29 355
Gelijke behandeling voor mensen met een handicap of een chronische ziekte

nr. 11
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 februari 2005

Inleiding

De Vaste Commissie van VWS heeft in bijgaande brief aangegeven een overleg te willen met alle bewindslieden die op enigerlei wijze gehandicaptenbeleid in hun portefeuille hebben. Ter voorbereiding wordt een notitie gevraagd met daarin de belangrijkste speerpunten van het integrale gehandicaptenbeleid van het kabinet en wordt verzocht om een uitputtend overzicht van de bereikte resultatenkwantitatief en kwalitatief- op basis van geformuleerde speerpunten. Tevens verzoekt de commissie om de verschillende zaken te presenteren in een meerjarig perspectief, voorzien van een financiële vertaling en in samenhang tussen de verschillende ministeries. Tenslotte wordt gevraagd om mijn visie op de invulling van mijn coördinerende rol met betrekking tot een integraal gehandicaptenbeleid.

Mede namens de meest betrokken bewindslieden wil ik deze brief beantwoorden.

Met het aanvaarden van het Actieplan gelijke behandeling in de praktijk1 heeft het kabinet een omslag gemaakt naarinclusief beleid ten aanzien van de positie van mensen met beperkingen. Bij de voorbereiding van dit Actieplan heeft het kabinet zich laten leiden door de uitgangspunten van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte.

Inclusief beleid is beleid dat rekening houdt met de verschillende mogelijkheden en beperkingen van mensen. Als specifieke voorzieningen noodzakelijk zijn, worden deze in samenhang met de reguliere maatregelen naar voren gebracht. Het leidt tot een samenleving waar personen met beperkingen vanzelfsprekend op een gelijkwaardige manier kunnen deelnemen aan alle aspecten van het maatschappelijk leven.

De vragen die in de brief worden gesteld, geven aan dat van de zijde van de Kamer behoefte is aan duidelijkheid hoe een en ander vorm zal krijgen.

Eerst zal ik ingaan op mijn coördinerende rol, daarna op de vragen naar een overzicht van voornemens in meerjarig perspectief.

Herijking coördinerende rol

In het Algemeen Overleg van 9 september 2004 (kamerstuk 29 355, nr. 8) – waarnaar in de brief wordt verwezen – hebben we gesproken over de invulling van inclusief beleid. Alle bewindslieden zullen zich voortaan bij het voorbereiden van beleidsmaatregelen rekenschap geven van de gevolgen van deze maatregelen voor mensen met beperkingen. Nu de verantwoordelijkheid voor inclusief beleid en dus voor het gehandicaptenbeleid bij het hele kabinet ligt, leidt dit tot een andere invulling van mijn taak.

In de eerste plaats is er de verantwoordelijkheid voor mijn eigen beleidsdossiers. De uitwerking van het voorstel van een Wet Maatschappelijke Ondersteuning is dan ook gebaseerd op dit uitgangspunt.

Ten tweede zie ik als mijn rol te stimuleren dat de beleidsmaatregelen van de verschillende ministeries daadwerkelijk inclusief zijn. Monitoring en (afstemming van) informatie verzamelen over de positie van mensen met beperkingen zijn daarbij instrumenten die mij ten dienste staan.

Wanneer er volgens uw Kamer sprake is van knelpunten voor mensen met beperkingen kunt u de eerst verantwoordelijke bewindspersoon of bewindspersonen hier op aanspreken; het is niet vanzelfsprekend dat de coördinerend bewindspersoon hierbij wordt betrokken.

De omslag in het denken van voorzieningenbeleid voor mensen met beperkingen naar een benadering, waarbij gelijke behandeling en non-discriminatie sleutelbegrippen zijn, vergt een mentaliteitsverandering. Ik zal deze verandering vanuit mijn ministerie ondersteunen met de opgebouwde expertise over belemmeringen voor mensen met beperkingen. Daarbij zal ook de interdepartementale commissie waarover in het Actieplan is geschreven, een functie vervullen. Er wordt bovendien door VWS een handreiking ontwikkeld zodat beleidsmakers en auteurs van beleidsstukken een handvat krijgen om de gevolgen van beleidsmaatregelen te doordenken. (Deze handreiking voeg ik bij1. In praktijk wil ik deze handreiking op zijn bruikbaarheid beoordelen en daarna zonodig bijstellen.) De mentaliteitsverandering zal echter de hele samenleving moeten doordringen. De Taskforce Handicap en Samenleving onder leiding van mevrouw J. van Leeuwen zal het maatschappelijk bewustzijn gaan beïnvloeden. Bij de samenstelling van deze Taskforce is er daarom opgelet dat de leden netwerken hebben in alle sectoren van de samenleving.

Alle beleidsvoornemens in meerjarig perspectief

Tegen deze achtergrond wil ik nu ingaan op uw vraag om een notitie met een overzicht van speerpunten, bereikte resultaten en daarmee gemoeide financiële middelen. De keuze voor inclusief beleid betekent – zoals hiervoor al aangegeven – dat reguliere en eventueel specifieke maatregelen in onderlinge samenhang worden gepresenteerd en besproken. In de Rijksbegroting 2005 heeft het kabinet alle beleidsvoornemens (zowel inclusief als specifiek) weergegeven. Iedere bewindspersoon overlegt geregeld met uw Kamer over een zeer groot aantal uitwerkingen. Het is een zaak van de betrokken bewindspersoon en de betreffende commissie van de Kamer in hoeverre specifiek aandacht wordt besteed aan de positie van mensen met beperkingen. Het is dan de vraag in hoeverre vervolgens een tweede bespreking in de Kamer van deze maatregelen vanuit een doelgroepenperspectief noodzakelijk is. Vooralsnog lijkt mij de reguliere behandeling de meest adequate en efficiënte werkwijze; in voorkomende gevallen zou ik desgevraagd vanuit mijn coördinerende rol aan het overleg mee kunnen doen. In de praktijk functioneert dit nu ook al op deze manier.

Het Actieplan gelijke behandeling in de praktijk heeft het kabinet opgesteld binnen de door de Kamer in de motie Bussemaker en Van der Ham1 aangegeven grenzen: verzamel knelpunten bij belangenorganisaties en geef aan wat het kabinet gaat doen om deze op te lossen zonder nieuwe wetgevingstrajecten en zonder dat er grote bedragen mee zijn gemoeid. Ik vind het te vroeg nu al een gedetailleerde evaluatie te geven van de voortgang van de activiteiten uit het Actieplan. Het lijkt mij zinvol om eind van dit jaar een voortgangsrapportage te presenteren waarvan een tussentijdse evaluatie van dit Actieplan deel uitmaakt. Door zijn aard gaat het hier om een beperkt aantal terreinen. Ik zie in uw verzoek echter ook de behoefte te weten in hoeverre het «inclusieve beleid» daadwerkelijk wordt uitgevoerd. Om hieraan tegemoet te komen, heb ik de meest betrokken bewindslieden gevraagd mij een tweetal speerpunten op hun beleidsterrein te benoemen. Het moet dan wat mij betreft gaan om zaken die in de Rijksbegroting 2005 al zijn opgenomen. Het betreft lopende zaken die een belangrijke bijdrage leveren aan de integratie van mensen met beperkingen in de samenleving en niet als een specifiek knelpunt door belangenorganisaties zijn benoemd. Ik verwacht u in april 2005 deze speerpunten te kunnen zenden. In de evaluatie van het Actieplan zal ook over de voortgang op het terrein van deze speerpunten op hoofdlijnen worden gerapporteerd. Een gedetailleerde bespreking is primair een kwestie van de betrokken bewindslieden en uw Kamer.

Mede namens de betrokken bewindslieden,

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

C. I. J. M. Ross-van Dorp

BIJLAGE

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Den Haag, 10 september 2004

Onder verwijzing naar het op 9 september 2004 gehouden algemeen overleg over het gehandicaptenbeleid deel ik u mee dat de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport tijdens haar procedurevergadering van 15 september jl. heeft besloten op enig moment u, in uw hoedanigheid van coördinerend bewindspersoon voor het gehandicaptenbeleid, en collega-bewindspersonen die enigerlei vorm van gehandicaptenbeleid in hun portefeuille hebben, voor een overleg over integraal gehandicaptenbeleid uit te nodigen.

Ter voorbereiding van dit overleg stelt de commissie het op prijs een notitie te ontvangen waarin de belangrijkste speerpunten van het integrale gehandicaptenbeleid van het kabinet zijn geformuleerd.

De commissie verzoekt u als coördinerend bewindspersoon te bevorderen dat de direct bij dit beleid betrokken bewindspersonen daartoe een uitputtend overzicht verschaffen van de tot dusverre bereikte resultaten – zowel in kwalitatief als in kwantitatief opzicht – op basis van door hen geformuleerde speerpunten.

Voorts ziet de commissie gaarne de beleidsvoornemens per ministerie in meerjarig perspectief, vergezeld van een financiële vertaling, tegemoet. In de beleidsvoornemens dient tevens de samenhang tot uitdrukking te komen tussen de verschillende ministeries.

Tenslotte verzoekt de commissie u mee te delen op welke wijze u uw coördinerende rol met betrekking tot een integraal gehandicaptenbeleid in de toekomst zo optimaal mogelijk waar denkt te kunnen maken.

De commissie ziet uw reactie met enige voortvarendheid tegemoet.

De griffier van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Teunissen


XNoot
1

Kamerstukken II, 2003–2004, 29 355 nr. 1(en bijlagen).

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Kamerstukken, II 2002–2003, 28 169, nr. 27.

Naar boven