29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde

Nr. 369 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 januari 2017

Hierbij bied ik uw Kamer aan het rapport «Lagere drempels voor rechtzoekenden. Evaluatie van de Verhoging van de Competentiegrens in 2011»1. Dit onderzoek is uitgevoerd door het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatie Centrum (WODC) en betreft de evaluatie van de verhoging van de competentiegrens van de kantonrechter, onderdeel van de op 1 juli 2011 in werking getreden Evaluatiewet modernisering rechterlijke organisatie2. De voormeting van dit onderzoek werd door het WODC gepubliceerd in januari 20143.

Een van de elementen van de Evaluatiewet modernisering rechterlijke organisatie was de verhoging van de competentiegrens van de kantonrechter van 5.000 naar 25.000 euro. Daarmee wilde het kabinet bereiken dat de burger bij meer zaken zou kunnen profiteren van de voordelen van de kantonrechtspraak. Als belangrijkste voordelen werden genoemd de mogelijkheid om bij de kantonrechter zonder advocaat of rechtshulpverlener te procederen en de mogelijkheid om standpunten mondeling ter zitting uiteen te zetten. Tijdens de Kamerbehandeling van de Evaluatiewet is geconcludeerd dat het wenselijk was om de effecten van de kantongrensverhoging te evalueren. Daartoe werd aan het WODC opdracht gegeven.

De belangrijkste conclusie uit het rapport is dat de verhoging van de competentiegrens van de kantonrechter op verschillende manieren heeft bijgedragen aan het bevorderen van de toegankelijkheid van de kantonrechtspraak.

Ten eerste is, hoewel dit vooraf op basis van ervaringen met eerdere kantongrensverhogingen niet werd verwacht, het aantal zaken in het competentiegrenssegment (de categorie zaken die vóór de maatregel door de civiele rechter werden behandeld) na de verhoging fors – namelijk met maximaal 25% – gestegen. Het grootste deel van de groei kan aan de competentiegrensverhoging worden toegeschreven. Dit betekent dus dat men in aanzienlijk meer zaken dan voorheen de rechter weet te vinden. De toegang tot de rechter is dor de verhoging van de competentiegrens verbeterd.

Ten tweede is het verstekpercentage in het competentiegrenssegment gedaald van 62 naar 47%. Dit betekent dat meer gedaagden dan voorheen gebruik maken van de mogelijkheid om mondeling verweer te voeren. Ten derde zijn in het competentiegrenssegment voor zowel eisers als gedaagden de kosten voor een procedure aanzienlijk gedaald en is de doorlooptijd korter geworden. Tot slot is de tevredenheid van rechtzoekenden over de ontvangen rechtsbijstand toegenomen.

Bij enkele van de hiervoor genoemde uitkomsten zijn door de onderzoekers kanttekeningen geplaatst. Zo wijzen zij erop dat in de onderzoeksperiode enkele drempelverhogende maatregelen zijn genomen, zoals de aanpassingen in de griffierechten en de maatregelen in de gesubsidieerde rechtsbijstand. Daar kan tegenover worden gesteld dat, als het gaat om de griffierechten, deze drempelverhoging niet voor alle partijen geldt: vooral voor natuurlijke personen (waaronder ook veel MKB-ers) is juist sprake geweest van een verlaging van de griffierechttarieven. Alleen voor rechtspersonen is er door de invoering van de Wet griffierechten burgerlijke zaken sprake van een verhoging. Bovendien heeft het wegvallen van de noodzaak om te procederen met een advocaat voor zaken met een financieel belang tot € 25.000 bij een aantal rechtzoekenden een aanzienlijk grotere, kostenbesparende, impact dan een verhoging van de griffierechten.

De onderzoekers stellen dat naar het oordeel van professionals (rechters, gerechtssecretarissen en advocaten) de kwaliteit van het optreden ter zitting en de processtukken is gedaald. Daarvoor geldt echter wel dat dit kwaliteitsverlies met name is toe te schrijven aan de groep die zonder gemachtigde procedeert. Het oordeel over de kwaliteit van de traditionele rechtsbijstandsverleners, zoals advocaten en gerechtsdeurwaarders, is nog steeds overwegend positief. De kwaliteit van de rechtsbijstandsverzekeraars wordt als beste beoordeeld. De onderzoekers stellen in dit verband de vraag hoe deze constatering te duiden: moeten zorgen over de minder goede procesvoering voorop staan, of juist het enthousiasme van de rechtzoekende over de toegenomen klanttevredenheid en ervaren procedurele rechtvaardigheid? Geconstateerd wordt dat rechtzoekenden, onder de conditie dat zij vrij zijn in de keuze van hun gemachtigde, een hogere waardering geven aan het werk van die gemachtigde. Ook is sprake van een forse kostenbesparing. De rechtzoekende krijgt, of althans ervaart, op die manier meer «value for money».

Het evaluatieonderzoek beslaat een periode van in totaal vijf jaar, waarin veel ongelijksoortige gegevens moesten worden gegenereerd, onderzocht en vergeleken. Dit heeft geresulteerd in een technisch complex en omvangrijk onderzoek waarin verschillende onderzoeks- en rekenmethoden zijn toegepast. De onderzoekers zijn er in geslaagd de effecten goed en genuanceerd in beeld te brengen. Ik constateer dat de verhoging van de competentiegrens van de kantonrechter in hoge mate heeft beantwoord aan het doel om de toegankelijkheid van de rechtspraak te vergroten.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

Naar boven