29 398 Maatregelen verkeersveiligheid

25 295 Infectieziektenbestrijding

Nr. 895 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 februari 2021

Hierbij sturen wij u de aanwijzing aan de ILT van 1 februari jongstleden, waarin de ILT wordt verzocht om voor de periode die bij de maatregel is aangegeven, af te zien van verbalisering in het geval bij controle blijkt dat de betreffende certificaten of uitslagen zijn verlopen1.

Met de brief aan uw Kamer van 23 december jongstleden over de verlenging van coulancemaatregelen voor IenW-sectoren, bent u geïnformeerd over het voornemen deze aanwijzing aan de ILT te doen2. De coulancemaatregelen beogen de effecten van COVID-19 op de vitale processen zo klein mogelijk te houden.

Binnen de wegensector gaat het niet alleen om het individuele personenvervoer en het vrachtvervoer, maar ook om het vervoer per bus en taxi. Binnen de spoorsector gaat het om maatregelen die de machinisten betreffen.

In zijn algemeenheid achten wij het gewenst dat als dat nodig is vanwege de voornoemde maatregelen de uitvoeringsorganisaties zo veel mogelijk coulance te betrachten bij de uitvoering en handhaving van de regelgeving waarmee zij zijn belast. Voor ons is een belangrijke randvoorwaarde dat dit geen risico’s oplevert voor verkeersveiligheid. Daarnaast moeten het maatregelen zijn die proportioneel zijn in relatie tot het vastgestelde probleem en tijdelijk van aard zijn.

In de bijlage is een aantal coulancemaatregelen genoemd. Het betreft voor het merendeel certificaten/uitslagen gebaseerd op Europese of CCR-regelgeving die momenteel geen ruimte biedt voor een verlenging van de geldigheid van het certificaat. Momenteel is een vervolg op de vorig jaar ingestelde noodverordening in voorbereiding. Zolang dit Europese kader niet van toepassing is, is dus coulance in de vorm van het accepteren van verlopen bewijzen/certificaten geboden, waarbij het mogelijk om een relatief korte periode gaat gelet op de noodverordening die wordt voorbereid.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Kamerstukken 29 398 en 25 295, nr. 891

Naar boven