Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 januari 2018
Bij brief van 29 oktober 2015 (Kamerstuk 29 282, nr. 236) bent u geïnformeerd over de periodieke registratie voor de artsen. In die brief
is uiteen gezet dat de doelstelling van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg
(Wet BIG) gelegen is in het bevorderen en bewaken van de kwaliteit van de beroepsuitoefening
en het beschermen van de patiënt tegen ondeskundig en onzorgvuldig handelen op het
terrein van de individuele gezondheidszorg. Het stelsel van periodieke registratie
is van toepassing op de beroepen van arts, tandarts, apotheker, gezondheidszorgpsycholoog,
psychotherapeut, fysiotherapeut, verloskundige en verpleegkundige en daarmee wordt
gewaarborgd dat de deskundigheid van de in het BIG-register (titelgerechtigde) beroepsbeoefenaren
op peil blijft. Hiermee wordt bijgedragen aan het doel van de Wet BIG.
Bij periodieke registratie gaat het om het handhaven van een minimumnorm waaraan beroepsbeoefenaren
moeten voldoen om hun BIG-registratie te kunnen behouden. Een beroepsbeoefenaar dient
iedere vijf jaar te voldoen aan één van de in artikel 8 van de Wet BIG opgelegde criteria,
namelijk voldoende werkervaring of scholing. Een ieder die niet aan de werkervaringseis
kan voldoen, kan zijn periodieke registratie behalen door het volgen van scholing.
Voor de artsen is het stelsel van periodieke registratie als laatste ingevoerd. De
fysiotherapeuten, verloskundigen, verpleegkundigen (eerste tranche) en de apothekers,
tandartsen, gezondheidszorgpsychologen en psychotherapeuten (tweede tranche) gingen
hen al voor.
Inmiddels is het stelsel van periodieke registratie per 1 januari 2018 ook voor de
artsen volledig ingevoerd en daarmee voor alle BIG-geregistreerde beroepsbeoefenaren.
We hebben gezien dat de invoering van de periodieke registratie voor iedere beroepsgroep
een opschoning van het BIG-register met zich mee bracht. Beroepsbeoefenaren die hun
beroep niet meer uitoefenen en dus bewust geen aanvraag tot herregistratie doen of
diegenen die niet langer voldoen aan de in de Wet BIG gestelde eisen worden doorgehaald
in het BIG-register. Een en ander leidt tot een actueel BIG-register met informatie
waarop patiënten kunnen vertrouwen.
Er is een redelijk gelijkmatige ontwikkeling daar waar het gaat om de mate van opschoning
van het BIG-register. Bij de eerste tranche van de fysiotherapeuten, verloskundigen
en verpleegkundigen is 27% van de voorbedoelde beroepsbeoefenaren uitgeschreven uit
het BIG-register.
Voor de beroepen uit de tweede tranche – apothekers, tandartsen, gezondheidszorgpsychologen
en psychotherapeuten – bedroeg dit percentage 26%. Bij de laatste tranche – de basisartsen
– zal dit percentage naar verwachting rond de 20% zijn.1 Hierbij is van belang te vermelden dat 41% van de totale groep basisartsen geen aanvraag
tot herregistratie heeft ingediend en een ander, kleiner deel, actief kenbaar heeft
gemaakt zich niet te willen laten herregistreren. Leeftijd zal hierbij een grote rol
hebben gespeeld. 66% van de groep die geen aanvraag tot herregistratie heeft ingediend
is 60 jaar of ouder. Daarnaast is 37% van de groep die geen aanvraag tot herregistratie
heeft ingediend woonachtig in het buitenland.
Een zorgverlener die geen actieve BIG-registratie heeft, mag niet langer de beroepstitel
uit de Wet BIG voeren. Wel mag men de beroepstitel voeren met toegevoegd de woorden
«niet praktiserend». Hiermee wordt duidelijk dat de opleiding tot arts is gevolgd
maar dat er geen bevoegdheid meer bestaat om te praktiseren. Overigens geldt dat een
zorgverlener «niet-praktiserend», zich altijd op een later moment opnieuw kan laten
inschrijven in het BIG-register als wordt voldaan aan de voorwaarden voor herregistratie,
zoals het succesvol afronden van het scholingsprogramma.
De Minister voor Medische Zorg,
B.J. Bruins