29 355 Gelijke behandeling voor mensen met een handicap of een chronische ziekte

Nr. 59 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 november 2016

Hierbij bied ik u, mede namens de Minister en Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), mijn reactie aan bij het advies «Werk: van belang voor iedereen – Een advies over werken met een chronische ziekte1» van de Sociaal-Economische Raad (SER)2.

De adviesaanvraag aan de SER was ingegeven door het toenemend aantal chronisch zieken in de samenleving. Enerzijds een positieve ontwikkeling omdat dit het gevolg is van een hogere levensverwachting van de Nederlandse bevolking. Anderzijds betekent dit ook dat aandacht nodig is voor de voorwaarden waaronder chronisch zieken actief in het arbeidsproces kunnen blijven. De centrale vraagstelling aan de SER luidde dan ook: «Hoe kunnen de betrokken partijen (individuele werkgevers, chronisch zieken, zorgverleners en andere relevante actoren) het toenemend aantal chronisch zieken aan het werk houden en krijgen.

Hoofdlijnen SER advies

Ik ben verheugd met het unanieme advies van de SER. De SER benadrukt in zijn advies dat:

  • door vooruitgang in de gezondheidszorg en tot op latere leeftijd doorwerken steeds meer mensen tijdens hun werkzame leven te maken krijgen met een chronische ziekte.

  • veel al goed gaat bij werken met een chronische ziekte: veel mensen met een chronische ziekte zijn in staat te participeren op de arbeidsmarkt.

  • chronische ziekten soms echter belemmeringen met zich mee brengen die het werk bemoeilijken en waar risico’s op productiviteitsverlies, verzuim of uitval bestaan.

  • alle betrokken partijen er samen voor kunnen en moeten zorgen dat het arbeidspotentieel van mensen met een chronische ziekte in de toekomst goed wordt benut en mensen gewoon aan het werk kunnen zijn.

Zoals de voorzitter van de SER commissie Chronisch Zieke Werkende, mevrouw Louise Gunning, aangaf in uw commissie3, betekent dit advies goed nieuws en huiswerk voor iedereen: «Goed nieuws omdat mensen steeds langer actief kunnen zijn met een chronische ziekte dankzij de verbeteringen in de gezondheidszorg. Veel mensen zijn dan ook aan het werk, maar de vraag is hoe houd je ze aan het werk. Dat is huiswerk voor alle betrokkenen.»

De SER pleit voor een positieve en integrale benadering, gericht op alle werkenden om daarmee mensen met een chronische aandoening niet nodeloos in een negatieve uitzonderingspositie te brengen. Daarmee plaatst de SER chronisch zieke werkenden in de context van preventie en duurzame inzetbaarheid.

De SER heeft zijn aanbevelingen expliciet geadresseerd aan alle betrokken partijen op en rond de werkvloer, namelijk de werkgever en leidinggevende, de werkende met een chronisch ziekte en de bedrijfsarts of arboprofessional. Uitgangspunt daarbij is wederzijdse betrokkenheid. Daar omheen zijn andere partijen, waaronder patiëntenverenigingen, zorgverleners, kabinet en overheid, die bij kunnen dragen aan het aan het werk komen en blijven van werkenden met een chronische ziekte.

De SER stelt dat het huidige stelsel van arbeidsomstandigheden voldoet en doet voorstellen die passen binnen het huidige kader van wet- en regelgeving.

Volgens de SER is er nog veel te winnen door de toepassing van bestaande regels (RI&E, plan van aanpak met aandacht voor chronisch zieken, goede arbozorg en inzet bedrijfsarts) op de werkvloer tot uitvoering te brengen.

Reactie op advies

Het advies illustreert het intrinsieke belang van het kunnen werken met een chronische ziekte en laat zien dat daartoe al veel gebeurt en mogelijk gemaakt is. Tegelijkertijd heeft het advies ook een agenderende functie gezien de extra aandacht en inzet die van de betrokken partijen gevraagd wordt om mensen met een chronische ziekte aan het werk te houden en krijgen.

Ik deel de analyse van de SER en herken me in de uitgangspunten en randvoorwaarden die de SER benoemt:

  • Ieders belang, ieders verantwoordelijkheid

  • Gezondheid gemakkelijker bespreekbaar maken

  • Maatwerk

Aan de hand van deze drie punten ga ik nader in op het advies.

Ieders belang, ieders verantwoordelijkheid

Bij arbeidsparticipatie van mensen met een chronische ziekte zijn diverse partijen betrokken. Op de eerste plaats uiteraard de werkende zelf. De werkenden hebben het meest direct belang bij het aan het werk kunnen komen en blijven. Zij dragen ook de eerste verantwoordelijkheid voor de eigen loopbaan en gezondheid. Om in hun gezondheidssituatie te kunnen werken hebben ze in meer of mindere mate ondersteuning nodig van hun (potentiële) werkgever en van de betrokken bedrijfsarts en arboprofessionals alsmede van de reguliere zorgverlening.

Ik ben het met de SER eens dat juist voor werkenden met een chronische ziekte preventie van belang is om belemmeringen in het werk te voorkomen en uitval tegen te gaan. De Arbowet maakt in algemene termen duidelijk wat er van werkgever en werknemer wordt verwacht. Bij de concrete uitvoering kunnen de werkgever en de OR zich laten ondersteunen door deskundigen als de bedrijfsarts of de arbeidsdeskundige. Voor mensen met een chronische ziekte is de bedrijfsarts een belangrijke adviseur om belasting en belastbaarheid in evenwicht te houden en werkbehoud te ondersteunen. De bedrijfsarts kan hierbij preventief werken en adviseren over duurzame inzetbaarheid en eventuele werkaanpassingen. De Tweede Kamer4 heeft recent het wetsvoorstel wijziging Arbeidsomstandighedenwet aangenomen, dat voorziet in versterking van preventie, van de positie van de bedrijfsarts en van de positie van werknemers bij het vormgeven en bespreken van arbeidsgerelateerde zorg.

Kennis en bewustwording vergroten

Met de SER deel ik dat het bespreekbaar maken van gezondheid een essentieel onderdeel vormt van het goed kunnen werken met een chronische ziekte. Ik acht het dan ook erg belangrijk dat voldoende kennis over werken met een chronische ziekte beschikbaar komt. Zoals de SER ook opmerkt kan een centraal informatiepunt daarbij een belangrijke rol vervullen. De patiëntenorganisaties beschikken over veel kennis en ervaring en zij pakken graag de rol op om (potentiële) werknemers en werkgevers te informeren. Goed gebruik maken van de instrumenten en infrastructuur die er al beschikbaar is heeft daarbij mijn voorkeur. Ik nodig de patiëntenkoepels dan ook van harte uit om samen met werkgevers en werknemers te kijken hoe de beschikbare informatie het beste ontsloten kan worden en te bepalen of er nog kennislacunes bestaan. Het gedeelde belang zien we graag tot uiting komen in een gezamenlijk plan van aanpak, dat ik via de Patiëntenfederatie Nederland graag tegemoet zie.

Voorts zal het Ministerie van SZW op het Arboportaal extra aandacht besteden aan bestaande interventies en goede praktijken met betrekking tot het aan het werk houden van chronisch zieken.

Met het beschikbaar komen van objectieve en relevante informatie zal het stigma van chronisch zieke vervagen en kan het gesprek over wat op de werkvloer en in de arbeidsvoorwaarden nodig en mogelijk is beter op gang komen. Tevens hoeft het wiel niet nodeloos opnieuw te worden uitgevonden wanneer informatie over mogelijkheden en wat wel en niet werkt breed wordt gedeeld.

Het voeren van het goede gesprek tussen werkgever en werknemer vormt de basis voor een omgeving waarbinnen zaken aan de orde kunnen worden gesteld. Een veilige sfeer waarin op open en constructieve wijze gesproken kan worden stelt de werknemer met een chronisch zieke in staat hierin het initiatief te nemen. Niemand is er uiteindelijk bij gebaat wanneer hindernissen worden verzwegen. Om het goede gesprek te faciliteren heb ik samen met de Minister van SZW de «Gesprekswijzer Chronische Aandoeningen en werk» op laten stellen. Via het programma Duurzame Inzetbaarheid en in samenwerking met Alles is gezondheid is deze onder de aandacht van werkgevers, werknemers, patiënten- en cliëntenorganisaties gebracht.

Maatwerk

Uiteraard bestaan tussen werkenden met een chronische ziekte aanzienlijke verschillen. Dat impliceert ook dat er geen generieke maatregelen zijn die voor alle gevallen een oplossing bieden.

De SER merkt op dat werkzoekenden met een chronische ziekte evengoed als werkenden zorgvragen kunnen hebben die een relatie hebben met arbeid. De SER vindt het belangrijk dat er ook voor deze doelgroep ruimte is om arbeid en zorg met de behandelend arts te bespreken.

Ik onderschrijf dat de situatie voor niet-werkenden anders is dan de situatie voor werkenden. De decentralisaties (Participatiewet, Wmo) bieden ruimte om lokaal/regionaal maatwerk op te zetten. Onder leiding van de Staatssecretarissen van SZW en VWS is bijvoorbeeld het project «Mensenwerk» ter bevordering van participatie van mensen met psychische aandoeningen van start gegaan. In dit project is nagegaan wat werkzame elementen zijn om participatie te vergroten, is gewerkt aan een meer open houding ten aanzien van mensen met psychische problemen, en wordt de samenwerking tussen GGZ en Werk & Inkomen gestimuleerd.

De SER adviseert om na te gaan of een beperkte groep jongeren met een chronische ziekte, die niet of nauwelijks werkervaring heeft opgedaan, voor een no-riskpolis in aanmerking kan komen. De Minister van SZW is bereid om samen met het UWV een verkenning te doen naar een no-riskpolis voor mensen die niet behoren tot de doelgroep van de Banenafspraak, waaronder jongeren met een chronische ziekte. Daarnaast heeft de Minister van SZW het voornemen om begin 2017 een pilot te starten met het vervroegd inzetten van de no-riskpolis voor mensen die langdurig ziek zijn en een uitkering hebben op grond van de Ziektewet.

Preventie en duurzame inzetbaarheid

De SER plaatst het advies in de context van preventie en duurzame inzetbaarheid. Zoals in het advies ook wordt geconstateerd, gebeurt er op het gebied van preventie en duurzame inzetbaarheid5 al veel en zijn hiertoe de nodige instrumenten beschikbaar.

«Alles is gezondheid...» is het onderdeel van het Nationaal Programma Preventie (NPP) dat primair gericht is op het opgang brengen van een maatschappelijke beweging om preventie en gezondheid een vast onderdeel van het «dagelijkse leven» te maken. De werkplek is daarbij een belangrijke setting, naast de wijk, school en de zorg. Ruim 1250 organisaties hebben zich via 264 pledges («plechtige beloftes») aan de doelstellingen van het NPP verbonden: 92 pledges zijn gerelateerd aan werk. De doelstelling van het NPP luidt: «De gezondheid van mensen bevorderen en chronische ziekten voorkomen, door een integrale aanpak in de omgeving waar ze wonen, werken en leren».

De programmalijn «Werk(en) is gezond» bij ZonMw is onderdeel van het 5e Programma Preventie, dat als onderzoeksprogramma het Nationaal Programma NPP volgt en voedt. In 2016 wordt de inhoudelijke programmering vastgesteld. Daarbij ligt de nadruk op de relatie gezondheid – werk en sociaal economische positie. Speciale aandacht is er in dit verband voor werknemers met een lage sociaal economische positie die een chronische aandoening hebben. Op dit moment wordt een kennissynthese uitgevoerd om te achterhalen waar lacunes in kennis zijn in de praktijk, het beleid en de wetenschap.

Op initiatief van het centrum Werk Gezondheid en in samenwerking met «Alles is gezondheid...» is de commissie Werk en Gezondheid samengesteld. De commissie bestaat uit wetenschappers, vertegenwoordigers van patiënten, arbodiensten, zorgverzekeraars en werkgevers. Zij gaat een extra impuls geven aan het ondersteunen van werkgevers om mensen, ook met een chronische ziekte, zo gezond mogelijk aan het werk te houden. De commissie presenteerde zijn voornemens tijdens de 9 maart 2016 gehouden conferentie «Alles is gezondheid...». In samenwerking met MVO Nederland (Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen) zijn onder andere voorbeelden van geslaagde gezondheidsbevordering in het bedrijfsleven opgehaald. Deze worden nu verspreid.

Ik ondersteun ook de verbinding die de SER legt tussen preventie van ziekteverzuim en uitval en de inzet van instrumenten als de Risico-Inventarisatie en -Evaluatie (RI&E), Periodiek Arbeid Gezondheidskundig Onderzoek (PAGO) en Work Ability Index (WAI) in bedrijven. Daarbij is het aan de werkgever met zijn werknemers/Ondernemingsraad om te komen tot specifiek op de onderneming gericht arbo en preventiebeleid. Voor chronisch zieke werkenden en werkgevers zijn ondersteuning door bedrijfsartsen en andere arboprofessionals, net als een goede samenwerking van de bedrijfsgezondheidszorg met de reguliere zorg van belang.

Het programma duurzame inzetbaarheid van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) bevordert sinds 2012 via het delen van (wetenschappelijke) kennis en goede praktijkervaringen, dat werkgevers en werkenden eerder en op een goede manier in beweging komen en tijdig de juiste maatregelen kunnen toepassen om duurzame inzetbaarheid te bevorderen. Deze aanpak is een aanvulling op beleid, wet- en regelgeving op de terreinen gezond en veilig werken, scholing van werkenden en arbeidsmobiliteit. In de eerste plaats wordt ingezet op het vergroten van de bewustwording bij werkgevers en werkenden, door belangrijke thema’s te agenderen via communicatiecampagnes. Daarnaast worden werkgevers en (chronisch zieke) werkenden gestimuleerd en gefaciliteerd om praktisch aan de slag te gaan.

Bedrijven en sectoren die willen investeren in gezondheid en vitaliteit, kunnen gebruik maken van de ESF subsidie duurzame inzetbaarheid bedrijven, en de ESF subsidie duurzame inzetbaarheid regio’s en sectoren. In het najaar van 2016 wordt de regeling wederom opengesteld voor dit doel (€ 22 mln.).

Tot slot

Werken met een chronische ziekte is heel gewoon en zal de komende jaren steeds vaker voorkomen. Aan het werk kunnen zijn is van belang voor iedereen, in de eerste plaats natuurlijk voor de werkende, maar ook voor de samenleving als geheel omdat we niet zonder de bijdrage van chronisch zieken kunnen.

Om dit mogelijk te maken staat voor mij het voeren van eigen regie voorop. Het uitgangspunt is dat de individuele werknemer met een chronische ziekte optimaal mee kan doen op de arbeidsmarkt. Ik roep daartoe alle partijen op om werk te maken van de aanbevelingen en daarbij niet op elkaar te wachten, maar om elkaar te helpen bij het maken van het huiswerk en de samenwerking op te zoeken. In bestuurlijke overleggen zal ik het belang van het aan het werk krijgen en houden van mensen met een chronische ziekte blijven benadrukken en partijen aanspreken op hun verantwoordelijkheid hierbij.

Met de SER ben ik van mening dat het vooral op de werkvloer moet gebeuren. Daarom zie ik voor de SER, waarin werkgevers- en werknemersorganisaties en kroonleden zijn vertegenwoordigd, een belangrijke rol weggelegd. Ik heb de SER dan ook gevraagd om, in samenwerking met de Commissie Werk en Gezondheid, waar nodig de uitvoering van de aanbevelingen te initiëren en de voortgang van de uitvoering te bewaken.

Om de ontwikkelingen met betrekking tot werkenden met een chronische ziekte te kunnen volgen wordt door de Minister van SZW gemonitord met zowel een tweejaarlijks Cao-onderzoek als met de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden.

Samen laten we zien dat werken met een chronische ziekte vanzelfsprekend is en dat het niet meer dan normaal is dat iedereen zijn steentje bijdraagt om dat mogelijk te maken. Daarmee sluit ik aan bij de nieuwe definitie van gezondheid van Huber6 die uitgaat van meedoen in de maatschappij en wat een persoon wel kan. Of om met de SER te spreken: «Werk: van belang voor iedereen».

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers


X Noot
1

De SER richt zich in het advies primair op mensen die met somatische en/of psychische chronische ziekten te maken hebben, en trekt bewust geen scherpe grens omdat knelpunten en oplossingen op verschillende groepen van toepassing zijn.

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
3

Vaste Commissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid, met deelname van een lid van de Vaste Commissie Volksgezondheid, Welzijn en Sport 21 april jl.

X Noot
4

Kamerstuk 34 375, A

X Noot
6

Gezondheid als het vermogen zich aan te passen en een eigen regie te voeren, in het licht van de fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven.

Naar boven