Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 juni 2014
De Vaste Kamercommissie voor Veiligheid en Justitie heeft mij bij brief van 22 mei
jl. verzocht om te reageren op een bericht in de Telegraaf met als titel «Tbs-psychiaters
declareren vals». In deze brief ga ik daarom in op de manier waarop psychiaters van
het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) declareren
wanneer als tbs-gestelden medewerking weigeren aan onderzoek voor zesjaarlijkse tbs-verlengingsrapportages
die volgens wettelijk voorschrift moeten worden uitgebracht door gedragsdeskundigen,
die niet zijn verbonden aan de instelling waar betrokkene verblijft.
Met de Vereniging van Pro Justitia rapporteurs heb ik eerder afspraken gemaakt over
de tarieven en normtijden voor rapportageopdrachten. Afgesproken is dat deze tarieven
en normtijden als vaste prijs gelden, om te voorkomen dat onnodig discussie ontstaat
over het aantal uur dat wordt besteed aan het opstellen van zesjaarlijkse verlengingsrapportages.
Als primair uitgangspunt geldt hierbij dat meer- en minderwerk elkaar uitmiddelen.
Ten behoeve van tbs-verlengingszittingen doet het NIFP onderzoek naar de psychische
gesteldheid van tbs-gestelden. Daarbij wordt geprobeerd om zo veel mogelijk informatie
te verzamelen, ook als tbs-gestelden weigeren. Voor een volledige rapportage op grond
waarvan de rechter kan oordelen over het (wel of niet) verlengen van de tbs-maatregel
hebben NIFP-psychiaters gemiddeld ongeveer 20 uur nodig. Daarom kan maximaal 20 uur
worden gedeclareerd.
In het mediabericht van de Telegraaf wordt verondersteld dat NIFP-psychiaters op grote
schaal valse declaraties indienen. In die gevallen dat tbs-gestelden niet hebben meegewerkt,
zouden zij ten onrechte 20 uur werk declareren. Uit het declaratiegedrag van NIFP-psychiaters
blijkt echter dat hiervan geen sprake is: zoals hiervoor aangegeven, is een declaratie
van maximaal 20 uur toegestaan, omdat feitelijke werkzaamheden meer of minder tijd
in beslag namen.
In 2013 zijn 366 zesjaarlijkse verlengingsrapportages uitgebracht waarbij acht tbs-gestelden
medewerking aan onderzoek hebben geweigerd. Dit is vrijwel gelijk aan 2012, toen 357
verlengingsrapportages zijn afgegeven waarvan in drie gevallen sprake was van een
weigerende tbs-gestelde. Voor zover wordt gesuggereerd dat de zesjaarlijkse verlengingsrapportages
slechts uit één pagina zouden bestaan, wil ik er op wijzen dat cijfers van het NIFP
aantonen dat deze verlengingsrapportages doorgaans een lengte hebben van tien tot
vijfentwintig pagina’s.
Zoals uit bovenstaande cijfers valt op te maken, is het aantal weigerende tbs-gestelden
in 2012 en 2013 zeer klein. Bovendien kon ondanks de weigering altijd een bruikbare
verlengingsrapportage worden opgeleverd. Met behulp van eerdere rapportages in combinatie
met milieuonderzoek (waarbij de omgeving van betrokkene wordt gehoord) kon voldoende
relevante informatie worden verkregen over de ziektegeschiedenis van weigerende tbs-gestelden.
De NIFP-psychiaters bezoeken altijd de tbs-gestelde om wie het gaat, ook als betrokkene
zijn medewerking weigert. Soms kan tijdens dat bezoek de weigering worden doorbroken.
Vaak wordt contact met één van de twee deskundigen geweigerd; in die gevallen kan
dus wel degelijk onderzoek worden gedaan. Om het NIFP hiertoe in staat te stellen,
gelden de tarieven en normen als vaste prijs. Op deze manier drukt het aantal uur
niet op de volledigheid en kwaliteit van de rapportages, omdat meer- en minderwerk
elkaar uitmiddelen.
Met het NIFP is gesproken over de declaraties van de NIFP-psychiaters in verlengingszaken.
Nogmaals is bevestigd dat de te verrichten werkzaamheden een vaste prijs rechtvaardigen.
Hiermee wordt ruimte geboden aan de professional om te komen tot volledige, bruikbare
verlengingsrapportages. Dit draagt bij aan een goede tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel.
Op basis hiervan heb ik niet de minste reden om aan het declaratiegedrag van de NIFP-psychiaters
bij zesjaarlijkse verlengingszaken te twijfelen.
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
F. Teeven