Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 juni 2018
Hierbij treft u mijn reactie aan op het bericht in het Financieel Dagblad van 29 april
en de stroomstoring van 29 april 2018 in Amsterdam. In de bijlage treft u mijn antwoorden
aan op de vragen van de leden Yesilgöz-Zegerius en Remco Dijkstra (beiden VVD) over
hetzelfde onderwerp (Aanhangsel Handelingen II 2017/18, nr. 2497). Ook verwijs ik u naar de beantwoording van de vragen van het lid Van der Lee (GroenLinks)
over de risico's die de overbelasting van de elektriciteitsvoorziening brengt voor
de digitale koppositie van Nederland (Aanhangsel Handelingen II 2017/18, nr. 2255).
In het net van netbeheerder Liander in de regio Schiphol heeft zich op 29 april jl.
waarschijnlijk een spanningsdip voorgedaan, waarna in het net van Schiphol een storing
is ontstaan. Ik wil benadrukken dat door luchthaven Schiphol onderzoek wordt gedaan
naar hetgeen zich op 29 april heeft afgespeeld. Daartoe heeft Schiphol TNO als onafhankelijk
partij aangesteld om onderzoek te doen naar de toedracht van de verstoring van de
elektra en IT-infrastructuur en de bijbehorende beheersmaatregelen van Schiphol. Na
publicatie van een tussenrapportage in juni worden de definitieve uitkomsten naar
verwachting over ruim twee maanden bekend. Ik ga niet in op oorzaken en gevolgen vooruitlopend
op de definitieve uitkomsten van dit onderzoek.
Ook heeft uw vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat gevraagd naar de mogelijke
problemen met het aansluiten. Op enkele plaatsten in Nederland kan soms niet direct
worden voorzien in de aansluitcapaciteit die wordt gevraagd. Dit speelt niet alleen
bij de zich snel uitbreidende datacenters in de regio Schiphol, maar bijvoorbeeld
ook rond de toenemende opwek van duurzame elektriciteit op plaatsen waar de oorspronkelijke
netconfiguratie niet op grootschalige elektriciteitsproductie is berekend. Daar kan
zich de situatie voordoen dat – grootschalige – uitbreiding van de netten noodzakelijk
is, zoals de bouw van een nieuw onderstation. In dergelijke gevallen kan het voorkomen
dat een nieuwe aansluiting later beschikbaar komt dan gewenst door de nieuwe afnemers.
Met het in de Wet voortgang energietransitie geïntroduceerde investeringsplan voor
netbeheerders beoog ik de besluitvorming van netbeheerders over netuitbreidingen meer
te stroomlijnen op zodanige wijze dat alle betrokkenen tijdig invloed kunnen uitoefenen
op de investeringsbeslissingen van netbeheerders en de daaraan ten grondslag liggende
prognoses van gewenste aansluitcapaciteit.
Daarnaast wil ik met de partijen in het Klimaatakkoord komen tot afspraken over betere
ruimtelijke regie op decentraal niveau zodat de voorspelbaarheid van ontwikkelingen
nog meer wordt vergroot en netbeheerders beter kunnen anticiperen.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes