28 844 Integriteitsbeleid openbaar bestuur en politie

Nr. 149 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 april 2018

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft mij op 22 februari jl. verzocht om een reactie te geven op de uitkomsten en aanbevelingen van het rapport «Welk risicoprofiel heeft wethouder Jo Palmen op het vlak van bestuurlijke integriteit» van prof. mr. D.J. Elzinga en prof. dr. A.F.A. Korsten.

Rapport en ontvangst daarvan

De raad heeft op 21 februari het rapport ontvangen van het onderzoek dat is uitgevoerd door de heren Elzinga en Korsten naar aanleiding van een in de gemeenteraad aangenomen motie. Het rapport heeft primair betrekking op het risicoprofiel van dhr. Palmen, waarover afgelopen maanden veel publiciteit is geweest. Het onderzoek laat voorts zien dat er veel is gepasseerd in Brunssum waardoor de politiek-bestuurlijke verhoudingen complex te noemen zijn. Daarmee onderstreept het rapport mijn zorg over de bestuurlijke verhoudingen aldaar.

De onderzoekers hebben tevens aanbevelingen gedaan voor de vormgeving van een met waarborgen omgeven wettelijke regeling voor integriteitsbeoordeling.

Het rapport is op 6 maart jl. in de gemeenteraad besproken. Zoals ik in publieke uitlatingen op het rapport heb aangegeven, vind ik dat het gesprek daar in de eerste plaats ook thuishoort. Ook is het rapport van de rekenkamercommissie naar de zogenaamde «gronddeal» besproken. Ik heb geconstateerd dat de raad, onder voorzitterschap van waarnemend burgemeester dhr. Leers, de inzet toont te komen tot een nadere bezinning op het integriteitsbeleid en tot herstel van de bestuurlijke situatie. De komende tijd laat ik mij, ook via de commissaris van de Koning in de provincie Limburg, informeren over de voortgang.

Versterking integriteit lokaal bestuur

Op 19 maart jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over mijn voornemens om de integriteit van het lokaal bestuur te versterken en aanhoudende bestuurlijke problemen bij gemeenten tegen te gaan (Kamerstuk 28 844, nr. 146). De acties en maatregelen die daarin zijn genoemd zijn het resultaat van een reeds langer gaande zijnde bezinning op (de wenselijkheid van aanvulling van) het bestaande instrumentarium en veel overleggen daaromtrent met bestuurlijke partners. In die brief ben ik – in het verlengde van wat ik reeds schreef in mijn brief van 15 december 2017 inzake de bestuurlijke situatie in Brunssum (Kamerstuk 28 844, nr. 129) – ook ingegaan op de rol en positie van de burgemeester met betrekking tot de bestuurlijke integriteit in een gemeente en de bevoegdheid van de commissaris van de Koning te adviseren en te bemiddelen bij verstoorde bestuurlijke verhoudingen of wanneer de integriteit in een gemeente in het geding is. Ik heb aangegeven over die taken en bevoegdheden de komende tijd nader het gesprek aan te gaan met de bestuurlijke partners.

Voorts is de vraag hoe aanhoudende integriteitsconflicten effectief kunnen worden opgelost en of in dat kader, na een zorgvuldig lokaal gevoerd proces, een aanvullende rol zou moeten worden toegekend aan de commissaris van de Koning (als rijksorgaan) of een rol zou moeten worden toegekend aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Ook dit punt wordt in het nadere overleg met bestuurlijke partners betrokken.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

Naar boven