Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 november 2020
Naar aanleiding van het verzoek van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
van 31 oktober 2020 ontvangt u hierbij een reactie van het kabinet op het bericht
«Poolse justitie werkt niet meer mee met Nederland».
De regering heeft kennis genomen van het bericht waarin wordt aangegeven dat de nationale
aanklager in Polen een bevel heeft uitgevaardigd aan Poolse officieren van justitie
om een bijzonder grondige analyse te maken van Europese aanhoudingsbevelen (EAB’s)
uit Nederland op het bestaan van weigeringsgronden. Dit roept vragen op in het licht
van het beginsel van wederzijds vertrouwen dat geldt tussen de EU-lidstaten, waarop
het kaderbesluit inzake het Europees aanhoudingsbevel gebaseerd is. In principe moet
dan ook elk EAB ten uitvoer worden gelegd, tenzij sprake is van een weigeringsgrond
of wanneer in een zeer uitzonderlijke situatie sprake is van schending van de verplichting
tot eerbiediging van de grondrechten en de fundamentele rechtsbeginselen, neergelegd
in artikel 6 VEU. In een dergelijk geval dient deze beoordeling plaats te vinden volgens
het stappenplan dat het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) in zijn rechtspraak
uiteengezet heeft, waarbij een dialoog tussen de betrokken rechterlijke instanties
van beide lidstaten een belangrijk onderdeel is.
Het bevel lijkt een directe reactie te zijn op de prejudiciële vragen die gesteld
zijn door de Internationale rechtshulpkamer in Amsterdam aan het HvJEU inzake de onafhankelijkheid
van de Poolse rechterlijke macht in relatie tot het uitvaardigen van een EAB. Zoals
in onze brief van 6 oktober jl. (Kamerstuk 29 279, nr. 619) aangegeven, wordt uw Kamer hierover nader geïnformeerd zodra er een uitspraak is
van het HvJEU.
Het is echter niet primair aan Nederland, maar aan de Europese Commissie als onafhankelijk
hoedster van de verdragen om EU-lidstaten aan te spreken indien zij in strijd handelen
met het Europees recht, waaronder het kaderbesluit EAB. Nederland zal waar mogelijk
en opportuun in Europees en bilateraal verband aandacht vragen voor dit onderwerp.
Het kaderbesluit EAB is van zeer groot belang voor de praktijk en de justitiële samenwerking
binnen de EU. We houden de gevolgen van het bevel van de Poolse nationale aanklager
voor de praktijk in Nederland nauwlettend in de gaten.
Het Openbaar Ministerie heeft mij reeds laten weten op de gebruikelijke wijze, conform
het kaderbesluit EAB, door te gaan met het laten uitvaardigen van EAB’s via de rechter-commissaris
als uitvaardigende justitiële autoriteit.
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus
De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker