Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 oktober 2014
Tijdens het Algemeen Overleg Wegverkeer en Verkeersveiligheid van 9 oktober 2014 heb
ik uw Kamer geïnformeerd dat het CBR heeft besloten het opleggen van het alcoholslot
programma (asp) voorlopig aan te houden. De heer De Rouwe heeft tijdens de regeling
van werkzaamheden van 9 oktober verzocht om een brief over de onderbouwing van het
CBR om het asp per direct stil te leggen (Handelingen II, 2014/15, nr. 12, Regeling
van Werkzaamheden).
Ik heb uw Kamer geïnformeerd dat dit het gevolg is van signalen die de Raad van State
heeft afgegeven aan het CBR en mij. Deze signalen betreffen enerzijds het advies van
de Raad van State op het wetsvoorstel startonderbreker in vrachtwagens en bussen en
anderzijds een brief van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State met
vragen aan het CBR inzake de heropening van een individuele casus. Desgewenst kunt
u de stukken vertrouwelijk inzien. Openbaar maken van deze stukken is in deze fase
van het proces in strijd met art. 26, tweede lid, Wet op de Raad van State, dan wel
kan het CBR in de verdediging in een concrete zaak schaden.
De bovengenoemde signalen van de Raad van State waren voor het CBR, de uitvoerende
organisatie die de asp’s oplegt, aanleiding om voorlopig geen onomkeerbare stappen
te nemen. In afwachting van een besluit van de Raad van State heeft het CBR besloten
zaken die in aanmerking komen voor oplegging van het asp als bestuurlijke maatregel
voorlopig aan te houden op basis van juridisch advies. In geval het CBR had besloten
door te gaan met het opleggen van het asp zouden mogelijk wel onomkeerbare stappen
worden gezet, namelijk onterechte opleggingen.
Uiteraard gaan de huidige asp-zaken die reeds in uitvoering en rechtens onaantastbaar
zijn door.
Tenslotte merk ik op dat ik op dit moment samen met de Minister van Veiligheid en
Justitie laat onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om te komen tot een stelsel waarbij
een belangenafweging kan worden gemaakt bij de oplegging van het asp. Hierbij wordt
gekeken naar mogelijkheden in zowel het bestuursrecht als het strafrecht. Ik verwacht
dat de Raad van State binnen een of twee maanden
duidelijkheid zal geven. Daarna zal ik samen met mijn collega van Veiligheid en Justitie
bezien welk scenario wordt ingezet. Afhankelijk van de beslissing van de Raad van
State zal het CBR vervolgens zo snel mogelijk duidelijkheid geven aan de personen
die nu wachten op een bestuursrechtelijke maatregel.
De Minister van Infrastructuur en Milieu,
M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus