Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 juni 2022
Op 1 januari 2020 is de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen
(Wet USB) in werking getreden. Hiermee is onder andere de verantwoordelijkheid voor
de tenuitvoerlegging van sancties overgegaan van het Openbaar Ministerie (OM) naar
de Minister voor Rechtsbescherming. Het doel van de wet is een snellere, zekerdere
en een (meer) persoonsgerichte tenuitvoerlegging, waarbij alle relevante partijen
goed geïnformeerd zijn.
Uw Kamer is de afgelopen jaren geregeld geïnformeerd over de voortgang in de tenuitvoerlegging
van straffen en maatregelen1. Binnen de tenuitvoerleggingsketen wordt hiervoor o.a. gewerkt met de USB-monitor.
Met deze monitor wordt na een bepaalde periode gekeken wat de status is van een sanctie.
Dit maakt per sanctiestroom inzichtelijk hoe snel de tenuitvoerlegging na het vonnis
is gestart en hoeveel zaken na een langere periode nog openstaan.
Sinds de start van de coronapandemie heeft de focus gelegen op het informeren van
uw Kamer over de impact van corona op de brede strafrechtketen (inclusief de tenuitvoerlegging).2 Ik ben voornemens om de specifieke informatievoorziening aan u omtrent de prestaties
van de tenuitvoerlegging in het najaar weer doorgang te laten vinden.
Tevens acht ik het van belang om te kijken of de hierboven genoemde doelen van de
wet USB worden behaald, en daarmee de kwaliteit van de uitvoering van straffen en
maatregelen in de gehele breedte wordt verhoogd. Ik heb het Wetenschappelijk Onderzoek-
en Documentatiecentrum (WODC) daarom gevraagd objectieve en meetbare indicatoren te
identificeren waarmee dit gemonitord kan worden. Hierop is in opdracht van het WODC
door Dialogic het «Evaluatiekader Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke
beslissingen (wet USB)» opgesteld, dat ik uw Kamer hierbij aanbied. Ik ben het WODC
erkentelijk voor dit rapport. De komende tijd zal met ketenpartners worden besproken
welke onderdelen uit dit rapport kunnen worden betrokken bij de monitoring van de
prestaties in de uitvoeringsketen.
De onderzoekers hebben in hun rapport ook een voorzet gedaan voor een evaluatietraject
voor de gehele wet USB. Ik kies er echter voor om mij te houden aan de wettelijk vastgelegd
evaluatie op onderdelen van de wet.3 Door de monitoring van de te behalen beleidsdoelen uit te breiden meen ik een goed
beeld te krijgen van de werking van de wet, waarmee gericht kan worden gestuurd op
eventuele verbeteringen in de tenuitvoerlegging van straffen en maatregelen.
De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind