Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 april 2014
Deze brief bevat de zakelijke inhoud van de aanwijzing die ik van plan ben op grond
van artikel 7 van de Wet marktordening gezondheidszorg (WMG) aan de Nederlandse Zorgautoriteit
(NZa) te geven in verband met de erkenning van sportgeneeskunde als geneeskundig specialisme.
Overeenkomstig artikel 8 van de WMG ga ik tot het geven van de aanwijzing niet eerder
over dan nadat dertig dagen zijn verstreken na verzending van deze brief.
Op verzoek van het College Geneeskundig Specialismen (CGS) van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij ter bevordering van de Geneeskunst (KNMG) heb ik ingestemd met het Besluit
Sportgeneeskunde. Die instemming betekent dat het specialisme sportgeneeskunde en
de bijbehorende opleidingseisen wettelijk worden erkend en de titel sportarts wettelijk
wordt beschermd op grond van de Wet BIG. De ingangsdatum van het CGS-besluit erkenning
van het specialisme sportgeneeskunde en titel sportarts is 1 juli 2014. De Registratiecommissie
Specialismen van de KNMG richt een afzonderlijk register in voor sportgeneeskundigen/sportartsen.
In het CGS-besluit wordt aangegeven welke terreinen van de zorg het specialisme sportgeneeskunde
bestrijkt. Het College voor zorgverzekeringen (CVZ) geeft een duiding van de werkzaamheden
op die terreinen, waarbij onder andere wordt bezien hoe die zorg zich verhoudt tot
zorg als omschreven bij of krachtens de Zorgverzekeringswet dan wel de Algemene Wet
Bijzondere Ziektekosten. Op de in het CGS-besluit aangegeven terreinen wordt een sportarts
bekwaam geacht de desbetreffende prestaties uit te voeren en deze daarna logischerwijze
in rekening te kunnen brengen. Omdat het gaat om zorg in de zin van Wet marktordening
gezondheidszorg (WMG) dient de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) prestatiebeschrijvingen
en tarieven vast te stellen die behoren bij de prestaties sportgeneeskunde.
Ik ben voornemens na verloop van de voorhangperiode de NZa een aanwijzing te geven
regels en beleidsregels vast te stellen voor het specialisme sportgeneeskunde.
Daarbij dient voor wat betreft prestatiebeschrijvingen, tariefsoorten en tariefhoogte
voor zover mogelijk uit te worden gegaan van vergelijkbare bestaande prestatiebeschrijvingen,
tariefsoorten en tariefhoogten. Bij de voorbereiding betrekt de NZa de Vereniging
voor Sportgeneeskunde (VSG) en het CVZ.
Voor wat betreft de financiering van de vervolgopleiding tot sportarts tref ik voorbereidingen
om dat per 1 januari 2016 onder beschikbaarheidfinanciering van de Wet Marktordening
Gezondheidzorg (WMG) te brengen. Dit vereist aanpassing van het Besluit Beschikbaarheidbijdrage
WMG en het Besluit uitbreiding en beperking werkingssfeer WMG. Dat vergt verder een
aanwijzing van de NZA met een voorhangprocedure bij de Kamers. Het vergt ook nadere
afspraken met de Stichting Beroepsopleiding Sportgeneeskunde over deze overgang. Op
grond hiervan acht ik een ingangsdatum van 1 januari 2016 haalbaar en verantwoord.
Een afschrift van deze brief stuur ik aan de NZa en de VSG.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E.I. Schippers