen aan deze benchmark te stellen.

Aedes heeft daarnaast het Corporatie Benchmark Centrum (CBC) opgericht, dat toegankelijk is voor de leden van Aedes. Het CBC kan een instrument zijn om inzichtelijk te maken op welke wijze (bijvoorbeeld) de bedrijfslasten zich ontwikkelen en hoe individuele corporaties zich tot elkaar verhouden op uiteenlopende onderwerpen.

Het CBC wordt eveneens in overwegende mate gevoed vanuit de CorpoData-gegevens, maar gebruikt daarnaast ook andere informatie2. Vanuit het CBC wordt de openbare publicatie «Corporatie in Perspectief» (CiP) eind 2015 gepubliceerd. (In 2014 heeft Aedes deze publicatie overgenomen van het CFV.) De individuele rapporten zijn samengesteld op basis van de CorpoData-gegevens. Tevens is er een Excel-bestand te downloaden met deze gegevens.

Ook het CBC en de specifieke sectorrapportages zijn gebaat bij een eenduidige registratie en verantwoording, daar deze de onderlinge vergelijkbaarheid ten goede komen. Aedes verwacht eind 2015 met actuele brancherapportages te komen op basis van de benchmark. Dit traject levert ook relevante gegevens op die van belang zijn voor eenduidig en vergelijkbaar registreren van de verschillende processen binnen corporaties.

IV. Gegevensdefinities

In goede regie tussen BZK, de Autoriteit het WSW en in samenwerking met de corporatiesector, it-leveranciers en enkele sectoraccountants is een project gestart om de gegevensdefinities van de onderwerpen die jaarlijks worden opgevraagd via de dPi en dVi te verduidelijken, het beheer van de definities te verbeteren en om deze beter te laten aansluiten bij de administratie van de corporaties met als doel eenduidigheid in de verantwoording te realiseren. Het streven is dat dit traject in de eerste helft van 2016 wordt afgerond voor wat betreft het actualiseren van de gegevensdefinities van zowel de toezichtsgegevens (onder meer de financiële gegevens) als de volkshuisvestelijke prestatiegegevens. Jaarlijks dient daarna opnieuw te worden bezien of de bestaande set van gegevensdefinities nog bruikbaar, volledig en actueel is.

Dit traject dient te gaan leiden tot een eenduidigere registratie binnen de corporaties en een daardoor beter vergelijkbare verantwoording hierover. Ik acht het van belang dat hierin de samenhang met overige trajecten zoals de Aedes-benchmark wordt gezocht dan wel gecontinueerd, om te borgen dat verschillende partijen waar mogelijk dezelfde begripsdefinities hanteren. Mijn ambitie is dat daar waar mogelijk dezelfde definities worden gehanteerd, zonder daarbij in de autonomie van partijen te treden. Vanuit mijn verantwoordelijkheid voor een goed functionerend corporatiebestel zie ik er op toe dat dit belangrijke traject zodanig wordt ingevuld dat de partijen hun zelfstandige rol kunnen blijven vervullen en tegelijkertijd er eenduidigheid en duidelijkheid ontstaat over te hanteren definities. Ik acht het van essentieel belang dat de expertise van verschillende partijen en organisaties hiertoe maximaal wordt benut.

Het aanpassen van de gegevensdefinities acht ik een essentiële eerste stap, die van belang is voor alle betrokken partijen en de in deze brief genoemde trajecten. Het toepassen van deze definities door de corporaties is de tweede stap. Gelet op het belang van eenduidigheid van registratie en verantwoording, zal ik, mocht dat nodig zijn, bij een wijziging van de Herzieningswet toegelaten instellingen de mogelijkheid creëren om nadere regels te stellen aan het toepassen van de definities en om de taxonomie3 van gegevensdefinities, waar door de toezichthouder en de borger/saneerder invulling aan wordt gegeven, wettelijk vast te leggen. Hiermee beoog ik een extra instrument te creëren dat ingezet kan worden richting het bereiken van eenduidigheid en vergelijkbaarheid voor zowel het externe toezicht en de borging als voor de corporatiesector onderling. Het spreken van een gemeenschappelijke taal is ten slotte van groot belang als basis voor de in deze brief genoemde ambities en trajecten.

V. CORA/VERA

CORA (COrporatie Referentie Architectuur) en het daaraan gelieerde VERA (Volkshuisvesting Enterprise Referentie Architectuur) zijn door de corporatiesector zelf gestarte initiatieven om de door (vrijwel) alle corporaties gehanteerde gegevensdefinities van bepaalde bedrijfsprocessen vast te leggen en respectievelijk om deze technisch te vertalen naar ICT applicaties. De begrippen CORA en VERA nemen toe in bekendheid binnen de corporatiesector en ik verwacht dat de positieve bijdrage vanuit CORA en VERA aan de ontwikkelingen die gaande zijn in de sector alleen maar zal toenemen. De aangepaste gegevensdefinities dienen te landen in CORA en VERA. Om dit te bewerkstelligen zijn en worden vertegenwoordigers van CORA en VERA betrokken bij het actualiseren van de gegevensdefinities.

VI. Standard Business Reporting

Wat betreft de wijze waarop en met welke frequentie de gegevens aan de verschillende afnemers worden «vervoerd», dient te worden onderzocht op welke wijze de informatie die uit de administratie van de corporaties afkomstig is met een zo beperkt mogelijke belasting en controle kan worden aangeleverd aan de partijen die deze informatie nodig hebben. Hierbij kan gedacht worden aan de extern toezichthouders, het WSW, banken, de Kamer van Koophandel, de Belastingdienst, maar zeker ook de VNG, gemeenten en Aedes. Onderzocht wordt of het Standard Business Reporting-programma (SBR), een publiek-private samenwerking die vanuit de rijksoverheid wordt bevorderd en ondersteund, geschikt is om informatie effectiever en efficiënter uit te wisselen. Om dit te onderzoeken is op mijn initiatief een quick scan en impactanalyse uitgevoerd, beiden onder leiding van BZK-dienst Logius. Bij dit traject zijn ook ICT leveranciers en accountants betrokken, waarmee een integrale aanpak en implementatie mogelijk wordt gemaakt. In 2016 vindt een SBR-pilot plaats onder leiding van Logius en in nauwe samenwerking met BZK, CorpoData, woningcorporaties, IT-leveranciers en accountants, waarmee het mogelijk wordt gemaakt om de jaarrekeninggegevens via SBR aan te leveren aan CorpoData. Indien deze pilot goed verloopt en er een aantoonbaar positief effect te verwachten valt, zullen de mogelijkheden om via SBR gegevens aan te leveren stapsgewijs verder worden uitgebreid naar onder meer de volledige dPi en dVi.

Een onderdeel van dit traject is dat wordt onderzocht op welke wijze de gegevens aan de bron kunnen worden gecontroleerd door de externe accountant. Hier zal de Autoriteit Woningcorporaties als primaire gebruiker van de accountantscontrole ten behoeve van het toezicht, een zware rol in hebben. Wanneer dit haalbaar blijkt, zal dit naar verwachting leiden tot een vermindering van de administratieve lastendruk later in de trajecten richting verschillende partijen. Uiteindelijk kan een system-to-system koppeling waar via aan de bron gecontroleerde gegevens worden uitgewisseld leiden tot een efficiëntere gegevensuitwisseling van hogere kwaliteit van gegevens en leiden tot een hogere basiskwaliteit van de bedrijfsvoering.

VII. Open Data

De regering hecht er samen met u, zoals onder meer blijkt uit de motie Van der Linde (Kamerstuk 33 966, nr. 40) aan dat gegevens over het functioneren en presteren van publieke en semi-publieke instellingen, voor zover dit geen andere belangen schaadt, zo veel mogelijk als Open Data worden aangeboden door het Rijk. Dit geldt vanzelfsprekend daarmee ook voor de gegevens die worden opgehaald uit de corporatiesector. Hiermee wordt transparantie van deze gegevens bevorderd richting alle stakeholders als gemeenten, huurders en Aedes en wordt hergebruik van deze gegevens gestimuleerd. Ook vanuit deze doelstelling is het van belang dat de gegevens uit de corporatiesector van een betrouwbare kwaliteit zijn en er sprake is van onderlinge vergelijkbaarheid als gevolg van het hanteren van eenduidige gegevensdefinities. Open Data dient vergezeld te gaan van een goede toelichting op deze data, opdat bij het meervoudige gebruik van de data dezelfde uitgangspunten worden gehanteerd.

Ik wens op de volgende wijze invulling te geven aan de motie Van der Linde:

Per 1 januari 2016 wil ik zoveel mogelijk van de informatie die jaarlijks via de dPi/dVi wordt opgevraagd als Open Data beschikbaar stellen aan derden. Hierbij zal ik het principe «openbaar, tenzij» hanteren, hetgeen inhoudt dat tenzij daar bezwaren tegen zijn vanuit mogelijke negatieve effecten voor de bedrijfsvoering (bijv. geen bedrijfsgevoelige informatie over voorgenomen afzonderlijke projecten van corporaties), privacy of het externe toezicht gegevens als Open Data beschikbaar dienen te worden gesteld. Hetgeen als Open Data beschikbaar wordt gesteld betreft daarmee niet louter financiële gegevens.

Ten aanzien van de concrete invulling van het «tenzij» zal met betrokken partijen (met name het WSW, de Autoriteit Woningcorporaties en Aedes) worden afgestemd welke data in beginsel niet in aanmerking komt om als open data te worden aangeboden. In het najaar zal ik u informeren over welke data als open data zal worden aangeboden en het tijdpad daarbij. Gelet op de omvang is het voorstelbaar dat de verschillende datasets vanaf 1 januari 2016 gefaseerd als Open Data beschikbaar worden gesteld. Ik ben voornemens om u over dit tijdpad dan ook te informeren.

VIII. Toekomst van CorpoData

CorpoData is en blijft een belangrijke schakel in het geheel van structurele gegevensvergaring en -uitwisseling omtrent de dPi en dVi. Vanaf 1 juli jl. zijn de werkzaamheden ten behoeve van de gestructureerde gegevensuitvraag via CorpoData ondergebracht bij de Autoriteit. CorpoData kent een governance structuur die is vastgelegd tussen de deelnemende partijen. Hier valt onder andere onder de beslissingen met wie en onder welke voorwaarden contracten worden aangegaan in het kader van de dienstverlening door CorpoData.

In de tweede helft van 2015 zal ik u informeren over de wijze waarop CorpoData vanaf 2016 wordt ingericht. Vooruitlopend daarop kan ik u vast melden dat de komende periode onderzocht zal worden of, en zo ja op welke wijze, in het toekomstbeeld van CorpoData gelet op de wijzigingen in het stelsel en de ambities die geformuleerd zijn in deze brief, vanaf 2016 de volgende uitgangspunten kunnen worden gerealiseerd:

  • CorpoData is het loket waar corporaties informatie indienen die gebruikt wordt voor zowel het externe toezicht, de sanering en de borging enerzijds als informatie die benodigd is voor mijn verantwoording aan de Tweede Kamer. Ook de informatie die benodigd is ten behoeve van de bevordering van de transparantie zowel binnen de corporatiesector als richting overige stakeholders als gemeenten, wordt via CorpoData ingediend. Hierdoor blijven de administratieve lasten voor individuele woningcorporaties zo beperkt als mogelijk via enkelvoudige uitvraag en een efficiënte data-infrastructuur;

  • De Autoriteit en het WSW bepalen onafhankelijk en zelfstandig welke informatie benodigd is op welk moment voor het toezicht en de borging. Alleen op deze wijze kunnen zij hun zelfstandige verantwoordelijkheid voor de uitvoering van hun werkzaamheden vervullen. De Minister belast met het Wonen bepaalt daarnaast eveneens zelfstandig welke informatie hij nodig acht voor een goede monitoring, beleidsanalyses en verantwoording aan de Tweede Kamer. Ten behoeve van de efficiëntie van de dataverzameling, zal ik met de Autoriteit onderzoeken op welke wijze in onze gezamenlijke informatiebehoefte kan worden voorzien, zonder dat daarbij wordt getreden in de scheiding tussen beleid en toezicht;

  • De Minister belast met het Wonen kan beschikken over de informatie die op publiekrechtelijke grondslag is opgevraagd;

  • CorpoData draagt zorg voor de integrale kwaliteitscontrole van de gegevens. Dit behelst in ieder geval controle op plausibiliteit en volledigheid;

  • De dataset wordt ontsloten als Open Data (met uitzondering van mogelijk bedrijfs- of privacygevoelige dan wel inhoudelijke toezichts-/borgingsinformatie) en is daarmee geschikt voor meervoudig gebruik door alle stakeholders en bijvoorbeeld ten behoeve van benchmarking en visitaties;

  • CorpoData wordt op termijn SBR-proof gemaakt, waardoor alle corporaties via SBR hun voornemens en verantwoordingsgegevens kunnen indienen;

  • CorpoData blijft de levensader van het toezicht en de borging. De Autoriteit heeft vanuit de publiekrechtelijke verantwoordelijkheid een zelfstandig belang en dit geldt voor het WSW vanuit de privaatrechtelijke positie;

  • De CorpoData gegevens blijven daarnaast van belang voor monitoring, beleidsverantwoording en -evaluatie. Ook hier dient de scheiding tussen beleid en toezicht gehandhaafd te blijven, hetgeen vraagt om heldere afspraken tussen BZK en de Autoriteit.

Tot slot

Bovenstaande reeds gestarte initiatieven wens ik via deze brief in een bredere ambitie voor de corporatiesector te plaatsen, waardoor deze goede initiatieven een plaats krijgen in een groter geheel van activiteiten die elkaar en de corporatiesector kunnen versterken.

Ik heb oog voor het feit dat de corporatiesector een diverse sector is die bestaat uit corporaties met enkele tientallen woningen met vrijwilligersbesturen en corporaties met tienduizenden woningen met een professioneel bestuur en de daarbij horende organisatieomvang. Het is dan ook van belang om aandacht te hebben voor de impact die de gewenste verbeteringen op de corporatiesector zal hebben en het tempo waarin deze verbeteringen kunnen worden gerealiseerd. Het realiseren van de ambitie die ik in deze brief schets, zal niet van de ene op de andere dag gaan, maar is onderdeel van een meerjarig traject van professionalisering. Niet alleen vanwege de diversiteit binnen de corporatiesector, maar ook vanwege de vele partijen die hier uiteindelijk een rol in zullen moeten spelen als de Autoriteit Woningcorporaties, het WSW, Aedes, accountants, ICT-leveranciers, en uiteraard de woningcorporaties zelf.

Een samenhangend pakket aan maatregelen en instrumenten zal naar mijn verwachting leiden tot een betere aansluiting tussen het beleid en de bedrijfsvoering binnen de woningcorporaties, een verhoging van de kwaliteit van de registratie binnen de woningcorporaties, een efficiëntere communicatie tussen de sector en de verschillende afnemers van corporatiegegevens, beter inzicht in de opgave en de prestaties van de woningcorporaties, effectiever intern en extern toezicht op de woningcorporaties en een bredere maatschappelijke steun voor de werkzaamheden van de woningcorporaties.

De in deze brief uitgesproken ambitie voor de professionalisering van de corporatiesector en de gegevensuitwisseling tussen partijen, is in samenspraak met de sectorpartijen tot stand gekomen. Vanuit het gezamenlijke belang zie ik ook de toekomst voor mij.

Ter ondersteuning aan het realiseren van deze ambitie ben en blijf ik in gesprek met alle betrokken partijen.

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok


X Noot
1

Tot 1 juli 2015 was het externe toezicht belegd bij het Centraal Fonds Volkshuisvesting (CFV) en de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT).

X Noot
2

Het betreft hier informatie van het Kwaliteitscentrum Woningcorporaties Huursector (KWH), FLOW (arbeidsmarktgegevens) en Sociale Huursector Audit en Evaluatie van Resultaten Energiebesparing (SHAERE).

X Noot
3

De taxonomie is in dit verband het overzicht van gestandaardiseerde begrippen die waar nodig ontleed zijn in sub-begrippen. De taxonomie schrijft een gemeenschappelijke terminologie voor die gebruikt dient te worden in systemen en databases.

Naar boven