Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | 29452 nr. 156 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | 29452 nr. 156 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 januari 2013
Hierbij bieden wij u het onderzoek naar de dossiers van tbs-gestelden aan, dat is uitgevoerd door de Taskforce TBS1. De Taskforce bestaat uit medewerkers van de Rechtspraak en het Openbaar Ministerie (OM) en is op verzoek van de Staatssecretaris ingesteld door de Raad voor de rechtspraak.
Op 2 oktober 2012 stelde de heer Oskam (CDA) vragen over de consequenties van de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) op 31 juli 2012 in de zaak-Van der Velden. De heer Oskam vroeg of ook bij vergelijkbare gevallen van mogelijk gemaximeerde tbs, de tbs-gestelde in vrijheid gesteld zou moeten worden (Handelingen TK 2012–2013,7). De Staatssecretaris heeft hem toegezegd een inventarisatie naar vergelijkbare gevallen uit te zullen voeren. Dit is nu gebeurd door de Taskforce TBS.
Uitspraak Europees Hof voor de Rechten van de Mens
De Taskforce is ingesteld naar aanleiding van de uitspraak van het EHRM op 31 juli 2012 in de zaak-Van der Velden en daarop volgende beslissingen van de Penitentiaire Kamer van het gerechtshof Arnhem. In de uitspraak wijst het EHRM erop dat uit artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en art 359 lid 7 van het Wetboek van Strafvordering (Sv)volgt dat verlenging van een tbs-maatregel met dwangverpleging na een periode van vier jaar (ongemaximeerde tbs) alleen mogelijk is als de rechter in het vonnis waarbij de maatregel is opgelegd, expliciet heeft overwogen dat de maatregel is opgelegd voor een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen (hierna: geweldsdelict)2. Wordt niet aan dit vereiste voldaan, dan mag de tbs-maatregel na de periode van vier jaar niet opnieuw worden verlengd. Er moet dan worden aangenomen dat sprake van gemaximeerde tbs3.
Na de uitspraak van het EHRM zijn door de Penitentiaire Kamer van het gerechtshof Arnhem vergelijkbare uitspraken gedaan. Het gerechtshof heeft hierbij aangegeven dat de hiervoor weergegeven redenering niet opgaat, wanneer uit de bewezenverklaring, de kwalificatie en de motivering van de oplegging van de straf en/of maatregel, evident is dat het om een geweldsdelict gaat (hierna: evidente geweldsdelicten). In dat geval mager er wel van worden uitgegaan dat sprake is van een ongemaximeerde tbs. Hieruit volgt dat er voor plegers van misdrijven als moord, doodslag, verkrachting en dergelijke niets verandert. Voor plegers van delicten waarbij niet per se geweld wordt gebruikt, zoals bedreiging en diefstal met bedreiging, zal de uitspraak van het EHRM mogelijk wel tot gevolg kunnen hebben dat de tbs-maatregel eerder dan voorzien zal moeten worden beëindigd.
Naar aanleiding van de uitspraken van de Penitentiaire Kamer is inmiddels een vordering tot cassatie in het belang der wet aangetekend met betrekking tot de toepassing van artikel 359 lid 7 Sv en de uitleg van het begrip «geweldsdelict» als bedoeld in artikel 38e lid 1 Sr.
Uitkomsten inventarisatie Taskforce
In totaal heeft de Taskforce TBS alle dossiers bekeken waarin een tbs-maatregel is opgelegd voor zover de maatregel nog niet was beëindigd op 26 november 2012, de start van het onderzoek. Het gaat om bijna 2400 dossiers. Van deze 2400 zaken zijn er 111 die, in het licht van de nieuwe jurisprudentie, aandacht vragen omdat de rechter in het vonnis mogelijk onvoldoende heeft gemotiveerd dat het om een geweldsdelict gaat.
Van deze 111 zaken zijn er 59 zaken waar betrokkene inmiddels langer dan vier jaar aan de tbs-maatregel is onderworpen. In deze zaken zal de rechter beoordelen of de tbs-maatregel in het licht van de nieuwe jurisprudentie nog kan voortduren. Daarnaast zijn er 52 zaken waarbij de betrokkene nog geen vier jaar aan de tbs-maatregel is onderworpen (de maximale duur van een gemaximeerde tbs-maatregel). In deze laatste gevallen is de tbs dus op dit moment in ieder geval nog binnen de wettelijke kaders. Zodra de maatregel vier jaar heeft geduurd, zal de vraag gaan spelen of de tbs-maatregel nog langer kan voortduren. Ook in die gevallen is het aan de rechter dit te beoordelen.
Wij merken hierbij op dat het rapport van de Taskforce TBS aangeeft dat de gevallen op beide lijsten aandacht verdienen. Bij de concrete beoordeling van die gevallen door de rechter zal blijken of de tbs-maatregel na een periode van vier jaar verlengd kan worden.
Voor verdere details en de wijze waarop het onderzoek is uitgevoerd, verwijzen wij u naar het rapport (bijgevoegd). Het rapport is geanonimiseerd om de persoonlijke levenssfeer van tbs-gestelden en eventuele slachtoffers te eerbiedingen.
Conclusies
Hoewel het hier niet gaat om plegers van evidente geweldsmisdrijven4, gaat het wel om ernstige zaken. Veelal betreft het diefstal, bedreiging, diefstal met bedreiging en afpersing met bedreiging. Hierbij moet bedacht worden dat in een aantal van deze gevallen de tbs als gevolg van het behandelresultaat niet langer dan vier jaar hoeft te duren. Toch zullen er ook gevallen zijn waarin de tbs mogelijk eerder dan gewenst zal moeten worden beëindigd, omdat uit de uitspraak, waarbij de tbs is opgelegd, niet blijkt dat er evident sprake is van een geweldsdelict5.
Het is niet zo dat als gevolg van deze uitspraak van het Europees Hof alle tbs-gestelden die het betreft in één keer in vrijheid moeten worden gesteld. Allereerst geldt voor een deel van de groep, te weten 52 personen, dat de maximale duur van de tbs van vier jaar nog niet is bereikt. Daarnaast wijzen wij erop dat niet vaststaat dat in alle zaken die de Taskforce TBS heeft geïdentificeerd als zaken die aandacht behoeven daadwerkelijk door de rechter zal worden geoordeeld dat het, in het licht van de uitspraak van het EHRM, om een gemaximeerde tbs gaat. In iedere zaak zal dus individueel moeten worden beoordeeld of verlenging van de tbs mogelijk is. De eerste vraag daarbij zal steeds zijn of de gesteldheid van betrokkene en de stand van zaken in de behandeling aanleiding geven tot verlenging. Is dat niet langer het geval, dan kan de tbs worden beëindigd omdat betrokkene is uitbehandeld, zoals dat ook in andere tbs-zaken gebeurt. Geven de gesteldheid van betrokkene en de stand van zaken in de behandeling wel aanleiding tot verlenging, dan zal moeten worden beoordeeld of een verlenging, in het licht van de uitspraak van het EHRM, ook juridisch mogelijk is. Indien het OM oordeelt dat verlenging juridisch mogelijk is, zal het OM verlenging vorderen. Het is dan uiteindelijk aan de rechter om te beslissen of al dan niet kan worden verlengd.
Zoals wij hiervoor al aangaven, kan de tbs-maatregel na vier jaar wel worden verlengd als uit het vonnis evident blijkt dat het gaat om een geweldsdelict. Bij tbs-gestelden die zijn veroordeeld voor evidente geweldsdelicten verandert er dus niets.
Maatregelen bij beëindiging tbs-maatregel
In die gevallen waarin de tbs niet kan worden verlengd, maar in behandeloptiek verlenging wel wenselijk is omdat de tbs-gestelde een gevaar vormt voor zichzelf of voor zijn omgeving, kan gebruik gemaakt worden van de mogelijkheden die de Wet Bijzondere opnemingen in een psychiatrisch ziekenhuis (Wet Bopz) biedt. Personen die een gevaar vormen voor zichzelf of hun omgeving kunnen op grond van deze wet worden opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis, waaronder ook instellingen voor forensische psychiatrie vallen, op basis van een rechterlijke machtiging (RM). Een dergelijke machtiging geldt voor een half jaar met (telkens) de mogelijkheid van verlenging. In alle gevallen waarin een risicotaxatie door de kliniek de noodzaak hiervan uitwijst, zal door het openbaar ministerie een rechterlijke machtiging worden aangevraagd teneinde te voorkomen dat de tbs-gestelde voortijdig terugkeert in de samenleving. Het is vanzelfsprekend uiteindelijk aan de (civiele) rechter om de machtiging al dan niet toe te kennen.
Tot nu toe hebben zich zes zaken voorgedaan waarin de tbs onherroepelijk is opgeheven als gevolg van de uitspraak van het EHRM. In drie van deze zaken is een rechterlijke machtiging aangevraagd en verkregen. In twee zaken heeft de betrokkene ervoor gekozen op vrijwillige basis het verblijf in het FPC voort te zetten. In de laatste zaak was de behandeling dermate gevorderd dat nazorg op het gebied van wonen en verblijf door het FPC voldoende werd geacht.
Maatregelen ten aanzien van slachtoffers
Slachtoffers kunnen te maken krijgen met een dader die eerder dan voorzien in vrijheid wordt gesteld. Volgens het rapport van de Taskforce TBS gaat het hierbij vooral om slachtoffers van bedreiging, afpersing of diefstal. In ieder geval worden slachtoffers van spreekrechtwaardige delicten6, voor zover zij hebben aangegeven dat zij op de hoogte gehouden willen worden, geïnformeerd over de invrijheidstelling van een tbs-gestelde. Het OM zal de slachtoffers zo nodig informeren en hierbij rekening houden met de bijzondere omstandigheden en de korte termijn waarbinnen deze tbs-gestelden in vrijheid kunnen worden gesteld. Ook de burgemeester van de gemeente waar de tbs-gestelde naar zal terugkeren, zal op dat moment worden geïnformeerd.
Kosten rechterlijke machtiging
Om de zorgverzekeraars, die civiele maatregelen normaal gesproken financieren, de kans te geven zich voor te bereiden op deze extra toestroom, heb ik besloten dat een eventuele eerste opname op grond van de Wet Bopz, dan wel de eerste zes maanden van een vrijwillige voortzetting van het verblijf in een forensisch psychiatrisch centrum voor de tbs-gestelden die het betreft voor mijn rekening komt. Dat betekent dat zorgverzekeraars in deze gevallen tenminste een half jaar de tijd hebben, zijnde de duur van de op de RM gebaseerde Bopz-opname, zich hierop voor te bereiden. Bij een eventuele verlenging van de RM gelden weer de normale wettelijke (betalings)regimes.
Maatregelen bij de Rechtspraak
De Rechtspraak heeft al eerder maatregelen genomen om de praktijk van de toepassing van het motiveringsvereiste te verbeteren en zo nieuwe gevallen te voorkomen. De zaak is meerdere malen in het Landelijk Overleg van Voorzitters van de Strafsectoren onder de aandacht gebracht, de werkprocessen zijn aangepast en concrete bouwstenen voor het vonnis zijn opgesteld. In gevallen waarin rechters een ongemaximeerde tbs-maatregel opleggen, wordt dit dus voortaan adequaat gemotiveerd.
Met bovengenoemde maatregelen achten wij de mogelijke gevolgen van de jurisprudentie van het EHRM optimaal ondervangen.
De minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten
De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven
Art. 38, lid 1 Sr. Overigens geldt het motiveringsvoorschrift niet als de tbs met dwangverpleging is opgelegd vóór 1994 en als in eerste instantie een tbs met voorwaarden is opgelegd die later is omgezet in een tbs met dwangverpleging.
Mevrouw Helder (PVV) heeft op 2 oktober 2012 de Staatssecretaris gevraagd expliciet in te gaan op het feit dat het EHRM «blijkbaar door de Nederlandse wetgeving fietst» (Handelingen TK 2012–2013, 7). Zoals hierboven is aangegeven, wijst het EHRM juist op een vereiste in de Nederlandse wetgeving, waarop naar het oordeel van het Europees Hof door leden van de rechterlijke macht niet altijd juist is gerespondeerd.
Moord, doodslag, verkrachting, brandstichting met gevaar voor personen of met doden als gevolg, zware mishandeling, diefstal met geweld, vervaardigen kinderporno en aanranding.
Het spreekrecht kan worden uitgeoefend bij een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld en bij een aantal nader genoemde misdrijven in artikel 51e van het Wetboek van Strafvordering.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29452-156.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.