Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 januari 2020
Met deze brief wil ik uw Kamer informeren over de stand van zaken met betrekking tot
het Inspectieonderzoek «Uitzetting naar Bahrein».
Bij brieven van 13 en 17 december 2019 aan uw Kamer heb ik het rapport en de zienswijze
van de Inspectie over de openbaarmaking van het rapport vertrouwelijk aan uw Kamer
aangeboden (Kamerstuk 29 344, nrs. 138 en 139).
De Inspectie en het Ministerie van Buitenlandse Zaken hebben mij geadviseerd om het
onderzoeksrapport niet openbaar te maken. Vervolgens heb ik ambtelijk advies gevraagd
over het openbaar maken van het rapport in deze individuele zaak. In dit advies wordt
aangegeven dat het Ministerie van Justitie en Veiligheid in individuele zaken op het
terrein van migratie gebonden is er zorg voor te dragen dat de belangen en de persoonlijke
levenssfeer van een persoon niet worden geschonden. Persoonlijke, asiel-gerelateerde
informatie kan niet gedeeld worden. Daarbij is ook van belang dat uit het VN Vluchtelingenverdrag
en de Europese richtlijnen volgt dat de in het kader van een asielaanvraag naar voren
gebrachte informatie vertrouwelijk is en niet bekend mag worden bij de autoriteiten
van landen van herkomst. Dat is ook een van de aanbevelingen die volgde uit het onderzoek
van de commissie Havermans in 2005 naar de terugkeer van uitgeprocedeerde Congolezen.
Zelfs al zou informatie op een andere manier bekend kunnen zijn bij de autoriteiten
van het land van herkomst, dan heb ik de plicht om er zorg voor te dragen dat ik niet
actief meer vertrouwelijke informatie over de persoon openbaar maak.
Tevens speelt mee dat de advocaat die namens betrokkene optreedt een klacht tegen
Nederland heeft ingediend bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Dat zorgt
ervoor dat wanneer ik persoonlijke informatie openbaar maak over de betrokkene, dit
door het Hof kan worden meegenomen in de eventuele behandeling van de klacht.
Omdat ik, met uw Kamer, hecht aan het belang van openbaar debat heb ik daarenboven
advies gevraagd aan de Landsadvocaat over openbaarmaking. De Landsadvocaat ondersteunt
het ambtelijk advies om het rapport niet openbaar te maken.
Afgelopen week ontving ik informatie van de Inspectie die de Inspectie niet heeft
betrokken bij het onderzoek, maar wel zodanig relevant vindt dat zij mij daarover
alsnog vertrouwelijk wilde informeren. Ik ben van oordeel dat die vertrouwelijke informatie
relevant is voor het gedane onderzoek en heb daarom heden aan de Inspectie gevraagd
deze vertrouwelijke informatie en eventueel andere informatie die in dit verband relevant
kan zijn alsnog te onderzoeken en te betrekken bij het eerdere onderzoek. Ik heb de
Inspectie gevraagd zo spoedig mogelijk aan mijn verzoek tegemoet te komen. Dit zou
mogelijk kunnen leiden tot aanpassing van c.q. aanvulling op het rapport. In het licht
hiervan acht ik een beslissing over openbaarmaking daarom momenteel niet opportuun.
Om dezelfde reden acht ik het evenmin aangewezen thans de Kamervragen van de leden
Voordewind en Groothuizen ter zake te beantwoorden.1
Ik zal uw Kamer zo spoedig mogelijk informeren over de uitkomst van het nader onderzoek.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
A. Broekers-Knol