29 452 Tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel

Nr. 166 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 november 2013

1. Inleiding

De Vaste Kamercommissie voor Veiligheid en Justitie heeft mij op 4 oktober jl. verzocht te reageren op het onlangs verschenen boek «Ervaring niet vereist». Deze brief geeft invulling aan dit verzoek.

Ik heb kennis genomen van het boek «Ervaring niet vereist» geschreven door Léonie Holtes. Een boek gebaseerd op haar ervaringen toen zij eerst als stagiaire en later als psychologe werkzaam was in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC).

In haar boek schetst Holtes een tijdsbeeld van een FPC in de jaren 2005 en 2006. Ook reflecteert zij op kritische wijze over zaken waar zij destijds in haar werk tegen aan liep. Tegelijkertijd is sprake van een boek dat is geschreven vanuit haar perspectief en werkervaringen in een specifieke periode en setting. In diezelfde tijd besliste de Tweede Kamer tot een parlementair onderzoek naar het TBS-stelsel. Een aantal van de aanbevelingen van deze, ook door Holtes genoemde, parlementaire onderzoekscommissie onder voorzitterschap van toenmalig VVD-kamerlid Visser, sluiten aan bij kritiek die Holtes in haar boek uit.1

De commissie Visser heeft de fundamenten gelegd voor een verbeterd TBS-stelsel. De aanbevelingen van de commissie zijn door mijn ambtsvoorganger doorgevoerd. In de diverse voortgangsrapportages «Plan van aanpak Terbeschikkingstelling en Forensische Zorg in strafrechtelijk kader» die mijn ambtsvoorganger u, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft doen toekomen, is hier op ingegaan.2 Sindsdien informeer ik u regelmatig over de vorderingen op het terrein van tbs-doelstellingen alsmede van andere ontwikkelingen op het gebied van de tbs en de forensische zorg.3

2. Reactie

Holtes heeft in haar boek kritiek op de opleiding van psychologen, de personeelsproblematiek in het FPC waar zij werkzaam was, het gebruik van risicotaxaties, het gebrek aan evidence-based handelen en op de Pro Justitia rapporteurs en -rapportages. In de volgende paragrafen ga ik uitgebreider in op voornoemde kritiekpunten.

2.1. Personeelsproblematiek

Volgens Holtes sloot de opleiding van psychologen niet aan op het vakgebied waarin zij werkzaam was. Ook was er destijds een tekort aan ervaren personeel in het FPC waarin zij werkzaam was.

Ik deel Holtes mening dat een goede tbs-behandeling start met een goed en stabiel personeelsbestand. Bij alle FPC’s geldt dat het personeel relevante ervaring moet hebben en dient te beschikken over de juiste kwalificaties. Er zijn sinds 2005–2006 verschillende initiatieven gestart om ongewenst personeelsverloop te voorkomen en een evenwichtige samenstelling van personeel te kunnen bereiken. Dit zorgt ervoor dat goed voorbereid personeel met de benodigde competenties en kwaliteiten wordt aangenomen. Een voorbeeld van de initiatieven is de samenwerking tussen de forensische en de (reguliere) GGZ die bredere uitwisseling van personeel mogelijk maakt. Daarnaast wordt er door de FPC’s en de Universiteiten van Maastricht, Nijmegen, Tilburg en Amsterdam intensief samengewerkt met betrekking tot de masteropleidingen voor Forensische Zorg.

2.2. Ongestructureerd klinisch oordeel en gestructureerde risico-taxaties

Holtes merkte verder op dat de psychologen in de kliniek te veel op hun gevoel beslissingen namen en te weinig gebruik maakten van wetenschappelijke inzichten. Risicotaxaties werden door tijdsgebrek snel en onvolledig ingevuld of soms niet gebruikt.

Sinds de tijd dat Holtes werkzaam was in een FPC is de kennis over risicofactoren voor recidivegedrag sterk toegenomen en vormt gestructureerde risicotaxatie de basis voor het opstellen van behandelplannen en vrijhedenbeleid. Zo is sinds 2005 een wetenschappelijk onderbouwde risicotaxatie voor tbs-patiënten sector breed ingevoerd in het Verlofbeleid. Hierdoor is risicotaxatie een vast onderdeel van een verlofaanvraag geworden.

Zoals ik ook met uw Kamer heb gedeeld tijdens het AO tbs op 21 maart jl. acht ik gestandaardiseerde risicotaxatie instrumenten noodzakelijk.4 Herhaalde metingen geven inzicht in de vorderingen van de patiënt. Met de inkoop van forensische zorg heb ik het afnemen van gestructureerde risicotaxatie-instrumenten verplicht gesteld. De FPC’s hebben bovendien in samenwerking met het Expertisecentrum Forensische Psychiatrie (EFP) besloten om de risicotaxatiegegevens te bundelen in de Landelijke Databank Risicotaxatie TBS, zodat het lerend vermogen niet alleen per kliniek maar sectorbreed wordt vergroot.

2.3. Kwaliteitsverbetering in de forensische zorg/evidence based

Holtes stelde ook dat behandelmethoden niet wetenschappelijk getoetst waren, noch werden aanpast aan recente wetenschappelijke inzichten.

Het EFP zet zich reeds lange tijd in om samen met het veld meer evidence based werkmethoden en best practices in de forensische psychiatrie toe te passen. Het EFP ondersteunt ook bij het meerjarenprogramma Kwaliteit Forensische Zorg (KFZ). Binnen dit programma werkt het gehele forensische zorgveld gezamenlijk aan het verhogen van de kwaliteit en effectiviteit van de behandelingen. Onderdelen van dit programma richten zich op: Evidence Based behandelmethoden, Routine Outcome Monitoring (ROM) en Benchmarking in de forensische zorg. Ook buiten de kaders van KFZ wordt gewerkt aan transparantie en kwaliteitsmanagement. Een voorbeeld hiervan zijn de recidivecijfers per FPC, waarover uw Kamer recent per brief is geïnformeerd.5

In de meerjarenovereenkomst Forensische zorg (2013 tot en met 2017) is afgesproken om de kwaliteit van de forensische zorg verder te verbeteren en zichtbaar te maken. KFZ zal hiertoe in geïntensiveerde vorm worden voortgezet. Hiervoor is een tweejaarlijkse bijdrage van 1,4 mln. euro aan KFZ in ieder geval tot en met 2017 beschikbaar. De opbrengsten en resultaten van het programma KFZ zullen in de komende periode via het inkoopproces van forensische zorg gestimuleerd dan wel verplicht worden gesteld.

2.4 Pro Justitia rapporten en -rapporteurs

Tot slot gaf Holtes aan dat richtlijnen voor het aanvragen van Pro Justitia (PJ)- rapportages door de rechter-commissaris en voor de aard en kwaliteit van deze rapportages ontbraken. Ook waren er geen specifieke beroepsethische richtlijnen waaraan Pro Justitia (PJ)-rapporteurs zich moesten houden en bestond er geen officieel register van deze rapporteurs.

Om de kwaliteit van PJ-rapportages te borgen hanteert het NIFP al sinds midden jaren negentig diverse richtlijnen, procedures en kwaliteitseisen zoals formats voor rapporten, brieven en formulieren; een feedbackprocedure waarbij conceptrapporten door collega’s van feedback worden voorzien en kwaliteitsoverleggen voor feedbackgevers en feedbackloops om achteraf de kwaliteit van een rapportage en de rapportagebemiddeling te toetsen. Voorts heeft het NIFP om willekeur bij het aanvragen van PJ-rapportages te voorkomen het BooG-instrument ontwikkeld.6

Sinds 2010 is een deskundigenregister ingevoerd, het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen (NRGD). Inmiddels heeft het NRGD meer dan 600 aanvragen tot registratie van PJ-rapporteurs getoetst. Wat betreft verantwoording voor het werk van PJ-rapporteurs bestaan, naast de toetsing door en eventuele doorhaling uit het NRGD, gedrags- en beroepscodes van hun eigen discipline waarvan op de naleving tuchtrechtelijk wordt toegezien.7

3. Tot slot

Zoals ik u reeds heb gemeld is met het uitvoeren van de aanbevelingen van de commissie Visser het tbs-stelsel in zowel juridische, beleidsmatige als praktische zin gewijzigd.

Hoe waardevol en relevant de observaties van Holtes ook zijn, ze zijn tijd- en locatie gebonden. Sinds 2006 is er op het terrein van de tbs en andere forensische zorg in strafrechtelijk kader belangrijke vooruitgang geboekt. Er zijn omvangrijke stelselwijzigingen gerealiseerd waardoor daar waar nodig de kwaliteit van het stelsel van de forensische zorg is vergroot.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven


X Noot
1

Zo beveelt de commissie Visser aan om: a)binnen het Hoger onderwijs beroepsopleidingen te creëren voor het werk in de psychiatrie; b)meer wetenschappelijk onderzoek te doen naar effectiviteit van behandelmethoden in de forensische psychiatrie en c)risicotaxatie-instrumenten verder te ontwikkelen om de kwaliteit van individuele verlofbeslissingen te verbeteren.

X Noot
2

Kamerstuk 29 452 en Kamerstuk 30 250, nr. 70 (eerste voortgangsrapportage); Kamerstuk 29 452, nr. 79 (tweede); Kamerstuk 29 452, nr. 94 (derde); Kamerstuk 29 452, nr. 99 (vierde) en Kamerstuk 29 452, nr. 122 (vijfde).

X Noot
3

Kamerstuk 29 452, nr. 138 en Kamerstuk 29 452, nr. 146, bijlage bij 33 628, nr. 1.

X Noot
4

Kamerstuk 29 452, nr. 160.

X Noot
5

Kamerstuk 29 452, nr. 165.

X Noot
6

BooG staat voor Beslissingsondersteuning onderzoek Geestvermogens. BooG is een wetenschappelijk onderbouwd digitaal instrument dat vanuit het NIFP is geïmplementeerd bij de ketenpartners en hen ondersteunt bij het nemen van de beslissing of een PJ-onderzoek gewenst is.

X Noot
7

Het betreft de Beroepscode voor psychiaters van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie en de Beroepscode voor psychologen van het Nederlands Instituut van Psychologen. Bij de Nederlandse Vereniging van pedagogen en onderwijskundigen (NVO) is eveneens een Beroepscode aanwezig.

Naar boven