Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 mei 2019
Op 22 december 2016 publiceerde de Gezondheidsraad een advies over prenatale screening.
Samen met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport stuurde ik op 23 november
2018 een beleidsreactie op het advies naar uw Kamer (Kamerstuk 29 323, nr. 121). Tijdens het AO Zwangerschap en geboorte op 29 november jl. (Kamerstuk 32 279, nr. 148) besprak ik deze reactie met uw Kamer. Op 11 december jl. deed ik, tijdens het VAO
Zwangerschap en geboorte (Handelingen II 2018/19, nr. 34, item 28), de toezegging uw Kamer nader te informeren over de vervolgstappen voor wat betreft
de zogenoemde 13-wekenecho.
Aan deze toezegging heb ik voldaan met mijn brief van 17 december 2018 (Kamerstuk
29 323, nr. 122) waarin ik mijn voornemen uitte om een verkenning uit te voeren naar de laatste ontwikkelingen
rond de 13-wekenecho. Op 18 december 2018 nam uw Kamer de motie van de leden Bergkamp
en Tellegen aan die de regering verzoekt «om te starten met een verkenning, deze binnen
enkele maanden af te ronden en de uitkomsten hiervan te betrekken bij het landelijk
wetenschappelijk onderzoek naar opname in het programma (van prenatale screening)
van een echo rond dertien weken zwangerschap dat uiterlijk 1 januari 2020 van start
gaat» (Kamerstuk 32 279, nr. 145). Met deze brief bied ik uw Kamer de verkenning aan1.
De verkenning is opgesteld door een projectgroep onder leiding van het RIVM. De projectgroep
bestaat uit verschillende veldpartijen die een rol zullen hebben bij het onderzoek.
De betrokken veldpartijen concluderen dat invoering van het onderzoek haalbaar is,
maar op zijn vroegst eind 2020 kan worden gerealiseerd. Een landelijk wetenschappelijk
onderzoek zoals de Gezondheidsraad bedoelt betekent in de praktijk dat alle zwangere
vrouwen een echo wordt aangeboden, en daarom vergt het opzetten van een dergelijk
onderzoek vergelijkbare inspanningen van veldpartijen als bij de implementatie van
een nieuwe screening. De betrokken veldpartijen hebben een aantal voorbereidende stappen
geïdentificeerd die niet eerder dan eind 2020 kunnen worden afgerond. Het gaat hierbij
onder andere om het opzetten van een wetenschappelijk onderzoek dat tegemoet komt
aan de vraagstelling die de Gezondheidsraad beschreef, het in een kwaliteitsstandaard
vastleggen hoe een 13-wekenecho moet worden uitgevoerd, bijscholen of opleiden
van voldoende echoscopisten, het realiseren van de informatiehuishouding, het voorbereiden
van voorlichtingsmaterialen en het opzetten van monitoring en evaluatie. Een deel
van deze activiteiten moet, vanwege onderlinge afhankelijkheden, volgtijdelijk plaatsvinden.
Bij de verkenning zijn de reacties van de betrokken partijen opgenomen als bijlage.
De meeste betrokken veldpartijen zijn positief over de verkenning, waarbij enkele
partijen nog wel aandachtspunten meegeven over het vervolg. De Nederlandse Vereniging
voor Obstetrie en Gynaecologie en de Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen
zijn echter kritisch, pleiten eerst voor een bredere discussie over de 13-wekenecho
ten opzichte van de reguliere geboortezorg en uiten zorgen over onder andere de doelmatigheid.
Met inachtneming van bovenstaande standpunten zal ik mij ervoor inspannen om zo snel
mogelijk een landelijk wetenschappelijk onderzoek van start te laten gaan naar de
13-wekenecho. Ik ga de verkenning bestuderen en op basis hiervan met het RIVM afspraken
maken over hoe we voortvarend van start kunnen gaan. In de tussentijd is het RIVM
al in gesprek met veldpartijen over de mogelijkheden om de 20-wekenecho te vervroegen,
zoals ook door de Gezondheidsraad is geadviseerd. Dit zou op korte termijn in elk
geval ervoor moeten zorgen dat vrouwen en hun partners in het geval van een afwijkende
uitslag meer tijd hebben om beslissingen te nemen over het vervolg.
Ik hoop uw Kamer hier voor dit moment voldoende mee te hebben geïnformeerd. Ik zal
uw Kamer voor de zomer nader informeren over het vervolg op de verkenning, de planning
van de voorbereidingen voor het landelijk wetenschappelijk onderzoek, de te verwachten
kosten, en over de voortgang voor wat betreft het vervroegen van de 20-wekenecho (vanaf
18 weken).
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis