29 452 Tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel

Nr. 131 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 juli 2010

Inleiding

Bij brief van 4 november 20081 heb ik uw Kamer bericht over mijn uitgangspunt is dat gemeenten tijdig op de hoogte dienen te zijn van de komst van plegers van ernstige gewelds- en zedendelicten, die uit detentie worden ontslagen dan wel met verlof gaan. Op 29 juni 20092 hebben de toenmalige staatssecretaris van Justitie en ik u nader geïnformeerd over de stand van zaken van het project waarin het informeren van burgemeesters over deze personen praktisch wordt uitgewerkt. In die brief is een pilot aangekondigd, die inmiddels is geëvalueerd.3 In deze brief informeer ik u over de uitkomst van de evaluatie van de pilot en geef ik aan welke vervolgstappen ik zal nemen met betrekking tot deze informatiestroom.

De pilot

Mede op basis van het advies van Het Expertisecentrum (HEC) is gestart met een pilot. Hierbij is er naar gestreefd om 15 gemeenten bij de pilot te betrekken, waaronder de G4. In september 2009 hebben de G4 mij aangegeven bedenkingen te hebben tegen de huidige vorm van informatieoverdracht. Zij gaven aan te vrezen te veel casussen te (gaan) ontvangen met te weinig concrete informatie. Tevens hebben de G4 mij aangegeven alleen te willen meedoen wanneer departementaal een ex-ante-risicoanalyse wordt gemaakt over individuele gevallen. Ik heb aangegeven dat dit niet mogelijk is omdat verstoringen in de sfeer van openbare orde en veiligheid vooral een lokaal karakter hebben doordat naast de ex-delinquent juist ook de omgeving invloed heeft. Wel heb ik toegezegd de doelgroep te willen toespitsen op zedendelinquenten. Voor de G4 was dit een onvoldoende toezegging en, afgezien van Utrecht, hebben zij besloten om de pilot eerst af te wachten. Vervolgens is een aantal andere gemeenten benaderd om mee te doen met de pilot4.

De pilot is op 7 september 2009 gestart met beëindigingen Penitentiaire Inrichtingen. Inmiddels is daaraan de informatiestroom inzake jeugdigen met een PIJ-maatregel toegevoegd. Daarnaast loopt een test met de informatie over verloven Penitentiaire Inrichtingen. Met het tbs-veld wordt bezien op welke wijze de informatiestroom verloven tbs kan worden opgepakt, zonder het resocialisatiekarakter van tbs te beïnvloeden. Hiervoor is een werkgroep met GGZ Nederland in oprichting.

De evaluatie van de pilot

In november 2009 is gestart met de evaluatie van de pilot5. De evaluatie betreft met name de beëindigingen Penitentiaire Inrichtingen. Daarmee geeft de evaluatie een eerste maar nog geen volledig inzicht in de werking van de informatiestroom.

Over de evaluatie, de bevoegdheden en het vraagstuk van de risicoanalyse zal op 15 september a.s. een Bestuurlijke Conferentie plaatsvinden, waar ik over deze onderwerpen van gedachten zal wisselen met burgemeesters van de pilotgemeenten, burgemeesters van de G4 en burgemeesters van een aantal geïnteresseerde gemeenten die niet mee konden doen aan de pilot.

Het vervolg na deze pilot

De evaluatie geeft aan dat de huidige informatiestroom functioneert en burgemeesters steunt bij het voorkomen van problemen in de sfeer van de openbare orde en veiligheid. Omdat nog niet alle informatiestromen functioneren is het afronden van de pilot voorbarig. De geëvalueerde pilot geeft mij voldoende inzicht en vertrouwen om de informatiestroom gefaseerd uit te breiden door een gecontroleerde toename van gemeenten, circa 50, in een verlengde en uitgebreide pilot per 1 januari 2011. Dit heeft ook duidelijk de voorkeur van, onder andere, de G4-gemeenten. Na evaluatie zal een landelijke uitrol kunnen plaatsvinden, waarover ik uw Kamer te zijner tijd zal informeren.

De artikelen uit het Wetboek van Strafrecht

De informatiestroom gaat nu over zeden- en geweldsdelinquenten. Ervaring en de evaluatie leren dat problemen in de sfeer van openbare orde en veiligheid zich vooral voordoen bij zedendelicten en een beperkte groep geweldsdelicten. Daarom heb ik besloten de informatiestroom daarop verder toe te spitsen en geen informatie meer te gaan verschaffen over delinquenten die zijn veroordeeld op grond van art. 312 (diefstal met geweld) van het Wetboek van Strafrecht. Dit beperkt de doelgroep aanzienlijk en maakt de informatiestroom efficiënter, zowel voor de justitiële organen, als de gemeenten. De G4 pleiten voor verder onderzoek naar criteria om de informatiestroom te beperken in de vervolgpilot onder mijn eindverantwoordelijkheid.

Het delen van kennis.

Het succes van de pilot is ook gelegen in het delen van kennis. Hiertoe is door het ministerie van Justitie het zogenaamde Overleg Gemandateerde Personen opgezet. Dat heeft gedurende de pilot goed gefunctioneerd en heeft bijgedragen aan de bestuurlijke rust op het front van terugkerende zeden- en geweldsdelinquenten.

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XNoot
1

Kamerstukken II, 2008–2009, 31 700 VI, nr. 72.

XNoot
2

Kamerstukken II, 2008–2009, 29 452, nr. 116.

XNoot
3

Het rapport «Evaluatie Pilot BIVGEG» is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
4

Uiteindelijk hebben de volgende gemeenten deelgenomen aan de pilot: Amersfoort, Almere, Breda, Eindhoven, Enschede, Groningen, Hoogeveen, Leeuwarden, Maastricht, Roermond, Schiedam, Tilburg, Utrecht, Westland, Wijk bij Duurstede, Zoetermeer, Zwolle.

XNoot
5

Zie bijgesloten evaluatierapport.

Naar boven