Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 juli 2011
In het spoeddebat met Uw Kamer over het mogelijk inzetten van ambtenaren voor de CDA-campagne op 30 maart jongstleden, heb
ik toegezegd na afronding van het interne onderzoek door de secretaris-generaal van het ministerie van Economische Zaken,
Landbouw en Innovatie uw Kamer in algemene zin te informeren over de uitkomst van dit onderzoek. Dat doe ik met deze brief.
Uit onderzoek van de secretaris-generaal van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie is naar voren gekomen
dat een ambtenaar van dat ministerie betrokken is geweest bij de berichtgeving over het mogelijk inzetten van ambtenaren voor
de CDA-campagne. Van de mogelijkheid een melding te doen van een vermoeden van misstand, in de zin van het «Besluit melden
vermoeden van misstand Rijk en Politie», heeft betrokkene geen gebruik gemaakt.
Op grond van het Besluit melden vermoeden van misstand Rijk en Politie (Stb. 2009, 572), een klokkenluidersregeling, kan een ambtenaar een vermoeden van een misstand melden. Dit besluit kent een procedure voor
het melden van een misstand door een ambtenaar en geeft bescherming tegen eventuele rechtspositionele benadeling en de aanspraak
op een tegemoetkoming in de kosten van eventuele juridische procedures. In het kort houdt de procedure in dat een ambtenaar
die een misstand vermoedt, dit meldt bij zijn leidinggevende, een vertrouwenspersoon integriteit of, indien daartoe aanleiding
bestaat, rechtstreeks bij de Commissie integriteit overheid. De identiteit van de melder wordt niet bekend gemaakt zonder
de instemming van de meldende ambtenaar. Naar een melding wordt een onderzoek ingesteld en daarna neemt het bevoegd gezag
een standpunt in ten aanzien van het vermoeden van misstand.
Een ambtenaar, die te goeder trouw een melding doet van een vermoeden van misstand conform het Besluit melden vermoeden van
misstand Rijk en Politie, ondervindt geen nadeel van deze melding. Mocht wel een nadelig rechtspositioneel besluit worden
genomen, dan bestaat er – onder voorwaarden – aanspraak op een tegemoetkoming in de kosten van juridische procedures.
In onderhavig geval is een vermoeden van een misstand op andere wijze aan de orde gesteld dan volgens de procedure van de
klokkenluidersregeling en is er geen sprake van een melding in de zin van het bovenstaande besluit. Als een vermoeden van
een misstand direct in de openbaarheid wordt gebracht en niet op de wijze aan de orde is gesteld zoals hierboven beschreven
of anderszins niet intern besproken, is het aannemelijk dat de ambtenaar niet heeft gehandeld zoals een goed ambtenaar betaamt.
Mede afhankelijk van de omstandigheden kan ook het vertrouwen in zijn ambtelijke loyaliteit zijn geschaad. Een toekomstige
vruchtbare samenwerking binnen de organisatie is dan niet meer goed denkbaar. De rechtspositie voor rijksambtenaren biedt
voldoende mogelijkheden om hiervoor een passende oplossing te vinden.
In het onderhavige geval is met wederzijds goed vinden een passende oplossing gevonden. Ter bescherming van de persoonlijke
levensfeer van de betrokken ambtenaar ga ik niet in op de concreet gemaakte afspraken.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J. P. H. Donner