28 741 Jeugdcriminaliteit

Nr. 93 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID EN VAN RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 maart 2023

Met deze brief bieden wij uw Kamer het eind- en evaluatierapport aan van het WODC-onderzoek «Plan- en procesevaluatie Actieplan Wapens en Jongeren».

De afgelopen jaren is het wapengebruik onder jongeren toegenomen. Dit is zeer zorgelijk. De daders van steekincidenten worden steeds jonger en het aantal steekincidenten waarbij jongeren betrokken zijn stijgt. Hier mogen we ons niet bij neerleggen. Deze ontwikkeling vraagt om een daadkrachtige houding om messenbezit onder jongeren tegen te gaan. Om deze problematiek terug te dringen, is in 2020 het Actieplan Wapens en Jongeren opgesteld. Met dit actieplan werkten 20 gemeenten, het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid, bureau Halt, Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Openbaar Ministerie, Politie, Raad voor de Kinderbescherming, Jeugdreclassering en Jeugdbescherming en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en het Ministerie van Justitie en Veiligheid, samen om het wapenbezit en -gebruik onder jongeren terug te dringen. In de periode van 2020 tot en met 2022 zijn zestien acties geformuleerd én uitgevoerd om dit doel te bereiken. Het voorliggende rapport omvat de evaluatie van het actieplan tijdens deze periode.

In de planevaluatie wordt geanalyseerd hoe het actieplan tot stand is gekomen en op basis van welke aannames voor bepaalde acties is gekozen. In de procesevaluatie wordt de uitvoering van het actieplan door de deelnemende partijen beschreven; welke acties zijn uitgevoerd, en op welke wijze? Hoe kijken de deelnemers terug op de uitvoering en waar liepen zij in de uitvoering tegenaan? Tot slot worden de bereikte resultaten besproken.

De belangrijkste conclusies uit de evaluatie zijn de volgende:

  • 1. Het actieplan is in korte tijd geschreven (drie á vier maanden). Er is een fenomeenanalyse verricht, maar voor opties als het uitvoeren van een nulmeting, het toetsen van bestaand beleid op effectiviteit, een nadere analyse van de doelgroep en de motieven van jongeren om een wapen te dragen, is niet gekozen. Hierdoor was onvoldoende duidelijk wie de doelgroep was van het actieplan en hoe deze groep het beste kon worden bereikt. Met andere woorden, bij aanvang was niet bekend wie de jongeren waren die wapens droegen, wat hun motieven waren en hoe een gedragsverandering tot stand gebracht zou kunnen worden. Door dit gebrek aan focus was het voor gemeenten bij sommige acties lastig om hieraan invulling te geven,

  • 2. Een positieve uitwerking van het actieplan en het proces van totstandkoming is dat het momentum creëerde voor de aanpak van wapenbezit en -gebruik onder jongeren.

  • 3. Een kwalitatief doel van het actieplan was het veranderen van de motieven voor het dragen van wapens. Dit zou onder meer bereikt worden door de acties «zicht krijgen op de wapen dragende jongeren», «voorlichtingslessen van Halt» en «het wegnemen van onveiligheidsgevoelens». Verschillende professionals benoemen echter ook het risico dat de aandacht voor messengeweld de gevoelens van onveiligheid onder risicojongeren zou kunnen versterken, en onveiligheid is een voorname reden om over te gaan tot het dragen van een wapen.

  • 4. Om daadwerkelijk een gedragsverandering te bereiken bij de groep die al een wapen draagt, of waarbij het risico hierop groot is, is diepgaand en positief contact nodig met de risicojongeren.

Met de bevindingen uit deze evaluatie gaan wij, samen met andere departementen, gemeenten en betrokken partners, aan de slag om verdere lessen te trekken uit de aanpak van wapenbezit onder jongeren en hoe beter een gedragsverandering in gang gezet kan worden. Uit de conclusies van het rapport blijkt dat we nog meer moeten doen om het wapenbezit onder jongeren terug te dringen. Hierbij moeten we inzetten op meer, en ook andere, middelen. De komende periode komen wij, samen met experts en de conclusies uit de evaluatie in de hand, met voorstellen hoe we het wapenbezit verder kunnen terugdringen. Eén van de maatregelen, waar we nu al volop mee bezig zijn, is een landelijk verbod op de verkoop van messen aan jongeren. Dit is slechts één extra instrument in de totaalaanpak die nodig is om te voorkomen dat jonge jongens uitgroeien tot (grote) criminelen.

Daarnaast zetten wij, samen met gemeenten, andere departementen en betrokken partners, breder en met structureel geld in op preventie van (ondermijnende en georganiseerde) jeugdcriminaliteit. Dit onder de noemer van Preventie met gezag. Hiermee voorkomen wij dat jongeren en jongvolwassenen de (georganiseerde en ondermijnende) criminaliteit ingaan of hier verder in afglijden. Dat doen we door ze weerbaar te maken, structuur en perspectief te geven, zodat het aantrekkelijker is om op het rechte pad te blijven of om hun criminele leven achter zich te laten. Dit alles niet vrijblijvend: we grijpen in als jongeren dreigen af te glijden, stellen grenzen en corrigeren samen met onze justitiële partners wanneer die grens duidelijk wordt overschreden. Op deze manier geven we een helder signaal dat criminaliteit niet loont.Voor deze aanpak is structureel 143 miljoen beschikbaar en daarmee wordt geïnvesteerd in de meest kwetsbare wijken in Nederland. Vorig jaar zijn we gestart in 15 gemeenten en zijn recent hier vier gemeenten bijgekomen. Dat zal later dit jaar worden uitgebreid naar nog meer gemeenten.

Voor de zomer van 2023 zullen wij, middels een beleidsreactie, inhoudelijk reageren op de conclusies van dit onderzoek en hierbij ingaan op hoe wij vervolg zullen geven aan het actieplan.

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind

Naar boven