29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde

Nr. 747 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT

Vastgesteld 1 december 2022

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft op 9 november 2022 overleg gevoerd met de heer Weerwind, Minister voor Rechtsbescherming, over:

  • de brief van de Minister voor Rechtsbescherming d.d. 24 januari 2022 inzake jaarplan 2022 van de Rechtspraak (Kamerstuk 29 279, nr. 698);

  • de brief van de Minister voor Rechtsbescherming d.d. 9 februari 2022 inzake evaluatierapport Verstekgangers en verweervoerders (Kamerstukken 29 279 en 24 515, nr. 700);

  • de brief van de Minister voor Rechtsbescherming d.d. 25 februari 2022 inzake rapport Evaluatie van artikel 80a Wet op de rechterlijke organisatie. Een empirisch-juridisch onderzoek naar de toepassing van artikel 80a Wet RO door de Hoge Raad in de sectoren civiel recht, belastingrecht en strafrecht in de periode 2012–2019 (Kamerstuk 29 279, nr. 703);

  • de brief van de Minister voor Rechtsbescherming d.d. 24 maart 2022 inzake publicatie van rechterlijke uitspraken en ontwikkelingen in digitalisering van de Rechtspraak (Kamerstuk 29 279, nr. 706);

  • de brief van de Minister voor Rechtsbescherming d.d. 11 april 2022 inzake stand van zaken met betrekking tot het eventueel structureel maken van de voorzieningen met betrekking tot het toepassen van videoconferentie in rechterlijke procedures in het civiel recht en bestuursrecht en beleidsreactie op het onderzoek De verdachte in beeld (Kamerstuk 29 279, nr. 709);

  • de brief van de Minister voor Rechtsbescherming d.d. 25 mei 2022 inzake jaarverslag van de Rechtspraak 2021 (Kamerstuk 29 279, nr. 713);

  • de brief van de Minister voor Rechtsbescherming d.d. 8 juli 2022 inzake stand van zaken over de communicatie richting slachtoffers geseponeerde strafzaken (Kamerstukken 29 279 en 33 552, nr. 728);

  • de brief van de Minister voor Rechtsbescherming d.d. 31 oktober 2022 inzake reactie op verzoek commissie over het jaarverslag van de Rechtspraak 2021 (Kamerstuk 29 279, nr. 740).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, Van Meenen

De griffier van de commissie, Brood

Voorzitter: Van Meenen

Griffier: Burger

Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Bikker, Eerdmans, Ellian, Knops, Van Meenen, Mutluer, Van Nispen en Sneller,

en de heer Weerwind, Minister voor Rechtsbescherming.

Aanvang 10.01 uur.

De voorzitter:

Goedemorgen. We gaan van start. We hebben een Minister en een ambtenaar; tenminste, dat neem ik zomaar aan. Van harte welkom, zeg ik tegen de Minister voor Rechtsbescherming en zijn ambtenaren, want er zullen er vast meer in dit gebouw zijn. Ik zeg het ook tegen onze ondersteuning en tegen u, op de publieke tribune. Ik zeg het natuurlijk ook tegen mijn collega's, die gekomen zijn om het te hebben over het onderwerp van vandaag: de rechtspraak. We hebben tot 13.00 uur de tijd. We hebben spreektijden van maximaal vier minuten; die tijd hoeft u niet vol te maken. Als het gezelschap zo groot blijft, ga ik nog geen grens stellen aan het aantal vragen dat u aan elkaar kunt stellen, maar laten we zorgen dat we op tijd klaar zijn. Als u daar allemaal mee kunt instemmen, geef ik als eerste het woord aan mevrouw Mutluer van de Partij van de Arbeid.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Die vandaag mede namens GroenLinks het woord voert.

Voorzitter. Ik wil een drietal onderwerpen aankaarten, met uw permissie. In de eerste plaats is dat het dossier dat door de Raad voor de rechtspraak een buikpijndossier is genoemd: vreemdelingen zonder verblijfstitel die tbs hebben gekregen. Zij lijken tussen wal en schip te vallen. Omdat ze hier onrechtmatig verblijven, hebben ze geen recht op voorzieningen in Nederland en is verlof moeilijk uitvoerbaar of niet wenselijk. Ze blijven dus lang binnen een tbs-instelling en kunnen vaak niet worden uitgezet. Zaterdag werden we opgeschrikt door het vreselijke incident in Balkbrug, waar een medewerker van psychiatrisch centrum Veldzicht is doodgestoken, andere medewerkers werden verwond en een patiënt zelfmoord heeft gepleegd. Ik mag en ik kan niet speculeren over de achtergrond van dit specifieke incident, maar het is helaas niet de eerste keer dat er berichten zijn over de onveilige situatie daar. Die waren al bekend. Oud-medewerkers zeggen zelfs dat meldingen van incidenten in een doofpot verdwijnen. Kan dit meer structurele probleem ook te maken hebben met het probleem dat de Raad voor de rechtspraak heeft geadresseerd, namelijk dat er vreemdelingen zonder verblijfstitel en zonder echt perspectief opgesloten moeten blijven zitten? Wil de Minister het aspect van de veiligheid voor het personeel expliciet meenemen in zijn reactie op het rapport van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming over vreemdelingen in tbs, van alweer twee jaar geleden? Wil hij ook ingaan op berichten dat het niet om een incident gaat, maar dat het een veel structureler probleem is? Het belang van de patiënten en vooral dat van het personeel staat op het spel en dat kan niet.

Dan de communicatie met slachtoffers van geseponeerde zaken. Zoals bekend moesten er bij de rechtbank Gelderland door gebrek aan capaciteit 1.500 politierechterzaken worden geseponeerd. De Minister heeft al laten weten hoe er met de slachtoffers wordt gecommuniceerd. We hebben eerder laten weten dat het betreurenswaardig is, en dat is een understatement, dat er voor zaken met slachtoffers geen onafhankelijk rechterlijk oordeel kon komen. Des te belangrijker is het om dat goed aan de slachtoffers uit te leggen. Ze hebben een brief gekregen, begreep ik. Wordt daarin ook hun individuele zaak besproken of staat er eigenlijk niet veel meer in dan in de algemene bekendmaking via de media, namelijk dat ze via artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering kunnen proberen om hun zaak alsnog voor de rechter te laten komen? Ik kan me voorstellen dat dat niet afdoende is als je slachtoffer bent. Dan wil je echt weten waarom wat jou zelf is overkomen niet de moeite van het vervolgen waard wordt geacht. Kan de Minister daarop ingaan? Verder wijst de Minister behalve op artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering ook op de mogelijkheid om in het geval van schade toch te dagvaarden. Gebeurt dat ook? Wordt er inderdaad herstelrecht gedaan?

Tot slot. Er is geen zicht op veroordeelden in buitenland; dat meldde de NRC maandag. Het beleid is dat Nederlanders in buitenlandse cellen een deel van hun straf in Nederland mogen uitzitten als ze nog een band met Nederland hebben en nog ten minste een halfjaar in Nederland moeten zitten. Anders is er te weinig tijd om nog aan resocialisatie te doen. Op zich is dat begrijpelijk, maar alleen als je ervan uitgaat dat die gedetineerden niet meer terug naar Nederland komen. Als ze hun straf wél in het buitenland uitzitten, is er geen zicht op deze ex-gedetineerden. Dat kan denk ik tot risico's leiden. De reclassering wijst er bij wijze van voorbeeld op dat een zedendelinquent die zijn straf in Azië heeft uitgezeten, bij terugkomst naar Nederland buiten het zicht van justitie blijft. Het gaat jaarlijks om honderden ex-gedetineerden die op eigen houtje naar Nederland terugkomen. Daarom zou ik ervoor willen pleiten dat het beleid versoepeld wordt, zodat we meer kunnen doen aan de resocialisatie en aan met name het toezicht op deze groep.

Voorzitter. Tot slot heb ik een vraag over de digitalisering, over videoconferencing in de rechtspraak. Beste Minister, wanneer kunnen wij de wettelijke regeling voor het toepassen van videoconferencing verwachten?

De voorzitter:

Dank u zeer. Dan is het woord aan mevrouw Bikker van de ChristenUnie.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Voorzitter, dank u wel. «Laat het recht stromen als water, en de gerechtigheid als een altijd voortvloeiende beek», zegt de oudtestamentische profeet Amos. Hij zegt dat niet voor niks. Het is namelijk de kernwaarde van een goed bestuur, van een overheid die vertrouwd wordt, en waardoor mensen weten: ja, in mijn situatie zal er recht geschieden; er zal recht zijn als er onrecht is. Zo houden we met elkaar een samenleving in stand die vertrouwen heeft in elkaar in plaats van dat er eigenrichting volgt.

Voorzitter. Dat is de reden dat de ChristenUnie zich altijd sterk zal maken voor een goed functionerende rechtspraak. Er is werk aan de winkel met betrekking tot de toegang tot het recht en het goed blijven functioneren van de rechtspraak. Maar allereerst wil ik alle rechters en alle medewerkers op de rechtbanken hartelijk danken voor hun dagelijkse inzet voor dat recht. Ook als dat onder druk staat, ook als er wachtlijsten zijn en ook als een overheid niet komt opdagen, proberen rechters toch iedere keer opnieuw het recht te dienen en daarmee ons allen. Dank daarvoor.

Voorzitter. Ik was op Zuid in Rotterdam, waar de rechtspraak dichtbij komt, in het buurthuis. Wat een goed initiatief, want zo wordt er recht gedaan aan de soms uitzichtloze situatie waar mensen in komen. Ik was daar samen met collega Sneller. Volgens mij hebben wij daar beiden van genoten. Ik ben heel blij dat er op meer plekken werk wordt gemaakt van zo'n vorm van buurtrechtspraak, want dat heeft toekomst juist op plekken en in buurten waar de overheid op afstand staat en waar het wantrouwen soms groot is. Waar we de schaal kunnen vergroten, moeten we de kansen pakken. Ik zou de Minister willen vragen hoe hij dat voor zich ziet. Ziet hij bijvoorbeeld een kans in de twintig kwetsbare wijken die zijn aangewezen in het kader van het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid? Ziet de Minister mogelijkheden om buurtrechtspraak en andere vormen van recht dicht bij mensen onderdeel te laten zijn van dit nationaal programma, zodat mensen die zich soms rechteloos voelen, die zich machteloos voelen, weer zien dat er een overheid is die recht brengt en die ervoor zorgt dat ze een nieuwe kans krijgen als dat nodig is?

Voorzitter. De rechtspraak staat ook onder druk. Zoals de hele justitieketen weet, weegt de molensteun van bezuinigingen onder Rutte II nog steeds zwaar op de rechtspraak. Er is een tekort aan rechters en met de vergrijzing lijkt daar bijna niet tegen op te leiden, want niet alleen verdwijnen daarmee kwantitatief gezien rechters, maar ook ervaring verdwijnt uit de rechterlijke macht. Daar maak ik me zorgen over. Wat is het perspectief dat de Minister ziet voor de rechtspraak in de komende jaren? Welke kansen ziet hij nog om de opleidingscapaciteit te vergroten en kennis over te dragen? Welke mogelijkheden zijn er om nog meer gebruik te maken van rechters- en raadsheer-plaatsvervangers?

Voorzitter. Wat ook helpt, is rust en ruimte. Dat is ook de oproep die rechtspraak, OM en regioburgemeesters eerder deze week deden. Dat is juist belangrijk. Ik ben benieuwd hoe de Minister dat bewaakt, ook in de integraliteit van alle wetsvoorstellen die zijn collega's doen, wat soms ook weer tot nieuwe aanvoer leidt.

Voorzitter. Ik wil daarom ook naar de overheid kijken, met nadruk. Want soms is niet capaciteit bij de rechtspraak het probleem, maar capaciteit bij de overheid. Ik denk dat Folkert Jensma dat het beste beschreef, afgelopen zaterdag in de NRC. Daarin analyseert hij hoe rechterlijke uitspraken door jeugdbescherming niet kunnen worden uitgevoerd, hoe in 11% van de vreemdelingenzaken de IND wegblijft en er geen verweer wordt ingediend, en hoe bij de uitvoeringsoperatie herstel toeslagen de overheid tekortschiet in het naleven van de uitspraken van de bestuursrechter. We zouden dit nog kunnen uitbreiden. Ik geloof niet dat instanties vonnissen nooit uit willen voeren, maar het lukt gewoon niet. Het resultaat is dan een dwangsom die steeds verder oploopt. Is de burger daarmee geholpen? Nee. Die wil geen dwangsom, maar een oplossing. De vergaderbel gaat. Zal ik doorpraten, voorzitter?

De voorzitter:

U mag ook even stoppen. U heeft nog een halve minuut.

Mevrouw Bikker, zet u uw betoog voort.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Dank u voorzitter. Dit holt dus de overheid uit. Ik zou aan de Minister willen vragen hoe hij voorkomt dat het beeld ontstaat dat de overheid niet wil. Hebben we helder waarom de overheid het niet kan? Hoe zorgt hij ervoor dat daar waar mogelijk het toernooimodel verlaten wordt, omdat juist ook andere vormen van recht de burger helpen aan een oplossing?

Voorzitter. Collega Mutluer had het al over de buikpijndossiers in de rechtspraak. Er liggen er een heel aantal voor. Mede naar aanleiding van de motie-Talsma uit de Eerste Kamer heb ik een reactie van het kabinet gezien. Dat is mooi. We zien uit naar het voorstel voor constitutionele toetsing; voor de ChristenUnie is een constitutioneel hof daarbij de uitkomst. Maar we zijn ook benieuwd naar de rechtsbeschermingsparagraaf bij wetgeving.

Voorzitter, daarmee is de tijd om. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is aan de heer Ellian van de VVD.

De heer Ellian (VVD):

Dank, voorzitter. Bij de voorbereiding van dit commissiedebat dwaalden mijn gedachten af naar iets wat ik ooit leerde en wat ik daarvoor helemaal niet wist, namelijk dat de rechter verplicht is recht te spreken in een concreet geval op basis van de wet. Dat staat in een heel oud stukje wetgeving. Ik dacht: het is wel aardig om daarmee de positie van de rechter in ons staatsbestel weer te geven, met alle waardering die daarbij hoort.

Voorzitter. Ik heb enkele punten. De rechtspraak krijgt van het kabinet structureel geld erbij, of heeft dat al gekregen. Dat is prima, maar de vraag is natuurlijk of we daarmee op koers liggen om alle achterstanden weg te werken. In dat verband – er is natuurlijk wel vaker over gesproken in de vaste Kamercommissie – wil ik toch echt een soort garantie dat het nooit meer gebeurt dat 1.500 zaken in één keer worden geseponeerd. Diverse andere collega's hebben daar al naar gevraagd.

Voorzitter. Wat hebben we nou geleerd van corona als het gaat om het verder brengen van de rechtspraak? In de praktijk bleek vaak dat pro-formazittingen en bijvoorbeeld raadkamerzittingen prima door één rechter gedaan konden worden. Veel belangrijker nog is dat er tijdens corona heel positieve ervaringen zijn opgedaan met zittingen per video. Dan heb ik het even niet over het strafrecht, maar over het civiel recht en het bestuursrecht. Ik heb advocaten gesproken, oud-vakgenoten van mij, die er echt bij zwoeren dat ze nooit digitaal wilden werken, maar zij waren enthousiast. Het jammere is alleen dat, ondanks het aandringen van mijzelf en van andere betrokkenen, de wetgeving die daarvoor nodig is, de grondslag om zo'n zitting per video te kunnen doen, vervalt of bijna vervalt. Dat is jammer. Ik hoor graag van de Minister wat hij hieraan gaat doen, want er is gebleken dat hieraan behoefte is. Dat hoor ik van een advocaat in Groningen, van een advocaat in Maastricht en van de rechtbank in Utrecht. Het kan veel slimmer.

De voorzitter:

Een ogenblik. Dat roept een vraag op bij de heer Knops en bij mevrouw Mutluer.

De heer Knops (CDA):

De heer Ellian wijst terecht op het bijna verlopen van wetgeving, maar is het ook geen kwestie van terugvallen in oude gewoontes, in de cultuur zoals die vroeger was? Wat zouden we daaraan kunnen doen?

De heer Ellian (VVD):

Ik denk dat de heer Knops gelijk heeft. Ik omschrijf de juridische wereld net als een wereld die zich niet bepaald snel laat veranderen, maar hier kan de Minister natuurlijk wel een rol in hebben. Als de grondslag er niet is, dan geef ik u op een briefje dat het zeker niet gaat gebeuren. Ik voelde het enthousiasme bij degenen die ik sprak en ik vind het ook echt wel een verantwoordelijkheid van de Minister om te zeggen: we hebben hiervan geleerd, dus laten we dit benutten. En anders moeten wij daar een rol in pakken, toch, meneer Knops?

De voorzitter:

Meneer Knops nog, of is het voldoende?

De heer Knops (CDA):

Het antwoord is ja.

De voorzitter:

Mevrouw Mutluer?

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Ja, ik heb ook een vraag op dit punt. Een van de vragen die ik stelde was: wanneer kunnen we de wettelijke grondslag of de regeling verwachten? Want ook de PvdA is daar groot voorstander van, gelet op de geluiden die we hebben gehoord. Mijn vraag aan mijn collega is de volgende. Volgens de Kamerbrief zouden we rond de zomer geïnformeerd worden over het structureel maken van bepaalde voorzieningen voor het gebruik van videoconferencing. Is de heer Ellian het met mij eens dat dat gewoon te laat is en dat de Minister eerder met een regeling zou moeten komen, gelet op de best practices?

De heer Ellian (VVD):

Ik geloof dat collega Mutluer en ik elkaar even niet goed begrijpen. Er is op dit moment een wettelijke grondslag die het mogelijk maakt om in het bestuursrecht en het civiel recht zittingen per video te doen. Die grondslag gaat vervallen. Daarover heb ik een vraag gesteld. Het wordt kort dag, maar ik hoop dat die grondslag in ieder geval van kracht blijft of verlengd gaat worden tot na 1 januari. Bij de structurele voorzieningen gaat het volgens mij meer om het woord «voorziening». Daar wordt per rechtbank vrij fors in geïnvesteerd. Dat is logisch, want als je een grondslag hebt, maar geen videoverbinding, dan heb je er niks aan. Het gaat volgens mij dus om beide. Is het te laat? Laten we even het antwoord van de Minister in eerste termijn afwachten. De wettelijke grondslag is wel essentieel, want anders kan het niet.

De voorzitter:

Goed, dank u wel. Gaat u verder met uw betoog.

De heer Ellian (VVD):

Dank voor de interrupties van de collega's. Ik kijk even waar ik was gebleven. Het punt van de video, het punt dat ik al anderhalf jaar maak, is duidelijk. Graag hoor ik de reactie van de Minister over de aanwezigheid ter terechtzitting van ebi-gedetineerden. Ik hoor graag of we nu echt het pad opgaan dat de zwaarste gedetineerden – denk aan mensen als Razzouki of Taghi – tenzij er natuurlijk een goede reden voor is, nu echt per video gaan deelnemen vanaf 2023; «aanwezig zijn» moet ik zeggen, anders worden de advocaten weer heel boos op mij.

Voorzitter. Ik kijk even: hoelang heb ik nog?

De voorzitter:

Nog anderhalve minuut, iets meer.

De heer Ellian (VVD):

O, dat gaat helemaal lukken, voorzitter.

Dan tot slot. Het vorige punt maakte ik natuurlijk ook vanwege de capaciteit. Ik zag van de week ook weer beelden. De inzet die gepleegd wordt om zo'n zitting veilig te laten plaatsvinden, is echt buiten alle proporties.

Voorzitter. Dan tot slot misschien nog een gek punt vanuit mij, want ik ben niet iemand die vaak over arbeidsomstandigheden en dergelijke begint. Maar het is wel relevant, want in bijna geen enkele publieke sector werken zo veel mensen in deeltijd als in de rechtspraak. Vanuit de rechtspraak wordt het door de werkgever ook aantrekkelijk gemaakt om vanaf 57 jaar minder te werken. Dat gaat natuurlijk niet helpen bij de grote uitdagingen die de rechtspraak heeft in het inlopen van achterstanden, maar ook het snel laten verlopen van procedures. Ik ben dus benieuwd hoe de Minister hiertegen aankijkt. Zouden we de rechtspraak, ook als werkgever, niet iets meer moeten uitdagen om juist fulltime te werken? Dat kan namelijk ook een slok op een borrel schelen bij de gigantische hoeveelheden.

De voorzitter:

Dank u wel. O, er is nog een interruptie voor u.

De heer Van Nispen (SP):

Ja, als de heer Ellian over arbeidsomstandigheden begint, wie zouden wij dan zijn om daar niet nog een verhelderende vraag over te stellen? Als ik het goed heb begrepen, vraagt hij om te kijken of meer mensen fulltime kunnen gaan werken. Ik dacht juist – dat zou een van mijn punten zijn – dat er ongelofelijk hard wordt gewerkt in de rechterlijke macht, dat er door veel te veel mensen juist veel te veel uren worden gemaakt en dat dat onder andere ook komt door het rechterstekort. Als er mensen zijn die nu parttime werken en die liever fulltime zouden werken, prima, maar ik geloof niet dat dat nou net het allergrootste probleem was. Hoe ziet de heer Ellian dat?

De heer Ellian (VVD):

Daar valt veel over te zeggen. Een rechter pluk je niet van de straat. Dat weet de heer Van Nispen ook. Maar als je als werkgever bijna als uitgangspunt neemt «u mag in deeltijd werken», heeft dat op zich natuurlijk wel gevolgen voor de inzetbaarheid van de totale groep. Er wordt zonder meer keihard gewerkt. Daar twijfel ik geen seconde aan. Ik heb dat met eigen ogen gezien. Alleen zijn we wel op een punt aangekomen met elkaar – ook mevrouw Mutluer maakt daar vrij vaak een punt van – van verstopping in de keten. Ook de rechtspraak heeft daar een belangrijk aandeel in. Ik denk niet dat de oplossing alleen meer rechters is. De rechtspraak doet veel om nu nieuwe rechters op te leiden, dus dat is top. Maar ik zie dit als een van de oplossingen. En natuurlijk, als mensen het niet willen, prima, dan zij dat zo. Maar het zou mooi zijn als de rechtspraak wat meer als uitgangspunt zou nemen dat ze het mogelijk maken voor wie dat wil, want dat kan wel helpen, natuurlijk.

De heer Van Nispen (SP):

We hoeven hier nou niet die hele grote politieke discussie te voeren, maar je ziet vaak dat er in het verleden op onderdelen van onze publieke sector hard is bezuinigd: kijk naar de zorg en het onderwijs, maar nu ook de rechtspraak. Daar zijn al grote problemen. Er wordt van weinig mensen heel veel gevraagd, volgens mij te veel gevraagd. En dan zouden we de oplossing zoeken in mensen die al moeite hebben met de balans tussen werk en gezin, op te jagen of bonussen te geven of anderszins maatregelen op te leggen om maar voltijd te gaan werken? Kijk, wie dat wil: prima. Maar volgens mij moet de inzet er vooral op gericht zijn – ik hoop dat de heer Ellian dat deelt – om te kijken hoe we meer mensen beschikbaar kunnen krijgen bij de rechterlijke macht. Dat lijkt me toch wel prioriteit nummer één.

De heer Ellian (VVD):

Natuurlijk, en de rechtspraak is daar ook druk mee bezig, volgens de getallen die ons worden gepresenteerd waarmee het rechterstekort wordt ingelopen. Overigens heeft het OM ook een groot tekort. De heer Van Nispen en ik zullen het niet eens worden, maar ik heb het altijd wel gek gevonden dat in bepaalde rechtsgebieden ook eenvoudige zaken niet meer na 16.00 uur ingepland kunnen worden. Een advocaat werkt in de regel juist ook vaak vijf dagen in de week. Ik vind wel dat als je zo'n vraagstuk voor je hebt en dat uiteindelijk resulteert in bijvoorbeeld seponeringen of civiele zaken die na anderhalf jaar, soms twee jaar op zitting komen ... Als je het hebt over rechtvaardigheid en de rechtsstaat, is dat ook niet ... Het enige wat ik zeg, is: als je wat meer de balans kan zoeken in ook wat meer voltijd werken ... Maar u heeft helemaal gelijk: waar het niet kan, daar kan het niet. Daar zijn we het over eens.

De voorzitter:

U heeft nog een halve minuut. O, u was klaar? Nou, helemaal mooi. Dan ga ik het woord geven aan de heer Eerdmans van JA21.

De heer Eerdmans (JA21):

Dank u zeer, voorzitter. Dank ook aan de Minister voor het toesturen van het jaarplan 2022 van de Raad voor de rechtspraak. Het werk in de rechtspraak is er de afgelopen jaren niet gemakkelijker op geworden. Buiten de toenemende bedreiging van rechters en officieren voelt het meestal alsof er niet alleen 18 miljoen bondscoaches zijn, maar ook 18 miljoen rechters. Dat zult u waarschijnlijk wel met mij eens zijn. Iedereen heeft een mening over de rechtspraak. Maar die mening is wel relevant, denken wij.

Ondanks dat in de afgelopen jaren de straffen steeds strenger werden, zien wij ook dat bij zware criminaliteit, zoals seksueel misbruik, in 49% van de gevallen het OM toch een lagere straf eist dan de eigen richtlijnen voorschrijven; daar hebben we eerder een commissiedebat over gehad in een andere zaal. Ook vindt nog steeds 70% van de Nederlanders dat rechters in het algemeen te laag straffen. Het OM is er vorig jaar mee begonnen om de mening van Nederlanders over strafrichtlijnen te peilen. Zo is men in het verleden bevraagd over strafrichtlijnen voor messenbezit, dierenmishandeling en woninginbraken. JA21 vindt dat goed. Daar zijn wij een voorstander van. Nabestaanden en slachtoffers voelen zich vaak onvoldoende gehoord, want dan zeggen zij: wij hebben toch levenslang, in het geval van moord? Ik moet er wel bij zeggen: ik heb net als u veel slachtoffers en nabestaanden gesproken. Zij zeggen niet altijd: sleutel weg; ze moeten voor altijd achter slot en grendel. Maar er is wel vaak sprake van veel onbegrip. Mijn vraag aan de Minister is: zijn er nou meer van dit soort goede plannen om Nederlanders te betrekken bij de rechtspraak?

Dan het Actieplan Klimaatneutrale Rechtspraak 2030. Een van de vijf pijlers binnen de rechtspraak is: diversiteit en inclusie. Als je die ziet naast de eerdergenoemde grote tekorten en achterstanden die er bestaan in de rechtspraak, dan vragen wij ons af wat de prioriteiten zijn. Wij hebben een beetje het gevoel: ga nou boeven vangen en opsluiten in plaats van actief veel tijd te steken in dit soort pijlers, gelet op de enorme dosis werk, karrenvrachten, die er ligt bij OM en rechtbanken. Wij pleiten al vanaf de oprichting van onze partij voor meer mankracht bij het OM en de rechtspraak, maar toch zie je dat de tekorten toenemen, en dat terwijl de aangiftebereidheid omlaaggaat. «Aangifte doen heeft toch geen zin», hoor je heel erg vaak.

Tegelijkertijd zie je dat het OM, bijvoorbeeld in de zaak-Johan Derksen – die is natuurlijk heel bekend – hupsakee de prioriteit van zo'n zaak naar voren schuift, terwijl advocaten in dit geval al op voorhand stelden: jongens, dit strafproces is compleet kansloos. Advocaat Richard Korver noemde het zelfs «een dikke middelvinger» naar de meer dan 800 slachtoffers van seksueel misbruik die al jaren wachten totdat de politie hun zaken oppakt. Dus ook hierbij is de vraag: kunt u eens uitleggen, duiden, hoe die prioriteitenstelling eruitziet in dit soort zaken?

Verder valt in het jaarplan op dat de onlinerechtspraak een vlucht heeft genomen ten tijde van de coronacrisis. Natuurlijk blijft het uitgangspunt om fysieke zittingen te houden, maar in specifieke gevallen kan een hoorzitting ook online plaatsvinden, aldus het jaarplan. In hoeverre is de Minister van mening dat de zittingen van de gevallen van de allerzwaarste criminaliteit, bijvoorbeeld de zaak-Taghi, ook online kunnen plaatsvinden? In dit soort zaken geven nabestaanden namelijk aan dat zij niet naar de rechtbank durven te gaan uit angst voor represailles. Wij vragen ons af wiens belang in dat soort zaken nou zwaarder weegt.

Dan had ik ook nog een vraag over de buitenlandse gevangenissen. Die is inmiddels door de collega gesteld. Die sla ik over.

Dan kom ik bij de politieke rechtspraak, om het eventjes zo te zeggen. Steeds vaker zien we dat enkelingen of organisaties via de rechter Nederland letterlijk op slot weten te krijgen. Voorbeelden zijn natuurlijk de stichting Urgenda, maar ook milieuactivist Vollenbroek van het adviesbureau MOBilisation for the Environment, het MOB, die de Staat voor de rechter daagde, en met succes: er kon een streep door de bouwvrijstelling worden getrokken. Ook VluchtelingenWerk Nederland heeft inmiddels aangifte gedaan tegen de Staat vanwege de gebrekkige asielopvang in het land. Dan vragen wij ons af: zou Nederland straks misschien wel door de rechter gedwongen kunnen worden om meer asielzoekers op te vangen? Is dat waar we naartoe moeten? Er is enorm veel invloed via de rechter op het te voeren overheidsbeleid. Wij moeten ons volgens mij de vraag stellen hoe wenselijk we dat vinden.

De voorzitter:

Dank u wel. Er is een interruptie van ...

De heer Eerdmans (JA21):

Ik was nog niet klaar, maar ...

De voorzitter:

Nou, volgens de tijd wel. Maar u krijgt nog een interruptie, dus wie weet kunt u daar nog wat in kwijt. Er is een interruptie van mevrouw Bikker en daarna van de heer Sneller.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Voorzitter, dank u wel. Ik luister goed naar de heer Eerdmans. Ik hoor zijn zorg over de rechter die politieker wordt. Zouden we daarbij niet veel meer als wetgever naar onszelf moeten kijken? Als we de trias eerbiedigen, dus de scheiding van de machten, waarin een rechtsstaat juist tot bloei komt, dan komt het erop aan dat wij als overheid wetten maken waarop we aanspreekbaar zijn en dat we die wetten naleven. Als die wetten niet deugen, als daarin iets niet in orde is of als wij daarover van mening verschillen, dan is het onze taak om te kijken of die wet moet worden aangepast. Is het wel terecht, vraag ik aan de heer Eerdmans via de voorzitter, om hier de rechter op aan te kijken? Of is dit eigenlijk een grote spiegel die de heer Eerdmans naar deze zaal had moeten meenemen?

De heer Eerdmans (JA21):

Ja, die spiegel neem ik eigenlijk altijd mee naar deze zaal. Dat is heel goed. Daarom zit mijn haar zo goed, zoals ik de heer Ellian hoor zeggen. Dank voor dit compliment, collega.

Dit is een heerlijke interruptie, voorzitter, want dit brengt mij op het punt dat ik wilde maken. Ik wil niet op de stoel van de rechter gaan zitten. Maar die rechter zit wel op een min of meer politiek zitvlak als we kijken – en dan moeten we onszelf in de ogen kijken – naar hoe de rechter onze wetten en regels interpreteert. Mijn laatste punt was namelijk het actierecht dat is ingevoerd in het Burgerlijk Wetboek, 305a, lid 1. Daarin staat dat verenigingen of stichtingen, als ze in hun statuten hebben staan dat een bepaald belang wordt behartigd voor hun leden, een rechtsvordering kunnen instellen voor die groep. Maar nu lijkt het alsof die stichtingen die ik net noemde niet alleen voor die specifieke groep, maar voor het hele land de belangen aan het verdedigen zijn. Dan vinden wij het op een aantal vlakken een open uitnodiging dat heel het land zich vertegenwoordigd voelt. Is dat wel de bedoeling geweest van het collectieveactierecht uit het Burgerlijk Wetboek? Dat zou ik dus heel graag aan de Minister willen vragen. Hebben we dat niet te algemeen geformuleerd? Moeten we daar dus inderdaad niet naar onszelf kijken? En moeten er misschien meer restricties aan komen?

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Het antwoord werd steeds specifieker, maar ik heb graag meegeholpen aan het uitspreken van de volledige tekst, meneer Eerdmans. Ik concludeer dan toch wel dat de heer Eerdmans eigenlijk zegt: nee, ik heb de rechter daar niet op aan te spreken, want de rechter doet zijn werk met de wet die wij hem gegeven hebben. Ik vind het eerlijk gezegd kwalijk als we dan de rechter wegzetten alsof hij politiek gemotiveerd zou oordelen. Nee, dat doet hij niet. De rechter heeft, met de wet in de hand, recht te spreken, te zoeken wat billijk is. Laten we dan niet het verwijt maken dat dat politiek is. Dat is de wet die wij als wetgever hebben vastgesteld. En natuurlijk is het dan zo dat een rechter een weging maakt en dat de heer Eerdmans, als hij de toga had, de weging misschien net iets anders zou maken, maar dat is dan toch ook het respect dat wij hebben op te brengen voor het instituut van de rechtspraak. En waar het zeer gevoelig wordt, en kwalijk denk ik zelf, is dat we hier als politiek zouden zeggen «hier moet de rechter een andere beslissing nemen op basis van de wet», want meestal zegt het gewoon iets over de wet die wij, als wetgever, hebben vastgesteld.

De heer Eerdmans (JA21):

Als ik een cake ga bakken, op het pak zie staan dat hij drie uur in de oven moet zitten en hij er helemaal zwartgeblakerd uit komt, dan kan ik moeilijk degene die dat uitvoert, mezelf dus, de schuld daarvan geven, maar dan kun je beter kijken naar: wie heeft dat ooit op die verpakking gezet? Dus eens. Maar u ziet het als een aanklacht tegen de rechter. Ik zie alleen een fenomeen ontstaan waar we last van hebben en dat inderdaad meer op ons bordje ligt dan op dat van de rechter. Want ik zeg nogmaals: ik wil helemaal niet op die stoel gaan zitten, maar we hebben wel het fundament wat breed en wat groot gemaakt om dit soort uitspraken mogelijk te maken. Daarmee hebben we denk ik wel een monster geschapen.

De voorzitter:

Het punt is duidelijk. Ik dacht dat de heer Sneller ook nog een interruptie had?

De heer Sneller (D66):

Ja. Als de heer Eerdmans het begin van zijn betoog nog kan herinneren: hij contrasteerde diversiteit met de capaciteit. Zou het ook niet zo kunnen zijn dat als je de diversiteit binnen de rechterlijke macht vergroot, dat juist leidt tot een grotere groep potentiële kandidaten om vervolgens te werven?

De heer Eerdmans (JA21):

U bedoelt dat er wat meer mannen rechter worden dan vrouwen, of niet? Ik heb de indruk dat daar nog wel wat te winnen valt. Maar los daarvan is mijn punt meer: waar steek je veel tijd in? Dit is een algemeen uitgangspunt dat ik in het actieplan tegenkwam. Ja, er zijn heel veel zaken in te halen en er is heel veel mankracht nodig. Hoe je dat bereikt? Dat zou via die pijler kunnen. Ik heb die vraag neergelegd. Wat is eigenlijk klimaatneutrale rechtspraak? Hoeveel weken, hoeveel dagen, hoeveel uren gaan wij daarin steken in de rechtspraak om dat voor elkaar te krijgen? Inclusie, ook zo'n fenomeen. Daar gaan we allemaal projecten voor opzetten, congressen organiseren en internationale reizen en weet ik wat allemaal. Ik zou zeggen: choose your darlings en doe wat moet. Er ligt heel veel op het bordje van de rechtspraak, dus dat schoot bij mij even ... Nou, niet in het verkeerde keelgat, maar ik vond het opmerkelijk, dus daar heb ik even naar gevraagd.

De voorzitter:

De heer Sneller nog?

De heer Sneller (D66):

Ik zal er in mijn eigen termijn wat over zeggen, voorzitter. Dat lijkt me beter.

De voorzitter:

Dat komt mooi uit, want die gaat nu beginnen. Het woord is aan de heer Sneller van D66.

De heer Sneller (D66):

Dank, voorzitter. Eerst over de zaakstoedeling. Daar heb ik in een vorig debat vragen over gesteld. Ook de SP heeft hier Kamervragen over gesteld. Professor Bovend'Eert heeft ook in het Nederlands Juristenblad betoogd dat het voor de scheiding der machten en de rechterlijke onafhankelijkheid belangrijk is dat we dit toch gewoon in een wet in formele zin gaan regelen en niet alleen maar in een code. Volgens mij is dat ook hoe het Europees Hof wil dat we dat regelen. Dus ik vraag de Minister of hij bereid is om die wettelijke basis te creëren.

De heer Van Nispen (SP):

Dat is een uitstekende vraag van de heer Sneller. Nu hebben wij gisteren een wetsvoorstel gekregen dat de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht moet vergroten. Ik heb dat nog niet helemaal kunnen doorgronden, maar volgens mij zit de Code zaakstoedeling daar niet in, terwijl dat daar volgens mij prima in had gepast. Zou het een uitkomst van dit debat kunnen zijn dat wij samen de Minister om een toezegging vragen dat hij dit mee gaat nemen in de wet die gisteren is ingediend? Dan doen we het in één keer goed.

De heer Sneller (D66):

Ik heb ’m ook nog niet helemaal gelezen. Er zijn nog wat andere dingen die ik ook miste, onder andere over de onafhankelijkheid van de Raad voor de rechtspraak, maar dit lijkt mij daar ook goed in te passen. Ik weet niet of het op de weg van de Minister ligt om de wet die hij gisteren heeft ingediend, meteen weer aan te passen, maar het is in ieder geval een goede vraag aan hem. Dus die geleid ik graag door. En verder is het mooi dat die wet er eindelijk ligt.

De voorzitter:

Ik zie een tevreden meneer Van Nispen, dus u kunt verder met uw betoog.

De heer Sneller (D66):

Het is toch weer gelukt vandaag, voorzitter. Dan kom ik bij de capaciteit. Ik heb al eerder gevraagd om er vaart mee te maken dat mensen boven de 70 als rechter-plaatsvervanger aan het werk kunnen blijven. Daarnaast dacht ik aan de raio-opleiding. Tussen 1957 en 2011 heeft die heel goed gefunctioneerd. Er is topkwaliteit afgeleverd en het heeft ook geleid tot meer diversiteit in de rechterlijke macht, niet alleen maar qua culturele achtergrond maar ook qua sociale mobiliteit. Het is ook een belangrijk exportproduct geweest. Veel andere landen hebben het overgenomen, na al die reizen om dit te promoten, omdat het gewoon heel goed werkt. En toen werd het afgeschaft.

Voorzitter: Mutluer

De voorzitter:

Gaat u verder, meneer Sneller.

De heer Sneller (D66):

Dank u wel, voorzitter. Ik las een artikel uit april 2011, weer uit het Nederlands Juristenblad, nog eens terug, over het afschaffen van de raio. Ik denk dat het goed is om ervoor te zorgen dat we nu de capaciteit weer op orde krijgen, ook op structurele basis. Zoals de auteur, Van der Kraats, schrijft: «Een zinniger alternatief om jonge, veelbelovende juristen als rechterlijke macht aan te trekken, bestaat in feite niet.» Ik vraag de Minister welke mogelijkheden hij ziet om de raio weer in te voeren, zeker nu we weer gaan investeren. De vraag is natuurlijk: wanneer gaan er meer zaken uitstromen dan instromen? Dat is in ieder geval dit jaar nog niet het geval. Ik betwijfel of dat volgend jaar zo is.

Voorzitter. Dan de transparantie. We hebben in het regeerakkoord afgesproken om meer uitspraken te gaan publiceren. Dat is denk ik belangrijk voor de transparantie en de kenbaarheid, maar ook voor de werking van die rechterlijke uitspraken. Bij de politierechter wordt natuurlijk mondeling uitspraak gedaan. Daar wordt in de media wel over geschreven, maar er is nergens een primair document te vinden waarin staat wat er echt is gezegd. Welke mogelijkheden ziet de Minister daarvoor? En welk deel van het geld dat nu naar de rechterlijke macht gaat, is beschikbaar om die uitspraken meer te gaan publiceren? Als laatste in deze categorie: is het nodig om daar toch een wettelijke grondslag voor te creëren, zowel voor de AVG maar ook om gewoon als stok achter de deur te fungeren?

Wat de videoconferentie betreft sluit ik me aan bij wat de huidige voorzitter daar net over zei.

Dan de buikpijndossiers. Het is goed dat we die dialoog wat vaker voeren. Het valt wel op dat een aantal buikpijndossiers niet herkend worden door het kabinet, maar daar zullen mijn collega's bij andere punten op terugkomen. Mij viel het punt op van de bezwaarschriften bij taakstraffen, die geen schorsende werking hebben. Dan zegt deze Minister dat het CJIB een toets hanteert. Maar de rechterlijke macht zegt letterlijk dat die een hoog «computer says no»-gehalte heeft. De vraag is of de Minister toch bereid is om naar aanleiding van dit signaal van de rechterlijke macht die schorsende werking van het bezwaarschrift toe te kennen. Voorzitter, ik heb geloof ik gebruikgemaakt van een gat in de tijd.

Voorzitter: Van Meenen

De voorzitter:

Ik weet niet wat er in de tussentijd gebeurd is, maar u heeft nog een halve minuut over. Ik begrijp dat u klaar bent. Misschien even ter verklaring: ik heb een broer met Down. Hij is 65 en hij belde mij net. Dat is een ongebruikelijk tijdstip, dus ik dacht: o jee, er is iets aan de hand. Maar hij wilde gewoon macaroni bij me komen eten, dus alles is goed. Maar ik neem altijd op; dat zult u me niet kwalijk nemen. We gaan door, denk ik. O, er is nog een interruptie voor u van mevrouw Bikker.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Voorzitter, dat is zeer te prijzen, dus ik hoop dat u een fijne avond heeft met uw broer. Ik heb nog een korte vraag aan de heer Sneller naar aanleiding van die buikpijndossiers in de rechtspraak. We hebben eerder ook al samen opgetrokken ten aanzien van die zelfredzaamheidstoets voor de rechtsbijstand. Daarover loopt een WODC-onderzoek. Maar we hebben anderhalf jaar geleden al gevraagd wanneer de uitkomsten daarvan komen. Eerlijk gezegd zie ik de uitkomsten hiervan als een van de gereedschappen die we kunnen gebruiken om te voorkomen dat er nog meer van die buikpijndossiers ontstaan. Dus ik ben wel benieuwd of de heer Sneller dat met mij deelt en of hij de urgentie voelt dat we daar snel meer over te horen krijgen.

De heer Sneller (D66):

Ik weet niet of ik in dezelfde mate de link zie met de buikpijndossiers en het voorkomen daarvan, maar de urgentie delen wij volledig.

De voorzitter:

Mevrouw Bikker nog?

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Ik hoop dat de Minister dit ook gehoord heeft, want die urgentie is er echt. We hebben hierover ook gezegd dat dit echt iets betekent voor de toegang tot het recht. Daarmee voorkom je echt een hoop ellende, zeg ik, om dit even wat toe te lichten. Daarom ben ik echt benieuwd wanneer we hier wat over krijgen. Misschien had ik daar wat meer tijd voor moeten nemen, maar, voorzitter, u houdt zo van beknopte interrupties.

De heer Sneller (D66):

Mevrouw Bikker zegt dat we daarmee heel veel ellende voorkomen en ervoor zorgen dat er überhaupt geen buikpijndossiers kunnen komen. Laten we in ieder geval delen dat het voorkomen van die ellende belangrijk is en dat de rechtsbijstand daar een belangrijke rol in kan vervullen. Dat gaat alleen niet oplossen dat sommige wetgeving gewoon knelt of tegenstrijdig is, en dat er iets blijft hangen tussen uitvoeringsorganisaties en de rechterlijke macht. Dat bedoelde ik. Maar we gaan samen die urgentie onderstrepen.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik geef het woord aan de heer Knops, van het CDA.

De heer Knops (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Het onderwerp rechtspraak is natuurlijk een heel belangrijk onderwerp in de hele keten waarover we spreken. Dat is al eerder aan de orde geweest. De agenda dwingt ons om af en toe te focussen op de afzonderlijke onderdelen, maar ik hecht er ook aan om te zeggen dat die rechtspraak uiteindelijk alleen maar goed kan functioneren als het voortraject en het traject daarna ook functioneren. Dat hebben een aantal collega's ook al gememoreerd. Daarom is het ook zo belangrijk. Ook ik zeg dank aan allen die daar dagelijks bij betrokken zijn.

Ik wil een aantal brieven die de Minister heeft verstuurd eruit lichten. De eerste gaat over de digitalisering. Ik denk dat dit een heel belangrijke ontwikkeling is, maar – het werd al eerder gezegd – de rechtspraak loopt niet voorop in de wereld van de digitalisering. Laat ik het zo eufemistisch uitdrukken. Oftewel, er moet veel meer gebeuren en het tempo moet omhoog, want dat kan gewoon leiden tot een verbeterde bedrijfsvoering, minder zaken op de plank en meer output. En heel simpel, het gaat natuurlijk over de kern van onze rechtsstaat. Tegelijkertijd moeten we er ook voor zorgen dat we onze prioriteiten scherp houden en dat er geen zaken plaatsvinden zoals met die sepots in Gelderland. Als we het hebben over vertrouwen in de rechtsstaat, is dat namelijk iets wat we zeker niet moeten willen. Mijn vraag is dan ook hoe het op dit moment staat met die pilots bij de rechtbank Gelderland, dezelfde rechtbank waar die sepots plaatsvonden over het digitaal zaakdossier. Ziet de Minister mogelijkheden om die pilot uit te breiden naar andere arrondissementen? Is de tijd daarvoor al aangebroken?

In het project vernieuwing procesondersteuning werkt de rechtspraak aan een toekomstbestendige IT-infrastructuur, om ook technische risico's te beperken. Wat is op dit moment de stand van zaken in dat project?

Videoconferencing is al aan de orde geweest. Ik ben daar een hartgrondige voorstander van. Ik denk ook dat het met de grootste spoed zaak is om die lessen die we hebben geleerd tijdens covid niet te laten verwateren, verdampen, maar om die om te zetten in actie. We moeten op een andere manier gaan werken, juist om de kern van de taak van de rechtspraak overeind te houden. Dus mijn vraag aan de Minister, in navolging van de collega's, is: hoe snel kunnen we dat verwachten? Hoe kijkt hij aan tegen de bezwaren die ook in zijn brief wel worden geponeerd, bijvoorbeeld dat gezichtsuitdrukkingen niet gelezen kunnen worden als je met camera's en op afstand werkt? Volgens mij zijn daar technische oplossingen voor en zou daar ook naar gekeken moeten worden, in plaats van alleen maar te zeggen: sorry, dit is te ingewikkeld; we gaan dit niet doen.

Ik zou ook weleens willen weten wat we kunnen doen in die strafzaken waarbij sprake is van de afweging of je mensen gaat transporteren. Welke kosten zijn daarmee gemoeid? Welke risico's zijn daarmee gemoeid? Desnoods bied je rechters de mogelijkheid om via geprepareerde ruimtes in penitentiaire inrichtingen, met meerdere camera's, toch het gevoel te krijgen dat ze iemand veilig recht tegenover hen hebben zitten. We zien namelijk ook dat de risico's steeds groter worden. Volgens mij kan niemand het zich permitteren, zeker deze Minister niet, dat daar dingen fout gaan.

Dan over de geseponeerde zaken. Toen ik de brief las, was ik er wel een beetje verbaasd over dat de Minister zei: we proberen om slachtoffers zo veel mogelijk voorafgaand aan de mediaberichtgeving te bereiken. Proberen? Dat moet gewoon de norm zijn. Het is toch heel raar dat Slachtofferhulp uit de krant of uit de media moet vernemen dat dit soort dingen allemaal gaan spelen? Dit raakt gewoon aan het vertrouwen dat mensen mogen hebben. Dus ik zou graag van de Minister daar een wat uitvoeriger antwoord op willen hebben dan hij in de brief heeft gegeven.

Tot slot, voorzitter, de buikpijndossiers. Ze zijn al eerder genoemd. Ik zou even willen inzoomen op die ongewenstverklaring van tbs'ers. Ik bedoel tbs'ers die hier in behandeling zijn, die ongewenst vreemdeling zijn, die helemaal niet in Nederland zouden moeten zijn, die behandeld worden en waarbij er grote risico's zijn. Mevrouw Mutluer sprak daar al over. Daaraan zijn vreselijke consequenties verbonden. Nu zegt de Minister: ja, we moeten er wel voor zorgen dat die verlofregelingen in stand blijven. Mijn idee zou zijn: we moeten ervoor zorgen dat die mensen teruggaan naar het land van herkomst, zodat die verlofregelingen hier niet meer mogelijk zijn en we niet dure en kostbare capaciteit benutten om deze groep in een tbs-regime te zetten, terwijl we weten dat er al grote wachtlijsten zijn. Graag een reactie van de Minister.

De voorzitter:

Dank u wel. Een interruptie voor u van de heer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Dit probleem speelt denk ik al veertien jaar, voor zover ik weet, en misschien nog wel langer. Maar dat is zover mijn kennis teruggaat. Het is toch juist zo dat als je die mensen niet op verlof laat gaan – vanzelfsprekend met alle waarborgen die daarvoor moeten zijn – ze dan toch juist die kostbare tbs-capaciteit blijven bezetten, omdat er dan ook geen mogelijkheid is om mensen uit te zetten? Even geen misverstand: ik ben het ermee eens dat ongewenst verklaarde mensen moeten worden uitgezet. Maar je kunt niet iemand over de schutting kieperen in een ander land, zonder dat je weet dat dat veilig kan en er geen risico is op recidive. Dus hier zit nog wel een klem. We kunnen toch niet alleen zeggen «stuur ze terug, zet ze uit, en verlof: no way»? Want dan doe je precies wat de heer Knops vreest: het bezet houden van kostbare tbs-capaciteit.

De heer Knops (CDA):

Als de norm zou moeten zijn dat iemand veilig met verlof kan en diegene zolang in Nederland zou mogen blijven totdat die terug kan naar het land van herkomst, dan begrijp ik niet meer wat het probleem hier nu echt is. We zitten hier gewoon capaciteit bezet te houden met mensen die hier niet thuishoren. Die moeten terug naar het land van herkomst. Daar zou de focus op moeten liggen. Ik ben het wel met de heer Van Nispen eens dat je mensen natuurlijk niet alleen maar kunt opsluiten. Daarom moeten we niet zozeer allerlei programma's gaan ontwikkelen rondom hoe we de mensen met verlof kunnen laten gaan. Er moet alle inzet worden gepleegd om die mensen terug naar het land van herkomst te sturen. Volgens mij zou daarbij niet de norm moeten zijn dat het voor de mensen in hun land van herkomst veilig genoeg is om ze terug te sturen, want dan kunnen we dadelijk nog wel een paar tbs-klinieken gaan bijbouwen, gezien alle toestroom.

De heer Van Nispen (SP):

Volgens mij praten we langs elkaar heen, want ik bedoel natuurlijk niet dat je alle mensen hier moet houden die ongewenst zijn verklaard. Die moeten natuurlijk terug. Ik denk dat het gewoon goed is dat we de Minister om een reactie vragen. Het is een complex en ingewikkeld probleem. Volgens mij delen we uitgangspunten. Je kan niet een gevaarlijk iemand zonder verlof op straat zetten. Je kan het ook niet over de schutting kieperen van een ander land. En het is ook complex, omdat die andere landen soms niet meewerken. Dat is volgens mij een groot dilemma. Laat ik geen tegenstelling zoeken die er misschien helemaal niet is, maar het gewoon keurig op het bordje van de Minister schuiven, want het is al een buikpijndossier op zichzelf.

De voorzitter:

Ik zie dat meneer Knops het met u eens is. Dan is tot slot het woord aan u, meneer Van Nispen van de SP.

De heer Van Nispen (SP):

Dank u wel. Het zijn zware tijden voor de rechtspraak. Door de voorganger van deze Minister werd dat nog ontkend, maar inmiddels is er geen ontkomen meer aan. De rechtspraak heeft een tekort van 200 rechters. De werkdruk is daardoor ongelofelijk hoog. Dat is al lang zo. Ik vind eigenlijk dat we dat echt niet langer kunnen maken, ook voor alle mensen die daar werken, de rechters en al die medewerkers. De capaciteit om rechters op te leiden, gaat omhoog naar 130 per jaar. Wanneer verwacht de Minister alle vacatures gevuld te hebben? En welke risico's heeft dit in de tussentijd voor de kwaliteit? Want die toenemende werkdruk is natuurlijk niet bevorderlijk. Als duizenden zaken geseponeerd worden – diverse collega's spraken er al over – wat doen dat dan met het vertrouwen in de overheid, de rechtsstaat en het rechtvaardigheidsgevoel?

Voorzitter. De inflatie is torenhoog en we zitten in een koopkrachtcrisis. De Minister van Justitie verhoogt de verkeersboetes, «want dat doen we ieder jaar zo». Mijn vraag aan de Minister voor Rechtsbescherming is: wat is hij van plan te doen met de tarieven van de griffierechten? Die worden ook jaarlijks verhoogd met de inflatie, maar daar kan dit jaar natuurlijk geen sprake van zijn, zegt de SP, als we onze inwoners een redelijke toegang tot het recht willen blijven bieden. Graag een toezegging dat de griffierechttarieven voor 2023 in ieder geval niet stijgen en worden bevroren.

Het toeslagenschandaal is nog lang niet ten einde. Het is een schandaal na een schandaal. De achterstanden zijn enorm. Mensen moeten jaren wachten. Inmiddels is het beleid – het is echt beleid, hè! – om dossiers pas te behandelen als de rechter daarom heeft verzocht. In plaats van dat Toeslagen proactief handelt, moet de rechter er telkens aan te pas komen, zodat mensen in ieder geval kans erop maken dat er naar hun zaak wordt gekeken. Kan de Minister aangeven hoe dit zich verhoudt tot het beleid om het aantal rechtszaken van en tegen mensen terug te dringen? Volgens mij klopt dit namelijk van geen kant.

Mede naar aanleiding van het toeslagenschandaal weten we hoe belangrijk de dialoog tussen de staatsmachten is, maar bij de zogenaamde buikpijndossiers die de rechtspraak signaleert, zie ik toch een wat passieve houding van de Minister. Diverse van die dossiers waren al bekend bij de regering, andere dossiers niet. De Minister lijkt sommige van die dossiers over te dragen aan zijn collega-ministers, van wie sommigen het al hebben opgepakt. Andere Ministers gaan dan met de rechtspraak in gesprek. Maar er is toch één Minister voor Rechtsbescherming? Hoe vervult die zijn rol? Vindt de Minister nou ook niet dat hij zijn collega-bewindslieden scherp zou moeten houden op de rechtsbescherming van alle mensen?

Daarnaast wil ik verder ingaan op de gevolgen van wetgeving op de rechtsbescherming van mensen. De rechtspraak adviseerde hier verder naar te kijken, bijvoorbeeld via een aparte rechtsbeschermingsparagraaf. We hebben daar ook eerder op aangedrongen. De Minister liet de Kamer weten ambtenaren beter te instrueren om bij het schrijven van wetsvoorstellen meer aandacht te hebben voor de rechtsbescherming. Maar dat is toch niet voldoende? Het moet niet gaan over het informeren over de gevolgen van de betreffende wetgeving. Het gaat erom dat er bij de wetgeving zélf beter rekening mee wordt gehouden. Stelt de regering zich bijvoorbeeld de vraag «kan iemand zich hier redelijkerwijs tegen verzetten of verdedigen en geldt dat inderdaad voor alle mensen»? Dus dat is niet de vraag «hoe lichten we inwoners beter in over bezwaar en beroep?», maar «wat doet dit met mensen, wat doet dat met hun rechtsbescherming en hoe kan die rechtsbescherming zelfs verbeterd worden?» Dus een aparte, inhoudelijke rechtsbeschermingsparagraaf bij wetvoorstellen zou ik nog steeds een goed idee vinden. Dat zit volgens mij onvoldoende in de brief en het voorstel van de Minister. Graag een reactie.

Voorzitter, tot slot. Rechters zijn onafhankelijk. Het is dus van groot belang om transparant te zijn over bijvoorbeeld bijbanen en neveninkomsten. Gisteren kregen we een wetsvoorstel. Daarin worden volgens mij, zoals ik het in de gauwigheid heb kunnen zien, goede dingen geregeld, bijvoorbeeld waar het gaat om financiële belangen. Maar hoe goed en volledig zijn de registers nu? Mijn vraag is: worden de huidige verplichtingen al goed en consequent nageleefd? Wat is op dit punt de stand van zaken?

Aanvullend noem ik het interruptiedebat dat ik had met de heer Sneller over de Code zaakstoedeling. Ook het toekennen van zaken aan rechters moet onafhankelijk en transparant gebeuren, want je wil geen enkele suggestie dat daarin mogelijk gestuurd zou kunnen worden. Dus volgens mij is het heel goed om dat in de wet op te nemen. Die vraag hebben we gesteld aan de Minister. Maar ook op de huidige code is al wel kritiek. Er zijn een aantal zaken die toewijzing op maat zouden vergen, zoals geruchtmakende zaken of megazaken. De definitie van die zaken is echter iets te breed geformuleerd. Wil de Minister hier eens naar kijken? Ik bedoel in de tussentijd, naar de huidige situatie, tot we dit in die wet hebben verankerd, zoals volgens mij van belang is.

Dank u wel.

De voorzitter:

Er is een interruptie voor u van de heer Sneller.

De heer Sneller (D66):

De heer Van Nispen heeft terechte klachten over de capaciteit bij de rechterlijke macht. In 2011 had hij natuurlijk gelijk. Maar wat is nu zijn oplossing?

De heer Van Nispen (SP):

Het is altijd een beetje ingewikkeld. En die vraag kan je mij ook stellen als het gaat over de politie, de sociale advocatuur, het gevangeniswezen of het Openbaar Ministerie. Dat er nu tekorten zijn, is natuurlijk een gevolg van het beleid, van de politieke keuzes, van dat er in het verleden is bezuinigd. Laten we dat even vaststellen. Later we ook afspreken dat we die fout nooit meer maken: zo hard bezuinigen op de publieke sector. Iets wat je in een paar jaar kapot weet te maken, duurt jaren om weer te repareren. Een pasklare oplossing kan ik hier vandaag niet bieden, natuurlijk niet. Maar ik vind wel dat alles op alles gezet moet worden om te bekijken hoe je misschien de opleidingscapaciteit kunt vergroten met behoud van kwaliteit. Dus ik bedoel niet wat we bij de politie hebben gedaan, namelijk die opleiding verkorten. Dat geeft juist risico's voor de kwaliteit, die ook overeind moet blijven. Je kunt niet nu van de SP vragen: jullie hebben kritiek, wat is dan jullie oplossing? Ik trek ook geen blik rechters open, natuurlijk niet. Maar ik wil wel gemarkeerd hebben dat er grove fouten gemaakt zijn in het verleden, met name in Rutte II, die nu tot heel grote problemen hebben geleid. Dus we moeten het rechtertekort zo snel en zo verantwoord mogelijk op zien te lossen.

De voorzitter:

Ik zie meneer Sneller voor een tweede interruptie.

De heer Sneller (D66):

Dit is een klein beetje makkelijk. Dit was overigens Rutte I, met die raio-opleiding bijvoorbeeld. Maar we hebben toch gewoon te maken met de situatie zoals die nu is? We proberen volgens mij allemaal naar oplossingen te zoeken. Je kan namelijk zeggen – de heer Van Nispen hoeft wat dat betreft niet zo defensief te doen; ik ken de discussie over de politie – dat we die opleidingscapaciteit moeten vergroten en er dan wat minder zaken behandeld moeten worden. Dat is een keuze die je eventueel zou kunnen maken als rechterlijke macht. Dus ik zoek ook gewoon naar de afweging die de SP maakt bij dat soort belangentegenstellingen.

De heer Van Nispen (SP):

Nu komen we ergens. Nu wordt het constructief. Hij vond mijn reactie wat makkelijk. Ik vind juist de vraag wat makkelijk: je hebt kritiek en je hebt het over het verleden. Ja, je moet naar het verleden kijken om te zien waarom we hier gekomen zijn. Het klopt inderdaad: het was niet alleen Rutte II, het was ook Rutte I. Maar het was in ieder geval wel Ruttebeleid – daar zijn we het over eens – dat tot de problemen heeft geleid waar we nu mee te maken hebben. Dat moet je vaststellen. Maar de vraag is: hoe ga je om met de mogelijke tegenstellingen? Ik weet niet zeker of het inderdaad die keuze is, dus dat je meer opleidt en dat dit per definitie betekent dat je minder zaken gaat doen. Ik snap wel dat een ervaren rechter die zijn kennis wil overdragen, misschien meer tijd kwijt zal zijn aan het opleiden van mensen. Als dat zo is, heb ik daar geen pasklare oplossing voor. Dat zeg ik ook heel eerlijk. Maar je moet zorgen dat het op de lange termijn op orde komt.

Laat ik hierover nog één ding zeggen, iets wat geen tegenstelling is maar waar we het over eens zijn. Je moet natuurlijk ook kijken of alle zaken altijd bij de rechter terecht moeten komen. Dat moet wel op een verantwoorde wijze gebeuren, want iemand die naar de rechter wil, heeft daar recht op. Maar soms kunnen we zaken afvangen, bijvoorbeeld met herstelrecht en mediation in strafzaken. Volgens mij zijn we het daar Kamerbreed over eens. Ook die ontwikkelingen hebben eigenlijk jarenlang stilgestaan, en we hebben deze Minister de opdracht gegeven – dat deed hij ook zelf – om daarmee aan de slag te gaan. Dat zijn dus hele slimme dingen die kunnen helpen en die in het belang zijn van alles en iedereen. Dat is dan niet gedreven door capaciteitstekort, want er is een reden waarom we hier nu staan, maar door de inhoud, omdat het beter is voor alle betrokken partijen.

De voorzitter:

Er was ook nog een vraag voor u van de heer Ellian.

De heer Ellian (VVD):

Het einde van het antwoord van de heer Van Nispen spreekt mij aan, omdat het verder in de anderhalf jaar dat ik hier nu mag zijn een beetje een grijze plaat is geworden over Rutte I, Rutte II en de bezuinigingen. Overigens is hiervoor nog nooit zo veel geld uitgetrokken op de Justitiebegroting als nu, maar dat terzijde. Je moet van het verleden leren om de toekomst goed in te kunnen gaan. Daar zijn we het dus over eens. Maar waarom hoor ik van de heer Van Nispen nooit dat het toch ook goed zou zijn als de systemen van politie, OM en rechtspraak een keer op elkaar aangesloten zouden worden, en het OM beter zou omgaan met bijvoorbeeld de eigen planningscapaciteit? Dat geven ze zelf aan. Dat geldt evenzeer voor de rechtspraak. Ik hoor de heer Van Nispen er ook niet over dat advocaten maanden aan verhinderdata moeten opgeven voordat we gaan kijken hoe je beter digitaal kan procederen. Hij gooit bijna altijd alles op de hoop van de bezuinigingen van Rutte I en II, maar ik heb uit het einde van zijn antwoord toch ook goed begrepen dat er meer mogelijk is dan alleen meer capaciteit, en dat er ook meer mogelijk zou moeten zijn en je meer van die partijen mag verwachten.

De heer Van Nispen (SP):

O, jazeker. Ik heb hier ook maar vier minuten spreektijd, hè, dus ik heb niet eens kans om al die brieven van de Minister te noemen en al mijn vragen daarover te stellen. We hebben allemaal vier minuten spreektijd en andere collega's maken andere keuzes, dus ik weet dat bepaalde vragen, over digitalisering of over planning, wel aan de orde komen. Ik weet ook dat er al heel erg veel gebeurt, dus ik ga niet naar de bekende weg vragen en vragen of de Minister ook vindt dat er beter gepland moet worden, wetende dat de betrokken partijen in het veld daar al mee bezig zijn en dat zelf ook wel zien.

Maar laten we ook het volgende vaststellen. De heer Ellian kan het een grijsgedraaide plaat noemen – die incasseer ik en dat vind ik ook prima – maar die grijsgedraaide plaat komt wel ergens vandaan. Die komt bij die twaalf jaren Ruttebeleid vandaan die ontzettend veel schade hebben aangericht aan deze samenleving. Ik blijf dat zeggen en ik blijf mijn plaat afspelen, of die nu grijs is of welke kleur dan ook; dat maakt mij niet uit. Ik vind dit namelijk echt belangrijk. Dan kan de heer Ellian zeggen dat er nog nooit zo veel geïnvesteerd is en dat kan zo zijn, maar dat zal ook nodig zijn. Dat is ook een gevolg van al die kaalslag in het verleden. Ja, dan moet je nu inderdaad investeren. En het duurt jaren om dingen die je kapot hebt gemaakt, te herstellen. Het klopt dus dat er nog nooit zo veel geïnvesteerd is, maar dat was misschien niet nodig geweest als er eerder verstandig beleid was gevoerd.

De voorzitter:

De heer Ellian rests his case, hoor ik, met het oog op de klok. Dat is heel vriendelijk van hem. Het hoeft niet, hoor, want het is op zich niet erg als we hier een beetje met elkaar debatteren. Dat maakt het ook mooi en leuk en interessant, bijvoorbeeld voor de kijkers. Desondanks zie ik dat dit niet opnieuw tot commotie leidt, dus ik constateer dat er een einde is gekomen aan de eerste termijn van de zijde van de Kamer. We gaan voor 25 minuten schorsen. Volgens deze digitale klok gaan we dan verder om 11.20 uur.

De vergadering wordt van 10.55 uur tot 11.19 uur geschorst.

De voorzitter:

We zijn aangeland bij de eerste termijn van de zijde van de Minister voor Rechtsbescherming. Ik geef hem daartoe graag het woord.

Minister Weerwind:

Dank u wel. Indachtig de les die ik geleerd heb in de verschillende commissiedebatten die we hebben gehad, probeer ik mijn inleiding zo summier en kort mogelijk te houden en de beantwoording kernachtig te laten zijn. Toch moet ik ter inleiding een paar dingen zeggen.

In de eerste helft van dit jaar mocht ik met de Eerste Kamer spreken over de Staat van de rechtsstaat. De rechtspraak is daarbij natuurlijk aan de orde gekomen, maar wel in het bredere rechtsstaatperspectief. We zoomen nu in op de rechtspraak. Een sterke en onafhankelijke rechtspraak is een van de fundamenten van de rechtsstaat. De woorden die Kamerlid Bikker uitsprak, kan ik alleen maar omarmen. Het gaat om rechtszekerheid en om rechtvaardigheid en daarom is het van belang. We hebben een rechtspraak nodig die voor iedereen bereikbaar is. De toegang tot het recht, zowel fysiek als digitaal, is door velen van u genoemd. Daarnaast moeten zaken rechtvaardig, zorgvuldig, effectief en op tijd worden behandeld. Vanuit deze opvatting heeft de rechtspraak de afgelopen periode geïnvesteerd in de maatschappelijk effectieve rechtspraak, zoals de buurtrechtspraak maar ook andere vormen, maar ook in het wegwerken van achterstanden. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de inzet van de inloopkamer, om maar iets concreets te noemen, maar ook aan het terugdringen van doorlooptijden. Die zijn u, maar ook mij, een doorn in het oog. Velen van u hebben daar feitelijkheden over genoemd.

Ik zie ook dat de rechtspraak staat voor grote uitdagingen. Dat komt enerzijds door de coronajaren, maar anderzijds liggen er structurele opgaven voor de rechtspraak. Ik zie een groeiende uitstroom van rechters. Genoemd is al het aantal van 200 fte door het Kamerlid Van Nispen. Tegelijkertijd wordt mij gevraagd: denk je dat je het kan gaan bereiken qua instroom en uitstroom, waar staan we nu en wanneer hebben we de zaak onder controle? Ik ga daar later op in in mijn beantwoording, want ik vind het wel van belang om u perspectief te bieden maar ook de realiteit te benoemen.

Kortom, er zijn allemaal opgaven die het lastig maken om door te kunnen pakken en de gewenste resultaten te bereiken. Ik weet dat enkelen van u heel erg smart denken en gewoon willen dat ik specifiek, meetbaar, acceptabel, realiseerbaar en tijdgebonden ben. Soms is dat ontzettend moeilijk, omdat ook deze partner, de rechtspraak, die over haar eigen organisatie gaat, worstelt met de vraagstukken die er liggen vanuit het verleden, in het heden en met name naar de toekomst toe. Toch ben ik het met velen van u eens dat we wel streefcijfers moeten hebben voor wat we willen bereiken.

Ik dacht dat het de heer Ellian was die noemde dat we de begroting voor de rechtspraak nu structureel met 155 miljoen verhogen. Dat staat in de JenV-begroting, als u daar tenminste mee instemt in de komende dagen. Waar worden die extra middelen voor ingezet door de rechtspraak? De capaciteit van rechters is al genoemd, maar ik noem ook het administratief ondersteunend personeel om dat op orde te brengen. De aantallen zijn bekend. Ook moeten we de doorlooptijden en de werkdruk terugdringen.

Op de opleidingscapaciteit ga ik niet dieper in. Velen hebben de aantallen al genoemd. We gaan van 80 naar 130 rechters per jaar die instromen. Dan heb je ook het plafond van de opleidingscapaciteit voor rechters bereikt bij de SSR. Dat is ook heel nadrukkelijk aangegeven.

Dan de digitalisering. Kamerlid Knops vroeg daar heel nadrukkelijk naar en ik ga erop inzoomen in mijn beantwoording. Natuurlijk wil je de digitale toegang voor rechtzoekenden vergroten. Daarnaast wil je werken met een digitaal werkdossier. Je wil de vonnissen ook duidelijk laten publiceren. De heer Sneller stelde daar ook vragen over. Dat zijn zaken waar de rechtspraak zich over moet buigen en die ik ook nadrukkelijk zal blijven monitoren.

Ik zoom toch even in op die 155 miljoen. Ik vind het van belang om te weten waarvoor die wordt benut, wat wij daar concreet van merken en wat de burger of de ondernemer er daadwerkelijk van merkt in de praktijk. Ik praat dus niet alleen over output maar ook over outcome. Ik vind dat van belang. Die vragen werden voor mijn tijd gefragmenteerd gesteld en ik wil die nu bundelen. Ik wil die vragen ieder halfjaar zó gesteld hebben dat ik kan zien: voor deze domeinen hebben we het gegeven, dit is ermee bereikt op dit moment en dit zien we er daadwerkelijk voor terug. U heeft het overzichtje ook bij de begroting kunnen zien en anders kan ik erop inzoomen in dit debat. Als ik dat nou om de zes maanden vraag, en natuurlijk aan het eind van het jaar het jaarverslag krijg, kunnen we het monitoren en volgen en de vinger aan de pols houden. Daar heb ik behoefte aan. Ik kan het niet afdwingen maar op deze manier, in de dialoog, geef ik ook aan waarop ik monitor. Want tenslotte is het toch publiek geld dat we inzetten, dunkt mij.

De aanpak ondermijnende criminaliteit vergt ook allerlei extra inzet van de rechtspraak. Met de extra middelen kan de rechtspraak de benodigde expertise organiseren. Er wordt ook ingezet op wijkgerichte rechtspraak en er wordt geïnvesteerd in de veiligheid van medewerkers en gebouwen. Dat is een heel belangrijk iets.

Daarnaast wordt er een wijziging voorbereid van het Besluit videoconferentie. Dat heeft te maken met alle veiligheidsrisico's van het vervoer van verdachten van en naar de zitting. Dat die expliciet door de rechter worden betrokken bij zijn beslissing tot het verplichten van de videoconferentie moge duidelijk zijn. Ik verwacht zelfs dat het besluit in het najaar in werking treedt. Ja, dit najaar, in 2022. Ik zag een schokbeweging, meneer de voorzitter! Ik zeg echt niet 2023 of 2024; ik vind het van belang dat het dit jaar in werking treedt. Ook zet het kabinet in op de realisatie van een extra beveiligde zittingszaal nabij de Penitentiaire Inrichting Lelystad. Die zal op termijn de bunker in Amsterdam moeten gaan vervangen. De planvorming is gestart. Natuurlijk ga ik daar niet alleen over. U gaat daar ook over bij de begroting en ik moet kijken naar het college van B en W en de gemeenteraad in Lelystad. Het moge duidelijk zijn dat ik hierover ook gesproken heb met mijn oud-collega, de burgemeester van Lelystad. Zij verwacht de lokale besluitvorming in januari 2023 gerealiseerd te hebben. Ik volg dat nauwgezet, want we willen door met die planvorming. Ook wordt binnen de muren van de penitentiaire inrichting een aantal cellen gerealiseerd waarin gedetineerden met een verhoogd vluchtgevaar of maatschappelijk gevaar tijdens meerdaagse, aaneengesloten zittingen veilig kunnen overnachten.

De voorzitter:

Een ogenblik. Er is een interruptie van de heer Ellian voor u.

De heer Ellian (VVD):

Dit is een helder antwoord van de Minister. Het is duidelijk dat het kabinet inzet op de HBZ-locatie. Ik kort het even af, met uw welbevinden. Ik moet eerlijk bekennen dat er bij mij gaandeweg toch wel wat vragen zijn gerezen. Welke problemen lossen we hiermee precies op? Ik wil de Minister de volgende casus voorleggen. Je hebt over een aantal jaren een ebi-gedetineerde in Vlissingen, een ebi-gedetineerde in Vught en een rechtbank in Lelystad. Als we nou als uitgangspunt willen nemen dat het vervoer verminderd wordt en dat de zitting veilig is, wat lost Lelystad dan anders op dan dat we niet meer door kunnen met de verouderde bunker?

Minister Weerwind:

Ik ben even aan het nadenken en uw woorden aan het laten bezinken. Wat levert Lelystad op? Een penitentiaire inrichting en een hoog beveiligde zittingszaal naast elkaar, waardoor de vervoersbeweging geminimaliseerd wordt. Ik verwacht dat we Nederland daardoor ook veilig houden en gedetineerden snel kunnen berechten op een veilige plaats, zonder dat we allerlei risico's van vervoersbewegingen hebben. U constateert en concludeert dat de bunker verouderd is. Tijdens mijn bezoek aan de bunker heb ik niet gezien dat die verouderd is. Ik zie dat alle veiligheidsvoorschriften kloppen, maar de ligging van de bunker in Amsterdam viel mij wel op. Ik had daar toch wel mijn eigen vraagtekens bij als bestuurder. Ik dacht: is zo'n industrieterrein een wijze plek? Volgens mij zouden we dat nu anders doen. Ik zou dat in elk geval anders doen als ik daar de bestuursverantwoordelijkheid voor had, maar destijds zat ik nog niet in de stoel om te beslissen over de bunker.

De heer Ellian (VVD):

Nu wordt het interessant, want deze Minister is nu bestuursverantwoordelijk voor in ieder geval de planvorming ten aanzien van de HBZ. Ik wil echt een appel doen aan de Minister. Mij bereiken signalen dat er nu al vanuit financiële overwegingen een beetje beknibbeld wordt op het concept van de HBZ. Ik wil hier echt een appel doen aan de Minister. De Minister weet dat ik in Italië een hoog beveiligde rechtbank heb gezien. Laten we, gelet op de uitdagingen die wij hebben en als we ervan uitgaan dat Lelystad een toevoeging is aan de veiligheid van Nederland, alles wat nodig is uit de kast trekken om dat gebouw helemaal neer te zetten zoals wij willen, zodat we de komende 10, 20 of 30 jaar ook daadwerkelijk die grote strafprocessen daar kunnen laten plaatsvinden. We moeten dus niet alleen naar de financiële kant kijken. We moeten ook echt kijken wat dat gebouw nodig heeft en wat de rechtspraak, de advocatuur en het OM en de hele rimram nodig hebben. De Minister snapt wat ik bedoel.

Minister Weerwind:

Ik snap wat u bedoelt, want wij hebben samen Italië bezocht. We hebben samen die hoog beveiligde zittingszalen in Italië gezien. Ik ben ook van mening dat wanneer we een dergelijke investering doen met overheidsgeld, die investering toekomstbestendig moet zijn. Punt. En volgens mij zeggen wij daarmee exact hetzelfde.

De voorzitter:

Gaat u verder met uw beantwoording. O, er is nog een interruptie voor u van de heer Knops.

De heer Knops (CDA):

Ja, want de Minister refereert aan Lelystad. Vlissingen zou ook hebben gekund. Dat zit nog iets verder in de tijd. Althans, ik weet niet hoe dat precies uitpakt. Maar tot die tijd zitten we natuurlijk nog wel met de situatie zoals we die nu hebben. Ik heb zelf de vraag opgeworpen of het niet zinnig zou zijn om nu al te kijken naar het minimaliseren van vervoersbewegingen et cetera, om risico's te verminderen. Ik ben dus heel blij met het langetermijnperspectief, maar hoe gaat deze Minister om met de situatie tot die tijd?

Minister Weerwind:

Ik vind het van belang dat die videoconferentie in Vught kan plaatsvinden. Daar zet ik ook op in voor 2023. Ik durf niet uit mijn hoofd te zeggen wanneer de fysieke infrastructuur verbeterd wordt, dus de toegangswegen, maar ook daar is aandacht voor. Dat zijn allemaal ro-principes en al die vraagstukken daaromheen. Maar uw vraag was specifiek om ervoor te zorgen dat videoconferencing mogelijk is vanuit Vught. Alle energie is erop gericht om dat te realiseren en niet pas in de tweede helft van 2023; ik wil echt inzetten op het eerste halfjaar van 2023.

De voorzitter:

Ja, genoteerd. Gaat u verder.

Minister Weerwind:

Ik was nog bezig met mijn inleiding, maar we hebben al een paar vragen aangeraakt, dus ik ga maar meteen naar de vragen die mij gesteld zijn over de toegang tot het recht. Ik kijk heel even of er nog punten zijn die ik in mijn eigen aantekeningen heb opgeschreven waar ik zelf op wil reageren. Dank u wel dat u zo veel interesse in en aandacht voor dit hele belangwekkende thema hebt. Dat waardeer ik, evenals uw constructieve kritiek en de vraagpunten die u mij meegegeven hebt.

De rechtspraak is belangrijk. Dat geldt voor de toegang tot het recht in het bijzonder. Het is een fundament van de rechtsstaat. Dat deel ik heel nadrukkelijk met u allen. Dat de justitiële keten onder druk staat, deel ik ook met u. Dat is de werkelijkheid die ik aantrof in januari en dat is de werkelijkheid waar we nu aan werken. Ik ga zo direct dieper in op de sepotzaken, maar als je 1.500 zaken seponeert ... Ik dacht dat het er minder waren, namelijk 1.350, maar ik ga even met u mee in dat aantal van 1.500. Ik heb gezegd: laat dit niet een voorbeeld zijn voor andere plekken. Dat heb ik ook tegen het Openbaar Ministerie en de voorzitter van de Raad voor de rechtspraak gezegd. Kan ik dat voor honderd procent garanderen? Nee, dames en heren, dat kan ik niet. Die belofte kan ik niet doen. Maar ik monitor het wel. Uw signaal vandaag sterkt mij in mijn houding om nadrukkelijk tegen het Openbaar Ministerie en de Raad voor de rechtspraak te zeggen: deze situatie is niet goed voor de rechtzoekende en niet goed voor de rechtspraak in dit land. Dat heb ik dan nu heel duidelijk gezegd. Ik kijk even of er nog andere punten zijn.

De voorzitter:

Er is een interruptie voor u van mevrouw Mutluer.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Ik ga ervan uit dat de Minister zo meteen gedetailleerder ingaat op een aantal vragen die ik had over slachtoffers, maar een eerste vraag naar aanleiding van de bijdrage van de Minister is of hij al signalen heeft dat er nog meer zaken geseponeerd zullen worden, want de strafrechtketen zit gewoon vast. Als die signalen er zijn, wat gaan we daar dan mee doen? Want ik was in ieder geval niet heel erg blij met de manier waarop die 1.500 zaken zijn geseponeerd en de slachtoffers zijn gehoord of geïnformeerd. Ik hoop dat u daar ook nog even op ingaat.

Minister Weerwind:

Ik heb verzuimd te vertellen dat ik zelfs een kopje sepot heb, waarin ik dieper inga op dat onderwerp, dus dan komt het aan de orde.

De voorzitter:

Misschien is het goed om even alle kopjes te noemen voor de collega's.

Minister Weerwind:

Zeker. Ik ga in op de toegang tot het recht, de capaciteit, sepot en digitalisering. Alles wat u dan nog gemist heeft, valt onder het kopje overig. Het zijn een kleine 35 vragen en ik zal proberen alle vraagstellers te bedienen.

De voorzitter:

Ja. Gaat u verder.

Minister Weerwind:

Ik start met de toegang tot het recht. Mevrouw Bikker heeft gevraagd hoe ik de schaalvergroting in de buurtrechtspraak voor me zie. Zij legde een link met een paar nationale programma's en ze noemde ook een aantal kwetsbare wijken. Vanuit de rechtspraak wordt altijd gekeken naar mogelijkheden om buurtrechtspraak te laten aansluiten bij bestaande initiatieven. Ik vind het ook wijs om te kijken naar de bestaande infrastructuur. De komende jaren wordt buurtrechtspraak organisch uitgebreid. Daarvoor wordt aangesloten bij het landelijk programma Preventie met gezag. Voor de locaties wordt aangesloten bij de zestien krachtwijken van het landelijk programma. Die overlappen deels met de wijken uit het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid. Uit de evaluatie van wijkrechtbank Eindhoven blijkt dat de intensieve ketensamenwerking, de integrale persoonsgerichte aanpak en de regierol van de rechter positief worden beoordeeld. Uw suggestie om buurtrechtspraak verder te laten aansluiten bij het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid zal ik onder de aandacht van de rechtspraak brengen.

Net als u ben ik in Rotterdam geweest. Ik heb gezien wat buurtrechtspraak betekent: hoe laagdrempelig het is, hoe toegankelijk het is, hoe dicht het bij de mensen staat. Ook heb ik met de buurtrechter in Amsterdam gesproken. Het gaat om juist dit soort initiatieven. Eén van u zei dat ook. Ik dacht dat het de heer Van Nispen was. Daarom vinden wij elkaar altijd op het punt van de Huizen van het Recht. Je moet proberen om niet alles alleen maar te juridiseren, maar ook te kijken naar wat het echte probleem is en of je dat kunt oplossen met andere partijen. Die andere partijen moeten dan ook dichtbij zijn. Met dat soort initiatieven bedienen we Nederland op een goede manier, om een probleem structureel, duurzaam, daadwerkelijk en effectief op te lossen. Dus niet altijd juridiseren, maar ook kijken naar andere bronnen, zoals mediation en de verbreding van het aanbod om een probleem goed op te lossen. Ik denk dat we elkaar daarin kunnen vinden. Ik zie dat we het non-verbaal eens zijn met z'n drieën.

Dan is mij een vraag gesteld over rust en ruimte. Ik vind niet dat die in dit blokje hoort; volgens mij hoort die in het blokje overig, maar daar mag u over gaan. Ik behandel die nu even niet.

Ik ga meteen naar het kopje capaciteit, voorzitter. Er is een vraag gesteld over het perspectief voor de rechtspraak de komende jaren: hoe zit het met de opleidingscapaciteit en welke mogelijkheid zie ik om meer gebruik te maken van rechterplaatsvervangers? Met de ophoging van de opleidingscapaciteit van 80 naar 130 rechters die elk jaar instromen, hebben de rechtspraak en het opleidingsinstituut voor de rechterlijke macht, het SSR, de capaciteit al fors verhoogd. Dat heeft een flinke impact op deze organisaties. Voor de komende jaren is daarmee het maximum bereikt. Nu meer mensen opleiden – ik zou niet weten hoe – zou de kwaliteit dan ook geen goed doen. Er zijn geen opleiders beschikbaar. De uitstroom bedraagt de komende jaren gemiddeld zo'n 110 rechters. Ik ga dan ook met de rechtspraak in gesprek over de termijn waarop de opleidingscapaciteit verder kan worden vergroot, zodat het huidige tekort van 200 rechters zo snel mogelijk kan worden ingelopen.

Ook voor de inzet van rechter- en raadsheerplaatsvervangers zijn de mogelijkheden beperkt. Aan de ervaring van deze plaatsvervangers worden hele hoge eisen gesteld en er is zeer weinig tijd voor het opleiden en begeleiden van plaatsvervangers. Het is niet eenvoudig om geschikte plaatsvervangers te vinden die ook voldoende tijd hebben om regelmatig zittingen te doen. Dit is een punt van zorg voor mij; dat mag u best weten.

Ik heb gekeken naar de raio-opleiding oude stijl en naar de rio-opleiding zoals we die nu kennen. Ik ben ook in gesprek gegaan met rechters, oude rechters en jonge rechters, om erachter te komen wat nou wijsheid is. Hoe moeten we hier nou mee omgaan? In het verleden was het systeem zo dat studenten die afgestudeerd waren in de rechtsgeleerdheid, vervolgens makkelijk konden instromen als rechter. Zo werd het vroegere systeem gekarakteriseerd. Hoe gaat dat nu? Meer ervaring, meer kennis, meer kunde en dan kunnen instromen op latere leeftijd. Wat is wijsheid? U mag best weten dat ik voor- en tegenstanders van de opleiding heb gesproken. Dat heeft er bij mij toe geleid dat ik met de voorzitter van de Raad voor de rechtspraak, Naves, die ik in januari zal ontmoeten, het gesprek hierover wil aangaan, een-op-een, om te kijken waar we nu staan. We hebben een probleem en dat probleem wordt niet kleiner. Het ís er, dus hoe kunnen we dat structureel oplossen, ondanks het feit dat de opleidingscapaciteit haar plafond heeft bereikt? Want ik worstel daarmee. Ik heb daar geen panklare oplossing voor.

De heer Van Nispen (SP):

Die heb ik ook niet, maar ik heb wel een vraag. De Minister zegt: we zitten aan het opleidingsplafond, want we zijn al van 80 naar 130 gegaan. Dat is de instroom. Tegelijkertijd hoor ik de Minister zeggen dat de uitstroom 110 per jaar bedraagt. Nou ben ik niet heel goed in rekenen, maar dan duurt het volgens mij tien jaar voordat we het rechterstekort zouden hebben opgelost. Dat vindt, denk ik, iedereen te lang. Dan heb ik toch een vraag aan de Minister, want voor we het weten, krijgen we hier een beetje een somber beeld en zien we alleen wat er allemaal niet kan. Wat zou ervoor nodig zijn om het aantal opleidingsplaatsen structureel, met behoud van kwaliteit of juist met een toename van de kwaliteit, uit te breiden? Wat zou daar op de langere termijn voor nodig zijn? Ik snap dat dat niet volgende week en misschien ook niet volgend jaar kan, maar je moet dan toch ook opleiders gaan opleiden. Dat lijkt me uiteindelijk wel nodig dan.

Minister Weerwind:

Een paar punten. Er werd net al een verband gelegd met de schaarste van de politiecapaciteit. Als voormalig lokaal bestuurder kan ik u vertellen dat de politieopleiding van drie jaar naar twee jaar is teruggebracht. De opleiding tot rechter duurt zes jaar. Kan je die indikken zonder dat je de kwaliteit tenietdoet? Daar ben ik naar op zoek. Maar ik wil die vraag stellen aan de specialisten, want anders ben ik aan het filosoferen. Vandaar dat ik refereerde aan het gesprek dat ik met de voorzitter van de Raad voor de rechtspraak wil voeren over dit onderwerp. Ik wil ook kijken of het echt niet mogelijk is om de opleidingscapaciteit, via een universiteit of via andere instellingen, te versterken en te vergroten, waardoor we een grotere instroom kunnen realiseren. Daar zijn ook middelen mee gemoeid. Ook daar moet ik naar kijken. Wat betekent dat? Wat zijn de consequenties? Hoe gaan we daarmee om? U hoeft van mij dus niet te verwachten dat ik passief ben in dezen. Integendeel, ik zit in de actiemodus, omdat ik het probleem zie. Ik ben het met u eens. Ik heb ook berekend – ik ben ook geen ster in rekenen; laat ik dat met u delen – dat dat nog tien jaar zou duren. Dat kan niet.

De voorzitter:

Nou, voor mensen die geen ster in rekenen zijn: u heeft het allemaal goed, hoor. Ik reken het goed.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Voorzitter, als iemand goed kan rekenen bent u het. Ik heb toch nog een vraag hierover. De Minister geeft aan dat hij niet veel ruimte meer ziet om het aantal rechter-plaatsvervangers uit te breiden, maar als ik kijk naar de uitstroom van 110 rechters per jaar, denk ik dat er wellicht mogelijkheden zijn om een beroep te doen op hen die zo veel jaren de rechterlijke macht gediend hebben. Hoe kunnen we dit samen dragen, juist in een overgangstijdperk waarin we allemaal willen voorkomen dat er gaten vallen in de rechterlijke macht? Zou de Minister bij zijn gesprek met de heer Naves ook kunnen betrekken hoe we in die uitstroom toch ook nog die ervaring voor de rechterlijke macht kunnen betrekken? Ik heb nog een tweede vraag en dan ben ik klaar. Wanneer krijgt de Kamer hier bericht over? Ik ben blij dat de Minister het gesprek zoekt, maar ik wil ook helderheid hebben over het vervolg.

Minister Weerwind:

U zegt dus eigenlijk, als ik u goed heb begrepen, dat 70-plussers door kunnen gaan als rechter. Dat hoor ik u eigenlijk als suggestie meegeven.

De voorzitter:

Laten we dat even vaststellen; dan wordt het antwoord alleen maar beter. Ik zie mevrouw Bikker aarzelen.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Nou nee, dat zeg ik niet. Volgens mij zijn die 110 rechters die uitstromen niet allemaal 70, maar wellicht heb ik het mis. Dan laat ik me graag corrigeren.

Minister Weerwind:

Zulke gedetailleerde informatie heb ik niet, maar men heeft vaak wel een zekere leeftijd bereikt als men wil uitstromen. Maar los daarvan hoor ik u zeggen: stimuleer dat men toch doorgaat met het vak, hetzij parttime, hetzij fulltime. Ik hoor uw opmerking en daarom ben ik ook blij met dit debat. In dit debat geeft u mij namelijk suggesties mee die ik zeker in het gesprek zal laten landen. Ongetwijfeld heeft de heer Naves cum suis dit ook goed doordacht, dus we gaan gewoon de dialoog aan. Ik vind ook dat ik daarover moet terugkoppelen aan uw Kamer, omdat dit echt een vraagstuk is van nu en zeker van de toekomst. Dat betekent dat ik in het eerste kwartaal van 2023 – dat is een toezegging – met een brief kom om u te laten weten hoe ik met de opleidingscapaciteit omga, waar ik sta, hoe het loopt, hoe ik ernaar kijk en welke initiatieven er wellicht zijn. Dan kan ik uit het gesprek met de heer Naves ook leren wat er al gebeurt en wat er in de pijplijn zit.

De voorzitter:

Helder. Gaat u verder.

Minister Weerwind:

Eigenlijk ben ik ook ingegaan op de fulltimers en de parttimers. Ik kan daar niet op sturen, maar ik kan wel heel nadrukkelijk vragen welke mogelijkheden er zijn en hoe we dit kunnen verruimen.

Wanneer gaan er meer zaken uitstromen dan instromen? Deze vraag hoort eigenlijk bij het blokje over bedrijfsvoering, maar goed, hij ligt bij de capaciteit dus ik ga hem hier bespreken. Het aantal afgehandelde zaken was in 2021 groter dan het aantal inkomende zaken. Er wordt aan die werkvoorraad gewerkt. Dat er bij de hoven en de rechtbanken een werkvoorraad is, klopt. Dat is normaal. We moeten die ook weer differentiëren naar het soort recht en de doorlooptijden. Van de extra investeringen in de rechtspraak die nu gedaan worden, verwacht ik dat het in de praktijk wel even gaat duren voordat we daarvan daadwerkelijk effecten zullen zien en merken. Dat monitor ik nadrukkelijk. Ik heb u net verteld hoe ik dat doe, waar ik op let, hoe ik de extra middelen van deze coalitie inzet en hoe ik ga bekijken of we resultaten behalen en wat die resultaten betekenen voor de samenleving in concreto. Ik ga dus niet alleen op output maar ook op outcome sturen. Dat heeft u mij net ook horen zeggen in mijn inleidende woorden. Tot zover de capaciteit, voorzitter.

Ik wil nu naar de sepots gaan. In mijn inleidende woorden zei ik al het volgende en ik heb het PvdA-Kamerlid Mutluer dit horen herhalen. Toen het gesprek plaatsvond over de 1.500 geseponeerde zaken was ik niet blij; laat ik een eufemisme gebruiken. Ik betreur het dan ook zeer dat het Openbaar Ministerie zich genoodzaakt ziet om dit te doen, samen met de rechters, zeker als het zaken betreft waarbij slachtoffers betrokken zijn. Daar waar slachtoffers erop vertrouwen dat de rechter een onafhankelijk oordeel zal vellen over de zaak waar ze bij betrokken waren, gebeurt dat nu niet. De reden waarom het OM deze stap heeft gezet, is het gebrek aan capaciteit bij de rechtbank Gelderland. Hoewel er ook in andere arrondissementen tekorten aan rechters zijn, waardoor niet alle zaken op tijd kunnen worden behandeld, waren de achterstanden bij de rechtbank Gelderland op dat moment verreweg het grootst. Zowel het OM als de rechtspraak spannen zich maximaal in om te voorkomen dat ook elders in Nederland tot dit soort vergaande maatregelen moet worden overgegaan. Het ligt niet voor de hand dat een dergelijke, grote sepotactie ook in andere arrondissementen zal plaatsvinden. U mag weten dat ik dat monitor en daarover goed contact houd met het OM.

Er werd mij ook gevraagd wat de prioriteiten van het OM zijn. Welke zaken worden er geseponeerd? Ik meen dat ik u dat ook al schriftelijk heb gemeld, maar het gaat om relatief lichte strafbare feiten. U moet daarbij denken aan een belediging of verkeerszaken. Onder deze zaken bevinden zich geen zedenzaken en geen jeugdzaken. De zaken op het gebied van Veilig Publieke Taak zijn inmiddels allemaal gescreend en zijn van de lichtste categorie met veelal beledigingen. Ik praat dan dus niet over geweld. Uiteraard wordt ook gekeken naar de slachtoffers. Het Openbaar Ministerie bespreekt met Slachtofferhulp op welke wijze zaken alsnog kunnen of moeten worden afgedaan.

Er is een vraag gesteld over het herstelrecht, namelijk of dat wordt toegepast in de geseponeerde zaken. Bij iedere zaak wordt gekeken of herstelrecht een optie is. In hoeverre zijn zaken alsnog behandeld, bijvoorbeeld via herstelbemiddeling? Het parket Oost-Nederland bespreekt de zaken samen met Slachtofferhulp. Er zijn diverse zaken naar aanleiding van deze bespreking alsnog gedagvaard. Ik kan u het aantal niet noemen. Er moet nog een aantal zaken samen met Slachtofferhulp worden besproken. Hierbij komt ook nadrukkelijk de optie van herstelbemiddeling aan de orde.

Er is gevraagd of de slachtoffers naar artikel 12, Wetboek van Strafvordering alsnog kunnen proberen hun zaak voor de rechter te laten komen. Het antwoord daarop is: ja. In de brief die slachtoffers hebben gekregen is gewezen op de mogelijkheid om op grond van dit artikel een klacht in te dienen tegen de sepotbeslissing. Samen met Slachtofferhulp bespreekt het OM de zaken en er wordt daarbij gekeken naar de beste wijze van afdoen.

De heer Knops (CDA):

Deze weg staat natuurlijk open voor degenen die zich onrecht aangedaan voelen. Maar wat doet dat dan weer met de toch al schaarse capaciteit? Is daar enige inschatting van te maken? Ik zie een soort parallel met box 3. Don't mention ... Dit is wel een route die nu wordt aangeboden, maar die wellicht ook weer tot teleurstelling leidt. Kan de Minister daar iets over zeggen?

Minister Weerwind:

Een route die niet tot teleurstelling mag leiden, zeg ik vanuit mijn positie. Want deze mogelijkheid staat open. Ik kan u de aantallen die terugkomen en die behandeld worden, niet noemen. Dat weet ik niet. Als u dat wilt weten, kan ik dat voor u uitzoeken, maar op dit moment weet ik dat niet. Ik kan eventueel voor de tweede termijn navragen of wij de aantallen weten. Maar de Nederlander heeft daar recht op en die kan dat vragen. Er wordt nu heel veel ruimte gecreëerd vanuit het verleden met die 1.500 sepotzaken. Daar komen er een x-aantal van terug en die moeten we gewoon behandelen. En dan moet die behandelcapaciteit er zijn.

De voorzitter:

Ik kijk even of er nog behoefte is aan die aantallen.

De heer Knops (CDA):

Ja, voorzitter. Dat lijkt mij wel handig om ook een beeld te hebben van wat dat nu doet met slachtoffers, met mensen die benadeeld zijn. Maar de achterliggende gedachte van mijn vraag was natuurlijk ook dat deze route nieuwe, onvoorziene capaciteit vraagt. Een sepot betekent dus niet dat je ervanaf bent en met een schone lei kunt beginnen. Het betekent dat je via die artikel 12-procedure allerlei nieuwe zaken krijgt die in behandeling moeten worden genomen. Wat doet dat met de capaciteit? Die vraag zou ik graag beantwoord willen zien. Dat mag ook in de tweede termijn.

Minister Weerwind:

Mij werd net duidelijk gemaakt dat het 10% is van die 1.500, dus 150 zaken. U vraagt mij ook: wat betekent dat voor de capaciteit? Kan men dat aan in Gelderland of creëren we een nieuw probleem? De oplossing van vandaag is het probleem van morgen. Dat is eigenlijk de kern van de vraag. Ik kom daar in de tweede termijn even op terug.

De voorzitter:

Gaat u verder. O, pardon. Mevrouw Mutluer had ook nog een vraag voor u.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Ja, dank u wel. Ik hoor de Minister een beeld schetsen van hoe het zou moeten zijn, maar mijn angst en aanname is dat dingen niet gebeuren zoals ze zouden moeten plaatsvinden en dat slachtoffers altijd de pineut zijn of benadeeld worden op het moment dat er geseponeerd wordt. Zij krijgen niet altijd de juiste informatie. Dat is wel het minste wat er moet gebeuren. Hun spreekrecht moet geaccepteerd of ten minste in acht worden genomen. De Minister wordt echt wel gevraagd naar hoe we dit kunnen verbeteren. Want u heeft eerder ook gezegd dat u met Slachtofferhulp en het OM zou kijken naar hoe we die informatie naar slachtoffers anders zouden inrichten. Heeft u daar reactie op gekregen van Slachtofferhulp? Hebben ze u signalen gegeven dat dat nog steeds niet goed plaatsvindt? En ik ben inderdaad ook wel benieuwd naar dat artikel 12, Wetboek van Strafvordering waar in zo'n brief naar wordt verwezen. Het is niet alleen extra capaciteit, zoals meneer Knops aangeeft, maar ook een extra incentive, of in ieder geval een extra inspanning die zo'n slachtoffer moet gaan verrichten om zijn recht te halen. Dat vind ik heel kwalijk. Ik wil dat de Minister daar ook even op ingaat.

Minister Weerwind:

Op dat laatste ben ik ingegaan. Ik heb gesproken over de rechtszekerheid. Ik heb net in mijn antwoord in de richting van de heer Knops ook aangeven dat ik dit een betreurenswaardige, ernstige zaak vind. Het heeft me enigszins overvallen dat die 1.500 zaken hebben plaatsgevonden. Ik wil niet dat dit herhaald wordt. Kan ik dat honderd procent garanderen? Nee, dat kan ik niet.

Dan ga ik in op de positie van het slachtoffer zelf. Ik heb u net aangegeven wat mij duidelijk is gemaakt door het Openbaar Ministerie en de rechtbank, hoe daarmee wordt omgegaan en hoe Slachtofferhulp Nederland daar actief bij wordt betrokken. Dat moet, dat kan. Ik ga niet ... Nee, laat ik het niet zo formuleren. Ik ben even op zoek naar de juiste bewoordingen in de richting van het Kamerlid Mutluer. Ik zie geen reden om daaraan te twijfelen, want afspraak is afspraak. Ik zie wel een reden om dat nogmaals te monitoren en te zeggen: jongens, mind you, dit moet wel goed lopen.

Met betrekking tot die 1.500 zaken waar ik net over sprak, de 10% die terugkomt om welke moverende reden dan ook, zal ik heel nadrukkelijk in de tweede ronde ingaan op de vraag of dat wel of niet weer tot nieuwe problemen leidt en of men dat aankan. Ik vind zeker de positie van het slachtoffer daarbij van het allergrootste belang.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Dan even de vraag of de Minister recent Slachtofferhulp hier nog over heeft gesproken.

Minister Weerwind:

Nee, die heb ik daar niet over gesproken. Maar dat tappen we ook even af, van: waar staan we nu, hoe gaat het en hoe loopt het? Ik spreek Slachtofferhulp Nederland periodiek, dus ik neem die vragen periodiek mee. Ik ga u niet zeggen wanneer ik daarmee spreek, want mijn agenda ken ik echt niet uit mijn hoofd.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Weerwind:

Dan het onderwerp digitalisering. Er waren veel en meer dan terechte vragen van velen van u. Ik ga u niet vertellen dat de samenleving digitaliseert enzovoort. De Rechtspraak heeft lessen getrokken uit eerdere ambities op het gebied van digitalisering. Dat zullen belangrijke lessen zijn, maar een van de belangrijkste lessen is dat de aanpak die nu centraal staat incrementeel is, dus zaakstroom per zaakstroom en gerecht per gerecht. Het gaat erom steeds tussentijds te evalueren, maar ook te leren. Dat komt mijns inziens dat hele digitaliseringsproces ten goede. De rechtspraak moet verdergaan met digitalisering, want de samenleving digitaliseert. Mijns inziens staat dat niet ter discussie. Maar ook digitalisering van de rechtspraak biedt juist voor burgers, bedrijven en professionals voordelen. Ik denk dan bijvoorbeeld aan digitalisering van procedures bij de rechter.

U sprak over het project Digitale Toegang van de Rechtspraak. Ik zie dat de digitale toegankelijkheid in verschillende zaakstromen in het civiel en bestuursrechtelijke domein stapsgewijs met pilots wordt ingevoerd. Ik kan er enkele noemen als u dat wenst, maar dan vraag ik wellicht te veel tijd van u en u wilt in gesprek. Maar mocht dat zo zijn, dan kan ik daar dieper op ingaan.

Een belangrijk punt is de publicatie van uitspraken. Het besluit om een gerechtelijke uitspraak te publiceren, is weliswaar aan de onafhankelijke rechtspraak, maar ik vind het van belang voor de versterking van de toegang tot het recht. Een opmerking van een, nu afwezig, Kamerlid was: moet je dat niet wettelijk gaan verankeren? Ik deel dat. Ik zie die behoefte en ik wil daar ook werk van maken. Ik kan u niet toezeggen hoe ik dat in de tijd oppak en hoe dat eruit komt te zien. Ik ben er wel mee aan het worstelen, want ik wil dat doen. Ik vind dat noodzakelijk.

Dan is er gesproken over de vraag: hoe ga je om met het verval van de tijdelijke wet? Gevraagd is of dan de grondslag voor de inzet van videoconferentie in civiel en bestuursrecht vervalt en wanneer ik een wettelijke regeling tegemoet kan zien. Laat ik eerst benadrukken dat de inzet van videoconferentie in het civiel en bestuursrecht ook zonder wettelijke regeling mogelijk is met instemming van de procespartijen. Ik ben met de Raad voor de rechtspraak in gesprek over de vormgeving van een structurele wettelijke regeling voor videoconferentie, waarbij sprake is van duidelijkheid voor alle procespartijen. Ook kunnen dan de waarborgen waaronder partijen deelnemen aan online- en hybridezittingen explicieter worden gemaakt. In het eerste kwartaal van 2023 wil ik u nader informeren over de vormgeving van de wettelijke regeling.

Er is gevraagd naar een stand van zaken van de pilot van het digitaal zaakdossier bij de rechtbank Gelderland: kan die worden opgeschaald of uitgebreid naar andere rechtbanken? Ik kan u inmiddels berichten dat het sinds 27 juni 2022, na de succesvolle pilot bij de rechtbank Gelderland, landelijk mogelijk is om bij verplichte zorgzaken dossiers digitaal in te zien.

De voorzitter:

Meneer Ellian heeft daar een vraag over.

De heer Ellian (VVD):

Ik moest even het antwoord van de Minister laten bezinken. Dan is de situatie toch dat de wettelijke grondslag vervalt per januari, de rechter daarmee tegen partijen kan zeggen «we gaan via video deze zitting doen» en of dat gebeurt afhangt van de instemming van procespartijen? Dat is een stap achteruit, juist gelet op de grote drukte. Deelt de Minister dat met mij? Was het dan niet mooi geweest als de rechter dit instrument nog steeds in het kistje had zitten?

Minister Weerwind:

U heeft een punt. Ik ga daar in de tweede termijn op in. Ik moet even kijken waar de tijdelijke wet corona dan staat en of die specifiek voor de rechtspraak verlengd wordt.

De voorzitter:

Ja, dat is akkoord. Gaat u verder.

Minister Weerwind:

Naar mijn idee heb ik bijna alle digitaliseringsvragen beantwoord.

«Zware delinquenten moeten kunnen worden gehoord per videoverbinding. Wat gaat de Minister daaraan doen?» Het horen van gedachten gebeurt ook nu al op basis van het Besluit videoconferentie. Dit besluit wordt gewijzigd om de veiligheidsrisico's van vervoer als grond voor de inzet van videoconferentie te expliciteren. Voor deze wijziging heb ik dan ook zeer recent advies ontvangen van de Afdeling advisering van de Raad van State. Ik ben dat aan het verwerken. Ik heb aangekondigd dat ik de regeling kan toepassen per januari 2023, maar schrikt u niet: ik verwacht zelfs dat die voor het einde van het jaar, in de maand november zelfs, in werking kan treden.

De heer Eerdmans (JA21):

Heeft dat consequenties voor zaken die nu spelen, zoals het proces rond Taghi en Marengo?

Minister Weerwind:

Ja, de rechter kan daartoe besluiten.

De voorzitter:

Helder. Meneer Eerdmans, was dat helder genoeg? Ja. Gaat u verder. O, er is toch nog een vraag.

De heer Eerdmans (JA21):

Daar kan hij toe besluiten. Daar hebben wij geen invloed op, bedoelt u. Maar goed, dat speelt natuurlijk wel bij mensen in de omgeving, los van de verdachten zelf. De vraag is of daar perspectief op is in dit specifieke proces.

Minister Weerwind:

De rechter hoeft geen toestemming te hebben van de verdachte. De rechter kan daartoe besluiten. Laat dat helder zijn. Er ligt dus een wettelijke grondslag op dit moment.

De heer Ellian (VVD):

Ik denk dat collega Eerdmans de vraag bedoelde waar zowel collega Knops als ik eerder op gehamerd hebben, of de rechter dat dan ook daadwerkelijk gaat besluiten. Anders tuigen we een regeling op en dan blijven al die «zware pakketjes», zoals dat in jargon heet, alsnog naar de rechter gaan. Heeft de Minister uit de gesprekken met de rechtspraak het gevoel: ja, we gaan steeds meer per videoconferentie doen? De Minister weet dat mijn uitgangspunt was dat we in de wet moeten vastleggen dat deze verdachten helemaal niet meer naar de rechtbank komen.

Minister Weerwind:

Momenteel ben ik er juist mee bezig om die grondslag verder uit de breiden en de rechter daarmee meer bevoegdheid te geven. Betekent dat het daarmee honderd procent zeker is dat je dat soort zware delinquenten niet meer naar de rechtbank brengt, dus dat er geen sprake meer is van vervoer? Dat kan ik u niet garanderen. Dat kan ik u niet zeggen. Maar ik bied hem wel de mogelijkheid en de bevoegdheid.

De voorzitter:

Ja, meneer Eerdmans nog.

De heer Eerdmans (JA21):

Ik heb nog één vraag. Stel je voor dat zo'n strafzaak fysiek wordt voortgezet. Zou een nabestaande die ook online kunnen volgen?

Minister Weerwind:

Ik ben geneigd daarop ja te antwoorden, maar ik verifieer dat. Je zou dat mogen verwachten, maar ik moet checken of dat echt zo is. Ik weet het niet zeker. Ik check dat.

De voorzitter:

Goed. Dat komt mogelijk nog in de tweede termijn. Gaat u verder.

Minister Weerwind:

Voorzitter. Ik heb gesproken over het publiceren van rechterlijke uitspraken, omdat dat een heel nadrukkelijke vraag was van de heer Sneller. Ik heb al aangegeven dat ik vind dat daar een wettelijke grondslag voor moet komen. Ik herhaal dat dus nogmaals.

Voorzitter. Naar mijn idee heb ik alle onderwerpen op het gebied van digitalisering nu behandeld en besproken.

Dan kom ik nu bij het overige mapje. Door het PvdA-Kamerlid was gevraagd hoe het zit met Nederlanders in buitenlandse cellen die een deel van de straf in Nederland uitzitten en hoe het zit met zedendelinquenten die hun straf volledig in het buitenland uitzitten zonder dat daar zicht op is en die vervolgens terugkeren naar Nederland. Ik heb het NRC-artikel van afgelopen maandag ook tot mij genomen. U haalde ook in uw inleiding aan hoe belangrijk die zes maanden zijn voor resocialisatie en het strafrestant. Dat is de argumentatie erachter. Maar ik deel wel met u, en ik denk met u allen, de zorg dat er onvoldoende zicht is op veroordeelde zedendelinquenten die de straf niet in Nederland uitzitten, terugkeren naar Nederland en een verklaring omtrent het gedrag kunnen aanvragen. Om die reden verken ik dan ook de mogelijkheden om onherroepelijke veroordelingen van zedendelicten die zijn uitgesproken door strafrechters van buiten de EU en waar wij op dit moment geen inzage in hebben, te gebruiken en te betrekken bij de verklaring omtrent het gedrag-screening ten behoeve van het werken met minderjarigen. Ik vind dit van belang. Wat dat betreft ben ik wel even wakker geschud. Laat ik heel eerlijk zijn: het was een harde wake-upcall. Ik vind het echt van belang. Wij hebben recentelijk een debat gevoerd over de ECRIS-verordening. Ik zie beide Kamerleden die daarbij aanwezig waren, de heer Ellian en de heer Van Nispen, meteen reageren. Ik vind het ongelofelijk belangrijk dat we dit oppakken. De eerste helft van 2023 wil ik uw Kamer ook informeren over waar ik sta, want ik ga dit verkennen en ik wil dit in kaart hebben.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Dat lijkt mij sowieso uitstekend, want ik vind het echt te zot voor woorden dat een zedendelinquent die ergens ver weg, internationaal, allerlei dingen heeft gedaan die echt niet door de beugel kunnen en zijn straf heeft uitgezeten, uit ons zicht is. Dat hij geen vog-verklaring krijgt, is het minste wat we kunnen doen. Ik wacht dat dus af. Maar ik heb een andere vraag gesteld aan de Minister. Ik gaf aan dat ik het ook heel erg belangrijk vind dat er resocialisatie, maar met name toezicht vanuit Reclassering Nederland op dit soort delinquenten komt. En dat kan alleen maar als je opnieuw gaat kijken naar de regels en die eventueel gaat versoepelen. Denk aan dat halfjaar dat je nog moet uitzitten in Nederland. Waarom doe je dat niet als het iets minder is? Ik wil dat de Minister dus ook even ingaat op mijn advies, verzoek of idee om opnieuw die regels te versoepelen, zodat er in ieder geval dat toezicht komt, ook vanuit de reclassering. Je wilt namelijk niet dat dit soort lui – zo zeg ik het maar even – weer de fout ingaan.

Minister Weerwind:

In antwoord op mevrouw Mutluer kan ik zeggen: die wake-upcall heb ik gehad over dit onderwerp. Maar eerst ga ik me verdiepen. Ik wil de feiten weten. Ik wil weten hoe het ermee staat, voordat ik conclusies trek. Daarna kan ik eventueel komen met wijzigingen en opmerkingen daarin. Dat van die zedendelinquenten heb ik mij per direct aangetrokken. U mag best weten – dat wil ik ook verklappen in dit gezelschap – dat ik zes maanden zelfs te lang vind, want dat vind ik kwetsbaar. Ik zou het het liefst binnen drie maanden doen. Maar goed, laat ik haalbare en realiseerbare termijnen noemen in uw midden. Zo kijk ik ook: eerst feiten, dan conclusies. Wat ik gelezen heb, trek ik dus eerst na om te kijken of ik het moet oppakken en of ik een probleem heb. En zo ja, hoe groot is dat probleem dan? En dan mag u van deze Minister daadkracht verwachten.

De voorzitter:

Dank u wel. Gaat u verder.

Minister Weerwind:

Dank u. Ja. Nog een andere goede vraag die gesteld is, gaat over vreemdelingen en tbs. U ging in op Veldzicht en vroeg zich af of er een structureel probleem is en hoe het ervoor staat met alle actoren die erbij betrokken zijn. Laat ik vooropstellen: zaterdag heb ik dit te horen gekregen over Veldzicht. Ik ben direct geïnformeerd en ik was diep geschokt. Het is meer dan ernstig te noemen wat zich daar heeft afgespeeld. Mijn eerste gedachten gingen nadrukkelijk uit naar de medewerkster in kwestie. Ik probeer anoniem te spreken, omdat ik niet over betrokkenen wil praten. Ik weet precies wie het is, daar niet van. Ik wil daarin eerst mijn medeleven uiten in die richting, want het komt nu ter sprake in deze commissievergadering.

De voorzitter:

De heer Ellian heeft blijkbaar een relevante opmerking.

De heer Ellian (VVD):

Het is van belang, voorzitter. Ik was er niet helemaal op berekend dat dit bij het onderwerp rechtspraak aan de orde zou komen. Ik denk dat ik namens alle collega's spreek, als ik het personeel, de nabestaanden en de slachtoffers heel veel kracht en sterkte toewens. Volgens mij moeten we altijd daar beginnen.

De voorzitter:

Ja, ik zie instemming. Vanzelfsprekend. Gaat u verder.

Minister Weerwind:

Ik waardeer de woorden van de heer Ellian zeer. Ik heb ook met de directeur van Veldzicht gesproken. Ik heb gezegd dat als we een gepast moment vinden, ik graag de familie, nabestaanden, maar ook collega's van Veldzicht zou spreken en bezoeken. Dat mag u verwachten. Dan zal ik ook dit signaal dat u vandaag geeft, meenemen. U mag best weten dat ik veiligheid van personeel ongekend belangrijk vind in dezen. En ik kijk daarin ook naar patiënten zelf. Ik vind het te vroeg om verbanden te leggen tussen het perspectief van vreemdelingen zonder verblijfsrecht in de strafrechtketen, de veiligheid van personeel en het incident dat zaterdag plaatsvond. Het is in dit stadium ook niet mogelijk om te stellen dat er sprake is van een structureel probleem. Daarom komt er onderzoek: eerst feiten, dan conclusies. Als ik een RSJ-rapport heb, mag u van mij verwachten, gelet op de urgentie van dit vraagstuk, dat ik binnen drie maanden een reactie aan uw Kamer geef.

Er is gesproken over tbs-vreemdelingen, verlofregelingen en tbs-capaciteit. Bij de behandeling van een strafzaak is het verblijfsrecht van een vreemdeling vaak nog niet ingetrokken, dus wordt hij/zij als ingezetene berecht en kan tbs, al dan niet in combinatie met een straf, worden opgelegd. Als een vreemdeling wel onrechtmatig hier is, kan de rechter alsnog tbs opleggen als er geen alternatieven zijn en dit in verband met de maatschappelijke veiligheid noodzakelijk is. Denkt u aan een recidiverisico. Het risico bestaat dat de vreemdeling anders na detentie – die kent immers een einddatum – onbehandeld terugkeert in de maatschappij en in de illegaliteit belandt. Dat brengt maatschappelijke risico's met zich mee. Daarbij worden deze mensen vaak niet geaccepteerd door het land van herkomst, wanneer zij onbehandeld zouden terugkeren. Dat is ook een feit. Ik heb u net aangegeven hoe ik hiernaar kijk. Nadat ik het RSJ-rapport heb ontvangen, kom ik zo spoedig mogelijk terug met een reactie in uw richting.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Twee dingen. Ik ben blij dat de Minister terecht de knelpunten benoemt ten aanzien van de ter beschikking gestelde vreemdelingen die ontstaan door het strafrecht en het vreemdelingenrecht. Dat komt samen en dat botst gewoon; dat is eigenlijk wat er aan de hand is. Maar wat er in Veldzicht is gebeurd, is echt verschrikkelijk. Ik wil nu niet speculeren over dit incident, want het is echt verschrikkelijk wat daar is gebeurd. Maar u snapt wel dat ik onbewust toch een soort van een causaliteit zoek en op zoek ben naar hoe je veiligheid kunt garanderen voor met name de medewerkers en patiënten. Ik meen me te herinneren dat dat RSJ-rapport twee jaar terug al is uitgebracht, maar misschien moet u dat even verifiëren of heb ik dat verkeerd gezien. Dan bent u eigenlijk al te laat met een reactie daarop. Als mijn aanname klopt dat het al van twee jaar terug is en u daar nog niet op hebt kunnen reageren, om welke reden dan ook, is mijn verzoek of u daarbij het aspect van de veiligheid voor het personeel expliciet zou willen meenemen.

Minister Weerwind:

Veiligheid voor het personeel staat voor mij ook centraal. Mensen moeten hun werk goed kunnen doen. Dat heb ik in mijn eerste termijn ook aangegeven. U accentueert het, mevrouw Mutluer. Daarin vinden we elkaar. Het is belangrijk. Ze moeten hun werk kunnen doen in een veilige omgeving.

De voorzitter:

Ja.

Minister Weerwind:

De rechter op de stoel van de bestuurder; ik ben bezig met het kopje overig. De heer Eerdmans vroeg: zit de rechter niet te veel op de stoel van de politieke bestuurder? Laat ik het zo formuleren. Met permissie, ik genoot even van het debat dat hieromtrent gaande was in deze Kamercommissie. Er werd gerefereerd aan rechterlijke uitspraken in zaken als Urgenda en stikstof. Die hebben eerder geleid tot kritische vragen of de rechter niet te veel ruimte pakt en daarmee op de stoel van de wetgever of de politiek belandt. Ik heb het gelezen in de verschillende columns en ik heb ook diverse opmerkingen daarover gehoord. Mag ik u dan ook in herinnering brengen dat we daarentegen constateren na de kindertoeslagenaffaire dat de rechter juist meer ruimte had moeten nemen? Ik sprak hier in mijn inleiding even kort over. Het laat zien dat de dialoog tussen de staatsmachten over de onderlinge verhoudingen, de communicatie maar ook de cultuur hard nodig is. De staatscommissie rechtsstaat, die ik samen met mijn collega van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voorbereid, gaat zich onder andere over dit vraagstuk buigen. We gaan ook verder met de constitutionele toetsing zoals vastgelegd in het coalitieakkoord. Van belang is, als ik praat over die staatscommissie rechtsstaat, dat er ook gekeken wordt vanuit het perspectief van de burger. Die wordt ook heel nadrukkelijk meegenomen. Beide Ministers, BZK en Rechtsbescherming, zijn voor de staatscommissie niet alleen de opdrachtgever, maar er zijn ook vertegenwoordigers vanuit de Tweede Kamer, de Eerste Kamer, de Hoge Raad en de Raad van State bij betrokken. Er is een voorzitter gevonden en de commissie wordt nu samengesteld. Ik spreek de wens en de hoop uit dat we in december of januari – ik hoop echt uiterlijk december – kunnen overgaan tot verdere installatie, want beweging is benodigd.

De heer Eerdmans (JA21):

Erkent de Minister wel het gevoel dat de rechter niet alleen een vergaarbak lijkt te worden, maar ook een verlengstuk is van groepen activisten die hun zin niet op andere wijze kunnen krijgen, bijvoorbeeld via de politiek, via ons, via politieke partijen, maar dat juist via de rechter proberen en dat dat een verdienmodel, een succesvol verdienmodel lijkt te worden, maar tegelijkertijd een open uitnodiging aan allerlei groepen – ik heb dat actierecht niet voor niks genoemd – om zich dan maar tot de rechter te wenden? Want nee heb je, ja kan je krijgen, God zegene de greep en we gaan ervoor. Dat belast de rechterlijke macht bijzonder. Sterker nog, ze beïnvloeden eigenlijk met succes het beleid. Ik denk niet dat dat de taak is van het recht.

Minister Weerwind:

Ik heb in mijn inleiding geprobeerd aan te geven, te nuanceren dat de rechter toetst binnen gegeven wettelijke kaders. Daar neemt u als Staten-Generaal ook een beslissing in: welke kaders geeft u mee? U gebruikt woorden als «vergaarbak» en dergelijke. Dat is een zijnsoordeel; dat laat ik even aan u. Van belang is dat we gezamenlijk dit land goed besturen en dat we de onafhankelijke staatsmachten respecteren en erkennen. Ik heb u dat horen doen in uw inleidende woorden. Daarin zal de rechter oordelen. Soms is dat buiten de macht van de uitvoerende macht of vanuit de wetgevende macht, en dat respecteer ik.

De heer Eerdmans (JA21):

Dat begrijp ik wel. Maar vindt u het niet zorgelijk dat één milieuactivist het land stil kan zetten? Dat is eigenlijk de vraag die ik u stel. Het gaat mij er niet om wie we daar ... Ik vind niet dat we de rechter daar de schuld van moeten geven. Maar het feit dat het gebeurt, moet ons wel tot reflectie noden, zou ik zeggen.

Minister Weerwind:

Dan kan je diverse vragen stellen. Hoe komt het dat een dergelijke activist helemaal naar de rechter gaat? Hoe zijn wij, u en ik, daarmee omgegaan als politieke bestuurders? Wat is onze actieve rol daarin geweest? De weg naar de rechter staat iedere Nederlander vrij. Daar zijn we het ook over eens, constateer ik.

De voorzitter:

Wordt ongetwijfeld vervolgd. Gaat u verder.

Minister Weerwind:

Dan de griffierechten. Worden de griffierechten in 2023 fors verhoogd, gelet op het hoge inflatiecijfer? Normaliter worden de griffierechten per 1 januari geïndexeerd met de consumentenprijsindex van de voorafgaande julimaand. Die van juli 2022 is berekend op 10,29%. Met het oog op de aankomende Wet verlaging griffierechten, die beoogt de griffierechten met 25% te verlagen, heb ik laten onderzoeken of het wenselijk en mogelijk is om grote schommelingen in de griffierechttarieven te voorkomen. Ik ga eerst met de ministerraad hierover spreken. Ik ben hier druk doende mee om een voorstel voor te bereiden voor de ministerraad. Ik ga niet voor mijn beurt spreken. Ik leg het eerst voor aan de ministerraad en daarna informeer ik de Tweede Kamer over hoe ik hiermee omga. Maar het staat scherp op mijn netvlies dat ik niet iets moet willen verlagen en verhogen.

De heer Van Nispen (SP):

Ik vind het ontzettend verstandig dat dat scherp op het netvlies van de Minister voor Rechtsbescherming staat. Want het zou nogal wat zijn als je eerst de tarieven met 10% verhoogt omdat we dat volgens de systematiek ieder jaar doen, terwijl je ze eigenlijk wil verlagen. Maar ja, we hebben hier vandaag wel het commissiedebat Rechtspraak, dus ik denk dat de Minister mij vergeeft dat ik er hier het liefst duidelijkheid over zou willen hebben dat we ze in ieder geval niet gaan verhogen, dus dat dat het uitgangspunt moet zijn. Dat we ze niet per 1 januari met 25% verlaagd hebben zoals we misschien het liefst zouden willen, kan ik ook nog wel begrijpen. Maar we gaan ze toch niet eerst verhogen? Er moet vandaag wel iets van duidelijkheid komen. Anders is de vraag wanneer we die duidelijkheid wel kunnen verwachten. Ik mag niks weten over de ministerraad, maar het is 1 januari voordat je het weet. Mocht de Minister ofwel met een onverstandig voorstel komen ofwel daartoe door de ministerraad gedwongen worden, dan moeten we natuurlijk de kans hebben om daar een stokje voor te steken.

Minister Weerwind:

Ik behandel dit eind november in de ministerraad, dus dan weet ik waar ik sta en zal ik de Kamer terstond daarna informeren.

De voorzitter:

Daar moet u het mee doen.

De heer Van Nispen (SP):

Om die toezegging scherp te krijgen: wij krijgen voor 1 december als Kamer duidelijkheid over de veranderingen in de griffierechten: niet verhogen, bevriezen, wel verhogen, verlagen. Of voor 1 januari. Dan hebben we nog een maand om daar mogelijk iets aan te doen.

Minister Weerwind:

Ik ben zo blij dat de heer Van Nispen eerst 1 december zei en daarna 1 januari. Inderdaad, voor 1 januari wil ik u helderheid geven over hoe ik daarmee omga.

De heer Van Nispen (SP):

Excuus, maar we moeten toch als Kamer daar mogelijk iets van kunnen vinden? De Minister kan op 30 december helderheid geven, maar dat lijkt me een beetje ingewikkeld.

De voorzitter:

Het is een leuke onderhandeling zo. Ik ben benieuwd waar het eindigt.

Minister Weerwind:

Nee, dit punt is te belangrijk. Dit gaat over de toegang tot het recht. We praten over het verlagen van de griffierechten en we hebben inderdaad een extreem hoge inflatie. Laten we dat vooropstellen. Het is nadrukkelijk mijn doel om via het verlagen van de griffierechten het voor de Nederlander, de ondernemer, de inwoner makkelijker te maken om zijn recht te halen bij de rechtbank. Dan moeten de griffierechten niet extreem hoog zijn, dus ik ben op zoek naar een oplossing. Laat ik vooropstellen dat ik in de eerste week van december, aan het eind van de eerste week van december, u daarover wil informeren. Daar streef ik naar.

De voorzitter:

Dat lijkt me een mooie conclusie. Aldus besloten. Gaat u verder.

Minister Weerwind:

U ziet, voorzitter, ik stretch mij tot het maximale.

Er is een gesteld over de wet inzake integriteit die gisteren is ingediend. De door de rechtspraak opgestelde Code zaakstoedeling en de uitwerking daarvan in de bestuursreglementen van de gerechten voldoen aan de eisen van de EHRM-jurisprudentie. Ik zie nu dan ook geen noodzaak voor een wettelijke basis. Dat ontslaat mij dan ook van de noodzaak om het mee te nemen in de wet die gisteren is ingediend. Wat ik wel zal doen, is een rechtsvergelijkende inventarisatie. De rechtspraak evalueert de code ook in 2023. U hoort mij altijd zeggen: eerst feiten en dan conclusies. Op basis van de evaluatie kunnen we de regels eventueel verfijnen. Toedeling op maat – een vraag van het Kamerlid Van Nispen – neem ik daarin mee. Ik wens uw Kamer daarna erover te informeren, maar ik wil ook weten wanneer de Raad voor de rechtspraak komt met de evaluatie van de code in 2023.

De heer Sneller (D66):

Toch even over het Europees recht. Het EHRM zegt: established by law. Dat kan toch niet alleen een code zijn? Ze hebben het expliciet over «regulated by law, emanating from parliament». Oftewel, dit soort regels die bepalen wat die zaakstoedeling is, moet geregeld zijn in een wet in formele zin, afkomstig van het parlement. Dat is des te problematischer, omdat er binnen de Raad voor de rechtspraak uiteindelijk zoveel invloed van de Minister kan zijn.

Minister Weerwind:

Ik ben op zoek naar een concrete vraag of suggestie van de heer Sneller.

De heer Sneller (D66):

Mijn suggestie is dat we een wettelijke verankering creëren, zoals volgens mij het Europees Hof ook wil en wat, als je de Europese rechtspraak daar laat, wenselijk zou zijn zodat de rechterlijke macht daarin onafhankelijk is.

Minister Weerwind:

Ik lees het EVRM anders dan u het beschouwt. Maar u legt een kritische toon neer; u interpreteert de woorden als zodanig. Dat leidt mij ertoe dat ik de regels even tegen het licht ga houden en daar in een brief op terug wil komen in uw richting. Geef mij even de tijd om dat thoroughly te doen, om maar in het Engels te blijven.

De voorzitter:

Dus dat betekent dit jaar, dit kalenderjaar?

Minister Weerwind:

Als ik alles dit jaar wil gaan doen, vrees ik dat ik iedereen over de kling jaag.

De heer Sneller (D66):

Misschien mag ik een suggestie doen. Ik zal dit opnemen in het verslag bij het wetsvoorstel dat gisteren aanhangig is gemaakt. Dan kunnen we in dat kader de discussie voeren via de nota naar aanleiding van het verslag.

Minister Weerwind:

Dat vind ik een goed voorstel.

De voorzitter:

Dat lijkt mij een elegante manier. Gaat u verder. Het tempo mag iets omhoog. Je ziet altijd: als we denken dat we heel veel tijd hebben, dan gaat iedereen eens even rustig ervoor zitten. Behalve ik.

Minister Weerwind:

De aparte rechtsbeschermingsparagraaf bij de wetgeving. Vorige week heb ik uw Kamer een brief gestuurd over het nieuwe Beleidskompas. Daarin komt ook de noodzaak aan de orde om aandacht te besteden aan de gevolgen voor de overheid, natuurlijk voor zover die aan de orde zijn, en ook de gevolgen voor de rechtsbescherming. In de schrijfwijzer voor de memorie van toelichting staat nu al dat je gevolgen in de toelichting in beeld moet brengen. Het ís al staand beleid en daar moet dan ook aandacht voor zijn. U vraagt aan mij: besteed je daar genoeg aandacht aan? Ja, dat doe ik. In de onderraden vraag ik hiernaar. In de ministerraad let ik er heel nadrukkelijk op dat dit wordt meegewogen en mee bekeken. Mijn beleidsambtenaren zetten daar ook heel nadrukkelijk op in. Zoals u weet zijn wij de hoeder van de kwaliteit van de wet- en regelgeving voor het hele kabinet. Daarbij is dit een heel belangrijk aandachtspunt.

Voorzitter, u vroeg of ik tempo wilde maken.

De voorzitter:

Aan u zal het niet liggen. En aan meneer Van Nispen ook niet, want hij gaat een korte vraag stellen.

De heer Van Nispen (SP):

Dank. Maar is het dan zo dat er voortaan bij wetsvoorstellen echt een aparte rechtsbeschermingsparagraaf komt? Of moeten we het doen met de toezegging: nee, we hebben er in algemene zin aandacht voor?

Minister Weerwind:

Ik kan dat niet toezeggen. Ik ga wel erop inzetten dat het wat duidelijker tot uiting komt. Het kan zo zijn dat ik dan kies voor die paragraaf, maar ik ga dat nu niet toezeggen.

De voorzitter:

Helder, gaat u verder. Nee, dat vindt u niet goed, meneer Van Nispen. Maar het feit dat we het hier eens een keer niet met elkaar eens zijn, is zo'n beetje het wezen van het parlement. U heeft allerlei middelen om uw gelijk toch te krijgen, als u dat wilt. Dat gaan we dus zien.

Minister Weerwind:

Betrek de burger meer bij de rechtspraak, de lekenrechtspraak. Daar is in het verleden veel onderzoek naar gedaan. De uitkomst daarvan was dat er geen zwaarwegende principiële bezwaren zijn, maar dat aan inpassing in het Nederlandse stelsel wel veel zwaarwegende praktische bezwaren kunnen kleven. De conclusie was ook dat de invoering van lekenrechtspraak niet zonder meer – nu komt-ie – een punitiviteitskloof oplost, dat het vertrouwen in de rechtspraak in landen waar wel lekenrechtspraak bestaat niet significant groter is en dat invoering in Nederland een grote wijziging van het strafprocesrecht inhoudt.

Voorzitter. Ik weet dat de heer Eerdmans hier al een paar keer op heeft aangedrongen: kijk eens naar initiatieven en kijk eens of je die wel of niet kan invoeren. Op dit moment ligt mijn aandacht, het accent erop dat de instrumenten die we hebben goed landen en goed worden gebruikt. Ik ben niet voor de invoering van nieuwe initiatieven.

Het register nevenfuncties. De rechters zijn verplicht om hun nevenfuncties in het register te registreren. De gerechten controleren regelmatig of het register up-to-date is. Daar waar nodig wordt er gezorgd voor actualisering. Daar ligt die verantwoordelijkheid ook.

Wat ga ik doen om het knelpunt op te lossen dat bezwaar tegen het opleggen van vervangende hechtenis geen schorsende werking heeft? Dat knelpunt is een paar keer teruggekomen op mijn bureau. In het nieuwe Wetboek van Strafvordering wordt dit dan ook opgelost door bezwaarschriftprocedures voortaan aan te duiden als gewone rechtsmiddelen. Alle gewone rechtsmiddelen hebben schorsende werking. Ik ga wel in gesprek met het CJIB, dat dit heeft overgenomen van het Openbaar Ministerie en het nu uitvoert, om hier oog voor te hebben.

Voorzitter. Laat ik het hierbij houden in de eerste termijn.

De voorzitter:

Ik ga me daar niet tegen verzetten, maar mevrouw Bikker heeft misschien nog een onbeantwoorde vraag. Gaat uw gang.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Misschien heb ik het gemist, maar ik had een vrij uitgebreid deel van mijn betoog besteed aan de capaciteit van de overheid, aan dat de overheid niet op komt dagen bij rechtszaken. Eerlijk gezegd mis ik nog het antwoord van de Minister, omdat dat wel knaagt aan het vertrouwen dat mensen hebben.

Minister Weerwind:

De problematiek die mevrouw Bikker aangeeft, sluit goed aan op de taakopdracht van de staatscommissie rechtsstaat. Ik zal die problematiek expliciet onder de aandacht brengen van de staatscommissie. We hebben al twee of drie overleggen gehad en ik neem dit weer mee. De taakopdracht van de commissie focust zich op het beter borgen van de rechtsbescherming voor burgers tegen maatregelen of beslissingen van de wetgever en bestuursorganen en op het verzekeren van effectieve rechtsbescherming in gerechtelijke procedures. Daar wordt uitdrukkelijk ook onder verstaan dat de uitvoering en handhaving van rechterlijke uitspraken effectief verzekerd is. Dat lijkt me hier niet het geval, als het gestelde in het artikel van de heer Jensma juist is. Ik beschouw deze problematiek overigens ook als een duidelijke illustratie van hoe belangrijk het is dat uw Kamer vorig jaar het initiatief tot deze staatscommissie nam. Het laat bovendien zien dat de staatscommissie voor een brede maar ook veelomvattende opgave staat. Juist als overheid willen we de hand in eigen boezem steken en moeten we het goede voorbeeld geven. Dat is ook de reden waarom mijn departement het specifieke deelprogramma Burgergerichte overheid heeft opgestart. Daarin wordt extra aandacht besteed aan het project procedeergedrag van de overheid, waarin we met alle stakeholders gezamenlijk een probleem- en oorzaakanalyse maken van het procedeergedrag van de overheid in het bestuursrecht. Ik wijs u ook op het WODC-onderzoek dat momenteel loopt naar hoger beroep instellen door bestuursorganen. Hoger beroep instellen vind ik belastend, ook voor de burger. Ik wil daarom inzicht krijgen in de redenen waarom de overheid hoger beroep instelt en hoe de burger hierin door de overheid en de rechterlijke macht wordt begeleid. Ik deel uw zorg. Het is mijn prioriteit om mij hier blijvend voor in te zetten. Dat is mijn reactie op uw betoog.

De voorzitter:

Dat stemt mevrouw Bikker tot tevredenheid, constateer ik. Ik dank de Minister. O, meneer Eerdmans is er nog.

De heer Eerdmans (JA21):

Ik had nog een vraag gesteld over klimaatneutrale rechtspraak, wat dat ook wezen mag.

De voorzitter:

Is die vraag paraat? Gaat uw gang.

Minister Weerwind:

Vervolgens gingen we in, via klimaatneutrale rechtspraak, op het kopje diversiteit en inclusie. Dat hoorde ik de heer Eerdmans doen. Op dat moment dacht ik bij mijzelf – het antwoord is ook deels gegeven door de collega's van de heer Eerdmans – dat je daardoor een groter bereik krijgt, meer menskracht en capaciteit. Er is een grotere vijver om in te vissen, wat ook weer kracht kan betekenen. We zijn immers op zoek naar een versterking van de rechterlijke macht. Maar diversiteit en inclusie vind ik een goed punt.

De heer Eerdmans (JA21):

Maar wat is klimaatneutrale rechtspraak?

Minister Weerwind:

Ik heb daar geen antwoord op en ik heb ook geen begripsomschrijvingen. Ik ga nu hardop nadenken. Ik denk nadrukkelijk aan elementen als huisvesting: hoe zorg je ervoor dat gebouwen voldoen aan alle eisen van deze tijd op klimaatneutraal gebied?

De heer Eerdmans (JA21):

Ik dacht even dat de rechters tegenwoordig meer competentie van klimaatactivisme moeten hebben om de komende rechtszaken allemaal het hoofd te kunnen bieden. Maar ik begrijp dat dat niet ...

Minister Weerwind:

Ik hoop dat mijn antwoord dat we ons beperken tot de fysieke gebouwen bevredigend is.

De heer Eerdmans (JA21):

Ik zou dat doen.

De voorzitter:

Nou, kijk eens aan. Kumbaya. Het komt allemaal goed. We komen toe aan de tweede termijn van zijde van de Kamer, als daar behoefte aan is. Een korte tweede termijn. De Minister heeft al toegezegd in tweede termijn nog terug te komen op het een en ander. Ik geef als eerste het woord aan mevrouw Mutluer, voor pak ’m beet maximaal 1,5 minuut.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. In de eerste plaats ook dank aan de Raad voor de rechtspraak voor het jaarverslag en de genoemde buikpijndossiers, omdat die ons echt helpen om het debat nog scherper te voeren.

Dank ook aan de Minister voor zijn beantwoording. Dank dat hij zo begaan is met de veiligheid van het personeel als het gaat om tbs en tbs-klinieken. Ik verwacht dat er op korte termijn een reactie van zijn kant komt op het RSJ-rapport van februari 2021 – ik heb het net even gecheckt – over vreemdelingen en tbs.

Ik ben blij dat hij de zorgen heeft gedeeld over sepots en de benadeling van slachtoffers. Dat is een onderwerp waar we misschien op een later moment op terugkomen, maar dat echt mijn speciale aandacht heeft. Maar we gaan als commissie ook nog een parlementaire verkenning met de strafrechtketen starten, dus dat is heel fijn.

Voorzitter. Ik ben nog wel benieuwd naar die buitenlandse delinquenten. Ik ben blij dat de Minister de vog gaat onderzoeken, maar ik wil hem vragen of hij daarbij ook gaat kijken naar andere dan zedendelinquenten. Ik ga daar sowieso van uit, maar misschien wil hij dat nog bevestigen.

Voor de rest wil ik een tweeminutendebat aanvragen, omdat ik overweeg om met een motie te komen.

De voorzitter:

Ja. Er is een interruptie voor u van de heer Ellian.

De heer Ellian (VVD):

Een flauw punt van orde. Ik vind in de kern dat collega's de ruimte moeten hebben om zo veel mogelijk punten in te brengen, maar ik vind dit punt van de zedendelinquenten een beetje buiten de orde vallen, eerlijk gezegd. Het gaat hier over rechtspraak. Tja, nou ... Ik wil dit punt wel ... Net zoals tbs. Ik vind dat ... Tja.

De voorzitter:

Ja. Nou, ja. Uiteindelijk gaat het Kamerlid daar zelf over. We kunnen er een hele discussie over voeren. Er zijn wel aanknopingspunten in het Reglement van Orde om er iets tegen te doen, maar ik spaar mijn energie liever voor grotere dingen. Ik wil wel aan mevrouw Mutluer vragen om even aan te geven, want dat is een goede gewoonte, waar die motie ongeveer over gaat. Die vraag krijg ik van de Minister ook. Dan kunnen we ons er allemaal op voorbereiden.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Over dit laatste onderdeel, voorzitter. Dat verzaakte is om te zeggen. Ik overweeg om bij het onderdeel over geen zicht op veroordelingen in het buitenland mogelijk een motie in te dienen.

De voorzitter:

Ik hoor de heer Ellian buiten de microfoon zeggen dat dit buiten de orde is. Daar mag u dan in uw stemgedrag uiting aan geven, meneer Ellian. Maar het is goed dat u elkaar scherp houdt, hoor. «Als de voorzitter verzaakt» hoor ik u nu zeggen. Sorry, ik kan hier echt niet overzien of het klopt, dan had u een andere voorzitter moeten nemen, eentje die juridisch geschoold is. Ik ben maar een eenvoudige wiskundeleraar. Wiskunde is universeel, daar valt uiteindelijk alles onder.

Nou, we gaan verder met de bijdrage van mevrouw Bikker van de ChristenUnie.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Voorzitter, dank u wel. Dank aan de Minister voor zijn beantwoording en dank aan de velen die daartoe hebben bijgedragen. Ik wil toch even wat dieper ingaan op het punt van het wegblijven van de overheid in de rechtspraak, ook al dacht u dat ik al gelukkig was – dat valt dan een beetje tegen. Want in 11% van alle vreemdelingenzaken blijft de IND weg. Dat is gewoon écht heel veel. En op dit moment kunnen uitspraken van de rechtspraak ten aanzien van jeugdbescherming niet worden uitgevoerd. Dan ben ik heel blij dat de Minister de diepte in wil gaan, dat hij wil analyseren, dat hij wijze mensen om advies vraagt over hoe om te gaan met dit disfunctioneren van de overheid, maar tegelijkertijd loopt dit op korte termijn helemaal spaak en hakt dat in het vertrouwen dat mensen mogen hebben in onze rechtsstaat en in het vertrouwen in de rechtspraak, die er zelf niks aan kan doen.

Ik wil de Minister daarom toch vragen om op korte termijn te verkennen wat maatregelen zijn die we nu al kunnen nemen op dit punt. Ik heb als suggestie al genoemd dat niet alles in een toernooimodel hoeft. Niet alles hoeft via de rechter te worden uitgevochten door de overheid. Dus ik zou de Minister toch willen vragen om een nadere beschouwing op dit punt.

Voorzitter. Dan het tweede punt dat ik nog wil maken. Ik heb gevraagd naar de stand van zaken rond het WODC-onderzoek naar de toepassing van de zelfredzaamheidstoets voor rechtsbijstand. Ik vraag daar al anderhalf jaar naar, dus de voorzitter kan zich voorstellen dat het geduld langzaam wegraakt bij dit Kamerlid. Ik ben heel benieuwd naar het antwoord op mijn vraag.

Ten slotte was ik juist blij met de beantwoording en zie ik uit naar de behandeling van de begroting. Ik heb daarom eigenlijk geen behoefte aan een tweeminutendebat, ook gezien de druk op de Kameragenda. Dat zou ik nog willen voorhouden aan collega Mutluer: is haar punt niet een punt dat ook bij de begrotingsbehandeling gemaakt kan worden? Dan besparen we elkaar tijd.

De voorzitter:

Daar gaat mevrouw Mutluer nog heel even over nadenken. Dat horen we straks dan wel.

Meneer Ellian van de VVD, het woord is aan u.

De heer Ellian (VVD):

Dank, voorzitter. Ik bedank de Minister voor de beantwoording en de collega's voor de prettige sfeer waarbinnen we van gedachten wisselen over dit belangrijke onderwerp. Er is veel gezegd door de Minister. Ik wacht nog op de grondslag voor video in civiel recht en bestuursrecht. Die zou in tweede termijn nog komen. Collega Knops legde de vinger al een beetje op de zere plek; rechtspraakadvocatuur blinkt niet altijd uit in vooruitgang boeken, dat weet de Minister. Maar deze Minister, die ook veel verstand heeft van digitalisering, zou toch bij uitstek een beetje beweging hierin moeten kunnen krijgen, zowel waar het gaat om video als om nadere digitalisering.

Ik heb verder geen punten, anders dan dat ik bij de procedurevergadering van deze vaste Kamercommissie wel even met de collega's van gedachten wil wisselen over de vraag hoe we omgaan met de buikpijndossiers. Ik vind die wat ver verwijderd van dit commissiedebat, maar wel belangrijk genoeg om erover van gedachten te wisselen met niet alleen deze Minister maar ook enkele andere. Dat komt dus op een later ogenblik.

De voorzitter:

Heel goed. Meneer Eerdmans, JA21.

De heer Eerdmans (JA21):

Dank. Dank aan de Minister voor de to-the-pointantwoorden. Ik heb eigenlijk maar één bevestiging nodig: of het klopt dat nabestaanden online strafzaken kunnen volgen waar zij niet bij zijn.

Dank u.

De voorzitter:

Dat gaan we zo horen, dank u wel. Meneer Sneller, D66.

De heer Sneller (D66):

Dank, voorzitter. Dank aan de Minister voor de beantwoording en dank dat hij één buikpijndossier al gaat oplossen, door schorsende werking toe te kennen aan de bezwaarschriften.

Hij heeft gezegd dat hij met de voorzitter van de Raad voor de rechtspraak in gesprek gaat over de raio-opleiding. Gaat hij informeren hoe zij daartegenover staan of gaat hij daarnaartoe met het voorstel om die opleiding te herinvoeren? En wanneer horen wij daarover terug?

Komen in de wettelijke grondslag die hij gaat creëren voor het publiceren van gerechtelijke uitspraken ook de politierechteruitspraken in enige vorm terug?

Dank u wel.

De voorzitter:

Ik dank u zeer. Meneer Knops, CDA.

De heer Knops (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Dank aan de Minister voor de beantwoording. Ik hoop dat hij ten aanzien van de digitalisering hetzelfde enthousiasme blijft houden als hij de afgelopen jaren, voor het aanvaarden van dit ambt, gehad heeft; dan komt het goed. Want ik zeg alle collega's na dat op dit vlak het tempo echt nog wel omhoog mag, omdat het een oplossing is voor de problemen in plaats van dat het extra capaciteit kost – misschien in het begin wel, maar uiteindelijk niet.

Ten tweede toch even in de richting van de heer Ellian. Kijk, ik heb ook over tbs gesproken, omdat dat een van de zogenoemde «buikpijndossiers» is die vandaag op de agenda staan. De brief van de Minister van 31 oktober kwam vier dagen voordat dat vreselijke incident plaatsvond. Het is dan heel kunstmatig om het er hier niet over te hebben, want het een heeft natuurlijk wel met het ander te maken. Mijn vraag aan de Minister zou zijn – hij heeft er al iets over gezegd – of hij het dan toch in samenhang niet als een incident wil afhandelen en daarover de Kamer wil informeren, want het is al tragisch genoeg, maar het met name ook wil behandelen in relatie tot het buikpijndossier zoals hij dat eerder richting de Kamer beschreven heeft. Dus in de grotere context.

De voorzitter:

Ja. Dank u wel. Ten slotte de heer Van Nispen, SP.

De heer Van Nispen (SP):

Ik bedank de Minister voor de antwoorden alsook voor de toon die hij vandaag aanslaat. Die bevalt mij als het gaat over de scheiding van machten, de onafhankelijkheid van de rechtspraak, et cetera. Daar ben ik tevreden over.

Maar als het dan concreet wordt, ben ik niet helemaal tevreden en gerustgesteld. Ik heb bijvoorbeeld vandaag geen toezegging gehad dat de griffierechten volgend jaar niet verhoogd zullen worden. Dat had toch bij dit debat gepast, wat mij betreft. We krijgen er wel een brief over, maar dan moeten we maar hopen dat daar het juiste in komt te staan.

Ik heb ook geen toezegging gehad dat de zaakstoedeling bij wet vastgelegd gaat worden, terwijl daar eigenlijk al jaren, door de heer Sneller maar ook door mij en, misschien nog wel belangrijker, door hooggeleerde personen en wetenschappers, op wordt aangedrongen, omdat dat verstandig zou zijn voor de onafhankelijkheid van de rechtspraak.

Er is ook geen toezegging dat er een aparte paragraaf komt die gaat over rechtsbescherming bij wetsvoorstellen. Het hoeft wat mij betreft echt niet bij een wetstechnische reparatie, maar wel bij inhoudelijke wetten die van belang zijn voor mensen en die rechtsgevolgen kunnen hebben. Dat was ook geadviseerd, maar de Minister zegt hier nu dat we dat niet gaan doen. Dat vind ik toch jammer.

Dus tja, ik ben wel tevreden over de toon die de Minister aanslaat, maar ik mis echt een paar heel concrete zaken die wat mij betreft beter hadden gekund.

Het hoofdpunt vandaag was voor mij de druk op de rechterlijke macht. We hebben gesproken over het vergroten van de capaciteit. Het is goed dat de Minister zich gaat verdiepen in de opleidingen en gaat kijken wat ervoor nodig zou zijn om de opleidingscapaciteit mogelijk te verhogen. Maar tegelijkertijd moeten we het ook hebben over het juist verlagen van de instroom van zaken die daar mogelijk niet thuishoren, bijvoorbeeld de toename van herstelrecht, wat van belang kan zijn voor zo veel mensen of bijvoorbeeld de ontwikkeling van Huizen van het Recht, die rechtszaken en escalatie van conflicten zouden kunnen voorkomen. En we moeten het hebben over minder zaken. Dat heeft te maken met gedrag van de overheid, zoals mevrouw Bikker heel terecht zegt. Ik heb het heel concreet gehad over hoe Toeslagen nu omgaat met mensen. Pas een zaak in behandeling nemen als mensen gaan procederen bij de rechter. Dat is pas echt een belasting van de rechtspraak, ik denk erger dan de klimaatactivisten waar de heer Eerdmans het over heeft. Het ligt toch vooral aan het procedeergedrag van de overheid zelf en de opstelling van de overheid zelf dat het zo vaak uit de hand loopt en de rechtspraak onnodig wordt belast.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik kom nog even terug op het tweeminutendebat. Er is een vraag gesteld aan mevrouw Mutluer om eventueel af te zien van haar tweeminutendebat. Ik weet niet of er anderen zijn die sowieso een tweeminutendebat willen. Uit de bijdrage van de heer Van Nispen zou ik kunnen opmaken dat hij dat wil. Als dat zo is, maakt het allemaal niet zo veel uit, dan kunt u het gewoon handhaven.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Nee. Volgens mij ook ... Ik snap mijn collega's in de zin van constructief meewerken. Dit punt was buiten de agenda, dat realiseer ik me. Dit onderwerp gaat mij, net als jullie, wel aan het hart, dus we gaan het gewoon op een andere manier inbrengen, eventueel via een motie. Maar gehoord hebbende de bijdrage van Van Nispen denk ik wel dat er een tweeminutendebat komt en wat mij betreft mag dat getrokken worden door mijn collega. Dat is prima.

De voorzitter:

Maar dan ziet u er hier van af en vraag ik de heer Van Nispen bij dezen ...

De heer Van Nispen (SP):

Het maakt mij nooit uit wie de eerste is, maar ik heb wel behoefte om naar aanleiding van dit debat ... Ik hoor nu gelach; oké «nooit» neem ik helemaal terug. Maar in dit geval hecht ik er minder aan wie de eerste is die een tweeminutendebat aanvraagt. Maar ik heb inderdaad wel de behoefte om een motie in te dienen.

De voorzitter:

Helder. Dan gaan we het ook netjes doen en bent u de eerste, want het zou een ongelukkige figuur zijn als mevrouw Mutluer er als eerste spreker staat en geen motie heeft. Dan constateer ik alvast dat er een tweeminutendebat is aangevraagd met als eerste spreker de heer Van Nispen van de Socialistische Partij.

Dan kom ik ten slotte bij de Minister voor zijn tweede termijn. Ik geloof niet dat er een schorsing nodig is, toch?

Minister Weerwind:

Nee hoor, voorzitter, we gaan door, gelet ook op het tijdsaspect.

De voorzitter:

Succes.

Minister Weerwind:

Dank u wel, voorzitter. Er zijn een paar vragen gesteld vanuit de PvdA, laat ik daarmee starten. U geeft aan: we zitten sinds februari 2021 te wachten op een stuk over vreemdelingen-tbs. Dat stuk heeft u tot nu toe niet gekregen. Ik hoor het u zeggen; ik weet het niet; ik trek het na en kom er binnen twee weken bij deze commissie op terug.

Dan sprak u over een parlementaire verkenning met het strafrecht. Ik neem er notie van dat u daarmee bezig bent.

Voorzitter. Ik ga toch een poging doen wat betreft de motie over geen zicht op veroordeelden in het buitenland. Natuurlijk trek ik dat zo breed mogelijk. Ik ga me nu scherp verdiepen in de casus. U heeft mij ook in mijn inleiding horen zeggen dat ik het eerst in kaart wil brengen. Dus uw verzoek is geland; u hoeft mij niet te ondersteunen in een motie, maar het is aan u om dat wel of niet te doen. Maar ik pak dit al op, dat heb ik gewoon hard gezegd.

Ik ga naar de ChristenUnie. Mevrouw Bikker, u spreekt over het toernooimodel en over vertrouwen in de rechtspraak en het disfunctioneren ervan als de overheid wegblijft bij processen. Het is een groot zorgpunt van u. U noemde concrete voorbeelden en u vraagt mij: bewaak niet alleen de kwaliteit van wet- en regelgeving, maar spreek de collega's er ook op aan, leg dit ook op de agenda. Ik zal dit met nóg meer lawaai doen.

Dan de zelfredzaamheidstoets rechtsbijstand, waar u al vele jaren naar lijkt te vragen als ik uw woorden goed begrepen heb. Ik heb 23/11 een debat over rechtsbijstand. Dan zal dit ongetwijfeld aan de orde komen. Ik verzoek u om het even daar te adresseren, dan kan ik dan met antwoorden komen.

Ik ben de heer Ellian dankbaar voor zijn opmerking over de buikpijndossiers.

Dan over de slachtoffers ... Nee, de heer Ellian heeft nog een vraag gesteld over de inzet van de videoconferentie in het civiel recht en het bestuursrecht. Ik ben daarop ingegaan; ik heb gesproken over de tijdelijke wet en over de verlenging van die tijdelijke wet. Maar u sprak ook over «tot 1 december». Nu ben ik een optimistisch mens en soms ook een realistisch mens, dus ik ga ervan uit dat die wordt voortgezet, dat ik die mogelijkheid ga gebruiken. Maar kan ik dat met honderd procent zekerheid zeggen? Want dan heeft u gelijk: als die niet wordt voortgezet, ontstaat er een gat. En dat willen we allebei niet. Dus u mag van mij verwachten dat ik daar zorgvuldig en daadkrachtig mee omga, om dat gat te dichten.

Ik ga naar JA21. Slachtoffers en nabestaanden kunnen via een livestream de zitting volgen. Dat is bijvoorbeeld gebeurd bij MH17; ik breng dat even in herinnering.

Dan D66, Sneller. Ik kijk even naar een opmerking die hij genoemd heeft – ik kan mijn eigen handschrift bijna niet lezen. Ja, inderdaad, publicatie gaat niet alleen over rechterlijke uitspraken maar ook over die politie-uitspraken in de breedste zin voor die wettelijke grondslag.

Ik heb weinig studie paleografie gehad, voorzitter, maar hier op mijn blaadje staat iets van alternatieven ... Misschien kan de heer Sneller het even toelichten.

De heer Sneller (D66):

Met welke inzet gaat de Minister het gesprek aan met de heer Naves over de raio-opleiding?

Minister Weerwind:

We hebben daar een goed debat over gevoerd. Ik kan niet op de stoel zitten van de heer Naves, maar ik ga wel met hem praten over de instroom van rechters. Hoe kun je die vergroten? Dan moet je bij de opleidingscapaciteit kijken. Ik wil ook kijken of je het anders zou kunnen doen, wat de voor- en nadelen zijn van het huidige systeem en van het systeem uit het verleden. Een opmerking die ook gemaakt is – dat vond ik een constructieve opmerking van de heer Van Nispen – is of je ook zou kunnen kijken naar de instroom. Hoe beperk je die? Ik wil het dus gewoon goed, open en duidelijk bespreken. Ik heb u ook toegezegd dat ik aan u terugkoppel hoe dat gesprek verlopen is.

Dan ga ik naar de heer Knops toe. Meneer Knops, ik weet dat u mij scherp houdt op digitalisering. En terecht. Daar waar ik het tempo niet verhoog, weet ik dat u mij zult aanmoedigen om dat wel te doen. Daar twijfel ik geen moment aan.

Ik ben bewust ingegaan op vragen ten aanzien van het dossier Veldzicht, omdat dat toch actueel is. Ik hoorde uw woorden daarover.

Meneer Van Nispen, ik heb u ongelofelijk teleurgesteld, heb ik begrepen uit uw woorden. Kijk, ik vind het van belang om bij grote en belangrijke inhoudelijke wetten juist die rechtsbescherming voor het voetlicht te krijgen en er desnoods zelfs een paragraaf aan te besteden. Dat belang zie ik ook, met u. Het gaat ook over de positie. Toen ik dit ambt aanvaardde en deze portefeuille kreeg, heb ik ook gezegd dat ik er een vergezicht op wil neerzetten. Ik wil het daadwerkelijk laten landen, zodat het verder komt en niet alleen blijft bij ad-hoconderwerpen. Dus ik hoor u zeggen: bij sommige grote en belangrijke inhoudelijke wetten zou je die paragraaf moeten willen invullen. Dan daag ik u nadrukkelijk uit: laten wij eens de degens kruisen, hetzij met de Kamercommissie, hetzij een-op-een met u, om te kijken welke het zijn en waar het zou moeten. Dan mag u ook van mij een voorstel verwachten hoe ik daarmee omga.

Voorzitter. Ik heb mij maximaal gestretcht over de griffierechten en kan daar niet verder in gaan.

De instroom van zaken heb ik al omarmd.

Tot zover, voorzitter. Volgens mij is dit de tweede termijn geweest.

De voorzitter:

Ja, daarover zijn we het geloof ik allemaal eens. Ik heb al geconstateerd dat er een tweeminutendebat is aangevraagd met als eerste spreker de heer Van Nispen.

Dan neem ik nog even de toezeggingen met u door.

  • De Minister zegt toe de Kamer in het eerste kwartaal van 2023 te informeren over de opleidingscapaciteit voor rechters en gaat daarbij ook in op de uitkomsten van het gesprek met de voorzitter van de Raad voor de rechtspraak.

  • Ten tweede zegt de Minister toe de Kamer in het eerste kwartaal van 2023 te informeren over de wettelijke grondslag om zaken via een videoverbinding te behandelen.

  • Ten derde zegt de Minister toe de Kamer in het eerste kwartaal van 2023 te informeren over de verkenning naar het betrekken van onherroepelijke veroordeling van zedendelinquenten van buiten de EU bij vog-aanvragen.

  • Ten vierde. De Minister informeert de Kamer in de eerste week van december 2022 over het voornemen met betrekking tot de ontwikkeling van de tarieven voor de griffierechten.

  • Ten vijfde. De Minister informeert de Kamer binnen twee weken over zijn reactie op het RSJ-rapport uit februari 2021 over vreemdelingen in tbs.

Dat zijn de toezeggingen.

Minister Weerwind:

Voorzitter. De vijfde en laatste toezegging heb ik niet verwoord zoals u die formuleerde, dacht ik. Dus die erken ik niet.

De voorzitter:

Niet binnen de termijn?

Minister Weerwind:

Als het «uitzoeken» is, maakt u mij content. Dank u.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Het is uitzoeken. En als er nog geen reactie is gegeven, neem ik aan dat u dat doet.

De voorzitter:

Ja, oké. Goed. Het is u helder. Dat is mijn belangrijkste taak. Dat ik het niet begrijp, is niet relevant.

Ik dank de Minister en zijn ambtenaren voor de antwoorden, en überhaupt voor zijn hele aanwezigheid hier en zijn bijdragen. En ook voor het feit dat wij zelfs een kwartier voor tijd klaar zijn. Daar dank ik ook mijn collega's voor, evenals overigens voor hun bijdrage. Ik dank onze onvolprezen ondersteuning, die ons er toch maar weer even doorheen gesleept heeft. Daar kun je nooit genoeg dank voor uitspreken. En ik dank u op de publieke tribune voor uw aanwezigheid en de mensen die het elders gevolgd hebben. Ik wens u allen nog een goede dag toe.

Sluiting 12.45 uur.

Naar boven