29 325 Maatschappelijke Opvang

Nr. 67 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 juni 2014

In deze brief informeer ik u over de stand van zaken van de ontwikkeling en implementatie van de methodiek Veerkracht in de vrouwenopvang en maatschappelijke opvang. Hiermee voldoe ik aan mijn toezegging1 om uw Kamer nog voor het Algemeen Overleg maatschappelijke opvang te informeren hieromtrent.

In 2011 is de methodiek Veerkracht voor de vrouwenopvang ontwikkeld door Van Montfoort / Collegio, in nauwe samenwerking met het veld. Aanleiding voor het ontwikkelen van deze methodiek was de constatering dat hoewel verschillende instellingen voor vrouwenopvang weliswaar al langere tijd specifieke psycho-educatieve programma’s boden voor kinderen die getuige waren van het geweld thuis, de aandacht voor het kind als individueel persoon met eigen behoefte aan steun en hulp ontbrak. Tevens bleek uit het onderzoek «Meer dan bed, bad, broodje pindakaas» uit 20102 dat veel van wat deze kinderen hebben meegemaakt kan leiden tot gedragsproblemen en psychosociale problemen. De methodiek Veerkracht richt zich op de eigenstandige hulpvraag en ontwikkeling van het kind en heeft daarnaast ook als doel het ondersteunen van de ouders bij het opvoeden en ouderschap na geweld en het opbouwen van een gezinsleven zonder geweld.

In het eerste half jaar van 2012 werd in drie instellingen voor vrouwenopvang (Kadera, Kompaan en De Bocht, Blijf Dordrecht) Veerkracht als pilot uitgevoerd. Daarna is de methodiek definitief vastgesteld. In 2013 was Veerkracht in de meeste instellingen voor vrouwenopvang geïmplementeerd. In 2014 zal de methodiek naar verwachting in vrijwel alle instellingen zijn ingevoerd.

Dat wil niet zeggen dat al het werk gedaan is. De invoering en implementatie van Veerkracht betekenen een cultuuromslag naar meer gerichtheid op het kind, opvoedondersteuning van moeders en vaders en systeemgerichtheid. Doordat er meer taken zijn bijgekomen, zoals onder andere het maken van een veiligheidsplan, systematisch observeren en het horen van de kinderen, betekent invoering van Veerkracht ook extra investeringen in formatie. Navraag bij onder meer de Federatie Opvang en Stichting Kinderpostzegels Nederland leert dat er zorgen zijn over de structurele inbedding van Veerkracht in de vrouwenopvang.

Zoals ik tijdens het AO kindermishandeling/Geweld in afhankelijkheidsrelaties aangaf, heb ik afspraken gemaakt met de VNG over een kwaliteitsimpuls voor de aanpak van huiselijk geweld. Ik stel daarvoor structureel € 10 miljoen extra ter beschikking. Onderdeel van deze afspraken is dat de meegekomen kinderen in de (vrouwen)opvang worden begeleid volgens een beproefde methodiek en dat gemeenten daar financieringsafspraken met de opvanginstellingen over maken.

Over het algemeen proberen centrumgemeenten waar mogelijk te voorkomen dat kinderen in de maatschappelijke opvang terecht komen en wanneer dit toch gebeurt, dit verblijf zo kort mogelijk te houden. De gezinnen die in de maatschappelijke opvang terecht komen, hebben in de meeste gevallen andere problematiek dan de vrouwen die met kinderen in de vrouwenopvang terecht komen. Omdat ik het belangrijk vind dat ook voor de kinderen die in de maatschappelijke opvang terecht komen goede begeleiding beschikbaar is, heb ik gezien de goede ervaringen in de vrouwenopvang, ook financiering beschikbaar gesteld om de methodiek Veerkracht op maat te maken voor de maatschappelijke opvang, om ook daar een kwaliteitsslag te realiseren in de begeleiding van kinderen. Dit project wordt op dit moment door de Federatie Opvang uitgevoerd en er is inmiddels in samenspraak met een aantal instellingen voor maatschappelijke opvang een aangepaste versie van Veerkracht ontwikkeld. Op dit moment zijn vier instellingen bij wijze van pilot deze methodiek aan het implementeren. Dat loopt voorspoedig, naar verwachting zal de methodiek in september zijn afgerond. Ik zal deze methodiek voor de maatschappelijke opvang, wanneer deze definitief is vastgesteld, onder de aandacht van gemeenten brengen.

Overigens geldt dat gemeenten vanaf 2015 een integrale verantwoordelijkheid voor de zorg voor jeugdigen hebben. Dit biedt kansen voor het verbeteren van de verbinding tussen de jeugdhulp en opvang. Ik ga in gesprek met de VNG om te bezien in hoeverre gemeenten nadere ondersteuning nodig hebben om die verantwoordelijkheid juist ook voor kinderen in de opvang (en daarna) te kunnen invullen.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn


X Noot
1

Toezegging gedaan tijdens AO kindermishandeling/Geweld in afhankelijkheidsrelaties (15 mei 2014)

X Noot
2

Onderzoek van Onderzoekscentrum maatschappelijke zorg van het UMC St Radboud Nijmegen in opdracht van het Ministerie van VWS

Naar boven