Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 april 2019
Hierbij informeer ik u in over de stand van zaken rondom de overgangsregeling voor
de zittende groep verpleegkundigen in het licht van het wetsvoorstel BIG II. Eerder
heb ik u al laten weten dat ik met dit wetsvoorstel beoog een duidelijker onderscheid
te maken tussen de mbo- en hbo-opgeleide verpleegkundigen, door het beroep van regieverpleegkundige
te introduceren en het deskundigheidsgebied van de verpleegkundige te actualiseren.
Om het voorgaande te bewerkstelligen is het van belang om helderheid te krijgen over
de overgangsregeling voor de zittende groep verpleegkundigen.
Teneinde invulling te kunnen geven aan de overgangsregeling heb ik, met het instellingsbesluit
van 12 juli 2018, Stcrt. 2018, nr. 40723, de Commissie ter Beoordeling van de Verpleegkundige Vervolgopleidingen (hierna:
de commissie) ingesteld. Zij had de taak om diverse verpleegkundige vervolgopleidingen
op inhoud en niveau te toetsen teneinde te kunnen bepalen welke groepen verpleegkundigen
straks voldoende gekwalificeerd zijn om tot het register van regieverpleegkundigen
te worden toegelaten.
Onlangs heb ik het definitieve rapport van de commissie ontvangen. Ik heb de beroepsvereniging
Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland (V&VN), de vertegenwoordigers van werkgeversorganisaties
(Brancheorganisaties zorg – Boz) en de vertegenwoordigers van werknemersorganisaties
(FNV, CNV en NU»91), beloofd eerst in gesprek te gaan over het rapport van de commissie.
Daarvoor benut ik de komende weken. Zo snel mogelijk na afronding van die gesprekken
stuur ik u het rapport van de commissie toe tezamen met mijn beleidsstandpunt inzake
de overgangsregeling. Mijn streven is om uw Kamer voor het zomerreces nader te informeren.
In het verlengde hiervan stuur ik u ter informatie het rapport «Arbeidsmarktonderzoek
toekomstbestendige beroepen in de verpleging en verzorging»1. Dat rapport geeft verschillende scenario’s weer inzake de invoering van het beroep
van regieverpleegkundige. Vanuit de Regiegroep «toekomstbestendige beroepen in de
verpleging en verzorging» was behoefte aan meer inzicht in de mogelijke effecten van
dit wetsvoorstel om zich zo beter voor te bereiden op deze ontwikkeling.
Het voorliggende rapport beschrijft een aantal mogelijke scenario’s en geeft hierover
een aantal aanbevelingen voor onder andere de beroepsvereniging, de werkgevers- en
werknemersorganisaties en voor het Ministerie van VWS zelf. Dit met het doel om het
onderscheid van de mbo- en hbo-opgeleide verpleegkundigen goed in de praktijk te implementeren.
Zoals de Regiegroep zelf heeft aangegeven is het onderzoek naar zijn aard een scenario-onderzoek
met vele variabelen en onzekerheden. De uitkomsten van het onderzoek zijn volgens
de Regiegroep indicatief en derhalve beperkt te hanteren. De Regiegroep beschouwt
het onderzoek als een rapport dat inspiratie biedt die de transitie rondom de functiedifferentiatie
ondersteunt. Ik zal het rapport op dezelfde wijze benutten.
De Minister voor Medische Zorg,
B.J. Bruins