nr. 14
AMENDEMENT VAN HET LID ANKER
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
I
In artikel I, onderdeel C, wordt artikel 94 als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. De gemeenschap omvat, wat haar baten betreft, alle goederen der
echtgenoten, bij aanvang van de gemeenschap aanwezig of nadien, zolang de
gemeenschap niet is ontbonden, verkregen, met uitzondering van:
a. goederen ten aanzien waarvan bij uiterste wilsbeschikking van
de erflater of bij de gift is bepaald dat zij buiten de gemeenschap vallen;
b. pensioenrechten waarop de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding
van toepassing is alsmede met die pensioenrechten verband houdende rechten
op nabestaandenpensioen;
c. rechten op het vestigen van vruchtgebruik als bedoeld in de artikelen
29 en 30 van Boek 4, vruchtgebruik dat op grond van die bepalingen is gevestigd,
alsmede hetgeen wordt verkregen ingevolge artikel 34 van Boek 4.
2. Artikel 94, derde lid, vervalt.
II
Artikel I, onderdeel Ee, vervalt.
III
In artikel II wordt het eerste punt vervangen door:
1. Het derde lid komt te luiden:
3. Van de aan de echtgenoot of geregistreerde partner van de gefailleerde
opgekomen rechten aan toonder en zaken die geen registergoederen zijn, welke
ingevolge artikel 94, tweede lid, onder a en c, van Boek 1 van
het Burgerlijk Wetboek dan wel de huwelijkse voorwaarden onderscheidenlijk
de voorwaarden van geregistreerd partnerschap buiten de gemeenschap vallen,
moet, in geval van geschil, door beschrijving of bescheiden blijken.
IV
In artikel V vervalt in het tweede lid de zinsnede: «a en».
Toelichting
I
Met de wijzigingen in artikel 94, tweede lid, wordt bewerkstelligd dat
erfenissen en schenkingen ook naar komend recht deel zullen uitmaken van de
wettelijke goederengemeenschap.
De aanvankelijk in het tweede lid, onderdeel a, geformuleerde uitzondering
voor krachtens erfopvolging bij versterf, making, lastbevoordeling, of gift
verkregen goederen is geschrapt. In plaats daarvan wordt hier, evenals naar
huidig recht, slechts een uitzondering gemaakt voor goederen ten aanzien waarvan
een uitsluitingsclausule is gemaakt door de erflater of schenker.
In het tweede lid, onderdeel c, is gehandhaafd de ook naar huidig recht
bestaande uitsluiting van het erfrechtelijke verzorgingsvruchtgebruik van
titel 3, afdeling 2, van Boek 4 BW (de artikelen 4:29, 4:30 en 4:34 BW). Om
redenen van consistentie is eveneens gehandhaafd het recht op het vestigen
van het verzorgingsvruchtgebruik. Het zou ongerijmd zijn om dit recht –
anders dan het bij uitoefening van dit recht te verkrijgen vruchtgebruik –
wèl in de gemeenschap te doen vallen.
Het aanvankelijk voorgestelde derde lid van artikel 94 is geschrapt. De
eerste zin bracht mee dat een gemeenschapsgoed dat een echtgenoot aan de andere
echtgenoot schenkt, door de andere echtgenoot niet zonder meer in zijn privévermogen
wordt ontvangen. Nu schenkingen door de wijziging van het tweede lid in beginsel
niet buiten de gemeenschap vallen, bestaat aan deze regel geen behoefte meer.
Hetzelfde geldt voor de in het derde lid, tweede zin, geregelde insluitingsclausule.
II
Wanneer de hoofdregel gehandhaafd blijft dat erfenissen en schenkingen
in de wettelijke gemeenschap vallen, bestaat niet langer behoefte aan het
voorgestelde artikel 121a. Dat onder uitsluitingsclausule verkregen goederen
niet door middel van huwelijkse voorwaarden tot de gemeenschap kunnen gaan
behoren, ligt dan immers besloten in het feit dat artikel 94, tweede lid,
onder a zich naar zijn aard tegen afwijking verzet (vgl. artikel 93, tweede
zin).
III
In de redactie van artikel 61, derde lid, Faillissementswet dient rekening
te worden gehouden met de schrapping van het voorgestelde artikel 121a van
Boek 1 BW.
IV
Nu artikel 94, tweede lid, onder a, van Boek 1 BW geen wijziging ondergaat,
behoeft met die bepaling ook in het overgangsrecht geen rekening te worden
gehouden.
Anker