29 452 Tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel

Nr. 244 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 januari 2022

Met deze brief bied ik uw Kamer het rapport «Notoire klagers bij pro Justitia-onderzoek» van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) aan1.

Naar aanleiding van de publicatie van een artikel in het NRC Handelsblad door de toenmalige algemeen directeur van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (hierna: NIFP) en het hoofd juridische zaken van het Pieter Baan Centrum over de ervaren problematiek rondom klachtenprocedures in het kader van pro Justitia (pJ)-onderzoek, kwam dit onderwerp aan de orde tijdens het algemeen overleg met uw Kamer van 26 juni 2019 over de tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel.2 3 Er is toen de toezegging gedaan uw Kamer te informeren over de omvang van het probleem en of er aanleiding is het klachtrecht te herzien. Ik heb het WODC gevraagd onderzoek te doen hiernaar, hetgeen geresulteerd heeft in het bijgevoegde rapport.

Het doel van het onderzoek was het verkrijgen van meer inzicht in het klachtgedrag van verdachten en veroordeelden over wie een pJ-rapportage is opgesteld in de periode van 2016 tot heden, en de consequenties van deze klachtenprocedures. Gedurende het onderzoek bleek dat door de klachten-behandelende instanties geen registraties worden bijgehouden van het aantal en de kenmerken van klachtenprocedures die naar aanleiding van pJ-onderzoek worden ingediend. Ook de kosten die met een klachtenprocedure gepaard gaan konden niet worden gekwantificeerd.

Uit het onderzoek blijkt op basis van een enquête onder pJ-rapporteurs dat in de afgelopen vijf jaar naar schatting in totaal 68 klachten zijn ingediend tegen een pJ-rapporteur. Veertien van deze klachten kunnen worden aangemerkt als meervoudige (bij meerdere instanties en/of gericht tegen meerdere personen). Afgezet tegen het totaal aantal pJ-onderzoeken in die periode (22.570) levert dat een klachtpercentage op van 0,3 procent. De kans dat bij een klacht meervoudig geklaagd wordt is 0,06 procent. In het onderzoek is alleen vastgesteld wat de uitkomsten van klachtenprocedures waren die door het NIFP en door Tuchtcolleges voor de Gezondheidszorg (hierna: medisch tuchtcollege) zijn afgehandeld. Dit betreft de overgrote meerderheid van de klachten. In de meeste gevallen worden klachten ongegrond geacht. Als klachten wel (deels) gegrond worden geacht, heeft dit in de afgelopen vijf jaar alleen geresulteerd in een berisping of waarschuwing door het medisch tuchtcollege. Een doorhaling in het BIG-register of het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen is – voor zover bekend – niet voorgekomen. Ook is het de ervaring vanuit de advocatuur dat klachtenprocedures bij het medisch tuchtcollege langer duren dan de strafzaak duurt. Hierdoor beïnvloeden klachtenprocedures doorgaans de doorlooptijd van de strafzaak niet omdat strafrechters geen rekening houden met de uitkomsten van de klachtenprocedure of op de uitkomsten wachten. Hoewel het onderzoek concludeert dat het aantal (meervoudige) klachtenprocedures zeer beperkt is, kan de impact op pJ-rapporteurs groot zijn. Het rapport geeft weer dat er sprake is van gevoelens van stress, angst, onzekerheid en boosheid. Het rapport constateert dat pJ-rapporteurs de kans dat tegen hen een klacht wordt ingediend veel hoger inschatten dan in werkelijkheid het geval is, en dat ook over de afloop van een klachtbehandeling negatievere beelden bestaan dan de feiten rechtvaardigen. Dit lijkt bovendien invloed te hebben op de bereidheid om als pJ-rapporteur te werken.

Uit de opbrengsten van het onderzoek blijkt dat geen sprake lijkt van grootschalig klachtgedrag bij pJ-onderzoek en dat de negatieve gevolgen van klachtenprocedures beperkt zijn. Er is dan ook geen aanleiding om het klachtrecht te herzien. Wel zie ik aanknopingspunten voor verbetering met betrekking tot de klachtenregistratie en het informeren en ondersteunen van pJ-rapporteurs inzake klachtprocedures. Ik heb de uitkomsten van dit onderzoek besproken met het NIFP. Het NIFP heeft aangegeven haar klachtenregistratie en de voorlichting aan pJ-rapporteurs te gaan verbeteren. Ik attendeer ook de overige klachtenbehandelende instanties op de uitkomsten van het onderzoek.

De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Groothuizen, M. en Prinsen, M., «Leg het eindeloos klagen in de justitiële psychiatrie aan banden», NRC Handelsblad (21 juni 2019).

X Noot
3

Kamerstuk 29 452, nr. 233.

Naar boven