Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 mei 2021
Op 19 mei jongstleden heeft het Gerecht van de Europese Unie (Gerecht) uitspraak gedaan
inzake het beroep van Ryanair tegen het goedkeuringsbesluit van de Europese Commissie
van het steunpakket aan KLM. Met deze brief informeren wij u over het arrest van het
Gerecht.
Het Gerecht is van oordeel dat de Europese Commissie in het goedkeuringsbesluit onvoldoende
heeft gemotiveerd hoe wordt gewaarborgd dat de steun alleen terechtkomt bij KLM en
niet ook deels bij Air France dat onderdeel is van dezelfde holding. Volgens het Gerecht
kan de motivering van de Europese Commissie niet volstaan met het enkel vaststellen
dat KLM de begunstigde is van de steunmaatregel en de bevestiging van de Nederlandse
autoriteiten dat de aan KLM toegekende financiering niet zal worden gebruikt door
Air France. Het motiveringsgebrek heeft geleid tot nietigverklaring van het besluit
van de Europese Commissie.
De nietigverklaring heeft geen directe gevolgen voor de steun aan KLM. Het Gerecht
heeft de gevolgen van de vernietiging opgeschort vanwege de bijzonder schadelijke
gevolgen die de Nederlandse economie en het Nederlandse luchtverkeer als gevolg van
de COVID-19-pandemie zouden ondervinden wanneer de uitbetaling van de in de aangemelde
steunmaatregel vastgestelde geldsommen onmiddellijk op losse schroeven zou komen te
staan. De gevolgen worden opgeschort totdat de Europese Commissie een nieuw besluit
heeft vastgesteld over de steun aan KLM.
De Europese Commissie moet een nieuw besluit nemen inzake het steunpakket aan KLM.
In dit nieuwe besluit zal de Europese Commissie voldoende moeten motiveren dat de
steun enkel ten goede komt aan KLM. Dat is naar de mening van het Gerecht onvoldoende
in de motivatie van het besluit van de Europese Commissie naar voren gekomen. Het
kabinet is van oordeel dat het steunpakket aan KLM dusdanig is ingericht dat KLM de
begunstigde is van de steunmaatregel en niet Air France. Dit is opgenomen in de aan
het steunpakket onderliggende documentatie en de state agent zal toezien op de naleving
van de gemaakte afspraken. Vanzelfsprekend zal de Nederlandse overheid, indien daarom
wordt verzocht door de Europese Commissie, additionele informatie aanleveren om te
zorgen dat het motiveringsgebrek wordt hersteld.
De Europese Commissie heeft maximaal twee maanden de tijd om een nieuw besluit vast
te stellen. Indien de Europese Commissie zou besluiten een formele onderzoeksprocedure
te openen op grond van artikel 108, lid 2, Verdrag betreffende de werking van de Europese
Unie dan wordt aan de termijn van twee maanden een redelijk tijdvak toegevoegd. Mede
naar aanleiding van overleg met de Europese Commissie, is de verwachting van het kabinet
dat de Europese Commissie een nieuw besluit zal nemen en geen onderzoeksprocedure
zal openen. Uiteindelijk is het aan de Europese Commissie om hierover te besluiten.
Tegen een nieuw besluit kunnen belanghebbenden weer in beroep gaan. Mocht dat gebeuren,
dan zal het Gerecht het nieuwe besluit weer beoordelen.
De uitspraak van het Gerecht heeft geen directe gevolgen voor de steun aan KLM. Bij
brief van 6 april jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd dat de Nederlandse staat in gesprek
is met de verschillende stakeholders over eventuele herkapitalisatie van KLM. De uitspraak
van het Gerecht heeft geen invloed op de voortgang van deze gesprekken.
De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga