Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 februari 2023
Uw Kamer heeft op 7 februari jl. om een brief verzocht voor het commissiedebat Gevangeniswezen
en tbs op 8 februari over het bericht «Petitie tegen vrijlating tot levenslang veroordeelde
kindermoordenaar Jan S.: «Monster van Assen» vrij?» Met deze brief voldoe ik aan dit
verzoek.
Laat ik vooropstellen dat het intens verdrietig is dat een meisje destijds op een
zo jonge leeftijd van het leven is beroofd door een gruwelijk misdrijf. Jan S. is
daarvoor in 1999 veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf. Ik begrijp dat de
actualiteit van de aanstaande herbeoordeling van Jan S. ervoor zorgt dat nabestaanden
opnieuw met hun gemis en verdriet worden geconfronteerd.
Nabestaanden nemen via de gestarte petitie het standpunt in dat Jan S. niet zou mogen
vrijkomen. Ik kan niet ingaan op individuele casuïstiek. Ik kan wel het huidige systeem
van herbeoordeling van de levenslange gevangenisstraf schetsen.
Levenslanggestraften hebben recht op een perspectief op vrijlating en een mogelijkheid
tot herbeoordeling. Deze rechten vloeien voort uit artikel 3 EVRM (verbod op onmenselijke
bestraffing) en de bijbehorende rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van
de Mens en de Hoge Raad. Sinds 2017 worden levenslanggestraften daarom na 25 jaar
detentie periodiek getoetst door het Adviescollege levenslanggestraften (ACL). Centraal
staat daarbij de vraag of de gedetineerde in aanmerking komt voor de re-integratiefase
en re-integratieactiviteiten. Aan de hand van het advies van het ACL neem ik hierover
een besluit.
De daadwerkelijke herbeoordeling van de levenslange gevangenisstraf en eventuele invrijheidstelling
vindt na 27 jaar detentie plaats via een ambtshalve gratieprocedure. In die procedure
staat centraal of de levenslanggestrafte zodanig is veranderd en zodanige vooruitgang
heeft geboekt in zijn resocialisatie dat met de straf geen legitiem strafdoel meer
wordt gediend. Binnenkort zal het moment van deze herbeoordeling wijzigen naar 28 jaar
detentie. Hierover heb ik uw Kamer op 3 februari jl. geïnformeerd (Kamerstuk 29 279, nr. 768).
Zowel ten aanzien van de re-integratiefase als ten aanzien van de eventuele gratieverlening
wordt aan vier criteria getoetst: 1) het recidiverisico, 2) de delictgevaarlijkheid,
3) het gedrag en de ontwikkeling van de levenslanggestrafte gedurende zijn detentie
en 4) de impact op de slachtoffers en nabestaanden en in de sleutel daarvan de vergelding.
Het systeem van periodieke toetsing door het ACL en herbeoordeling via een ambtshalve
gratieprocedure geldt voor alle levenslanggestraften. Gelet op de rechtspraak van
het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en de Hoge Raad is het niet mogelijk
specifieke levenslanggestraften van deze rechten uit te zonderen. Wel wil ik benadrukken
dat eventuele toelating tot de re-integratiefrase niet per definitie betekent dat
later ook gratie wordt verleend.
De Minister voor Rechtsbescherming,
F.M. Weerwind