Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 oktober 2018
Hierbij bieden wij u het deelrapport «Longontsteking in de nabijheid van geiten- en
pluimveehouderijen; actualisering van gegevens uit huisartsenpraktijken 2014–2016»
aan1. Dit rapport maakt deel uit van een reeks vervolgonderzoeken in het kader van het
onderzoeksprogramma Veehouderij en Gezondheid Omwonenden (VGO) III. Met het toesturen
van dit rapport doen wij de toezegging uit het Algemeen Overleg dierziekten en antibioticabeleid
(d.d. 15 februari 2018, Kamerstuk 29 683, nr. 242) gestand om uw Kamer te informeren over het vervolgonderzoek en de voortgang daarvan.
Het vervolgonderzoek bestaat uit een aantal deelonderzoeken en behelst onder andere
een epidemiologische analyse van huisartsengegevens over de jaren 2014–2016 in het
VGO-gebied (een deel van Noord-Brabant en het noorden van Limburg) om na te gaan of
de eerder gevonden verbanden er ook in deze jaren zijn.
De resultaten van dit onderzoek wijzen, net als de voorgaande onderzoeken, op een
associatie tussen het wonen in nabijheid van een geitenhouderij en een verhoogd risico
op longontsteking. De associatie tussen een verhoogd risico op longontsteking en het
wonen in de buurt van een pluimveehouderij blijkt, in de jaren die binnen deze actualisering
zijn onderzocht, niet meer statistisch significant te zijn. Een uitzondering is een
waargenomen associatie rondom bedrijven met vleeskuikens in 2014.
Reactie
Geiten
Dit rapport benadrukt het belang van inzicht in de oorzaak van de verhoogde ziektedruk
rond geitenhouderijen. Zoals eerder al aan uw Kamer gemeld, laten wij onderzoek uitvoeren
naar de oorzaak van de verhoogde ziektedruk om uiteindelijk risicoreducerende maatregelen
te kunnen nemen. Naar verwachting wordt het VGO III onderzoek in 2021 afgerond. Zodra
deelonderzoeken afgerond zijn, zullen wij uw Kamer zoals toegezegd informeren.
Pluimvee
De eerder gevonden associatie tussen het wonen in de buurt van een pluimveehouderij
en een verhoogd risico op longontsteking is na 2014 niet zichtbaar. Het rapport geeft
aan dat deze associatie in de jaren 2007–2014 wel zichtbaar was, hoewel relatief beperkt
en per jaar verschillend. Om vast te stellen of het ontbreken van de associatie in
de afgelopen jaren een trendbreuk vormt, adviseren de onderzoekers om ook de gegevens
over de jaren 2017 en 2018 te analyseren. Daarnaast kan het vervolgonderzoek waarbinnen
vergelijkbare analyses worden uitgevoerd in andere gebieden dan het VGO-gebied meer
inzicht geven. Het doel van deze analyses is om te achterhalen of de eerder gevonden
effecten hier ook optreden. De resultaten hiervan worden medio 2019 verwacht.
Vanwege de gezondheidsrisico’s van fijnstof is de afgelopen jaren met de pluimveesector
gesproken over een aanzienlijke reductie van de stalemissies van fijnstof. We zien in de resultaten van dit onderzoek geen aanleiding
om die ambitie te wijzigen. Hoewel in VGO de aandacht op longontsteking is gericht,
veroorzaakt fijnstof een breder spectrum gezondheidsrisico’s. Het recente advies van
de Gezondheidsraad «Gezondheidsrisico’s rond veehouderijen: vervolgadvies» benadrukt
dat ook en adviseert daarom reductie van fijnstof ter verbetering van de luchtkwaliteit.
In reactie daarop hebben wij uw Kamer, in de brief van 3 augustus jl., gemeld in te
zetten op het generiek verminderen van de emissies van onder meer fijnstof om zo gezondheidswinst
in brede zin te boeken.2 Wel blijkt dat kennis over de omvang en oorzaak van gezondheidsrisico’s door veehouderij
nog beperkt is. Met bijvoorbeeld de andere deelonderzoeken uit VGO III wordt hier
doorlopend aan gewerkt.
De Minister voor Medische Zorg, B.J. Bruins
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten