Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 juni 2019
Naar aanleiding van het verzoek van lid Sienot (D66) tijdens de regeling van werkzaamheden
van 9 april jl. (Handelingen II 2018/19, nr. 72, item 29) over het bericht «Tweede ondernemer zwicht na dreigbrief van windmolenactivisten:
«U krijgt 48 uur»» (Dvhn.nl, 4 april 2019)1, informeren wij uw Kamer middels deze brief.
Uit het bericht «U krijgt 48 uur» komt naar voren dat een ondernemer met een grondverzetbedrijf
een brief heeft gekregen, waarin de ondernemer en zijn bedrijf worden bedreigd als
hij zich niet binnen 48 uur terugtrekt uit het project voor windpark N33. Naast het
bericht over deze ondernemer zijn er in de media meerdere berichten verschenen over
ondernemers die zich vanwege bedreigingen rondom een tweetal windenergieprojecten
in het noorden van het land terugtrekken.
Activisme waarbij de wet wordt overtreden vinden wij verwerpelijk. Het maakt een enorme
inbreuk op de levens van alle betrokkenen en heeft een negatieve impact op het investeringsklimaat
voor ondernemers. Om deze reden is de Minister van Justitie en Veiligheid (J&V) voornemens
om het strafmaximum voor bedreiging te verhogen. In de brief aan uw Kamer heeft de
Minister van J&V u hierover geïnformeerd.2
Verder hebben wij van politie en OM vernomen dat er aangifte is gedaan en er onderzoek
naar deze zaak loopt. Zoals u weet kunnen wij op individuele gevallen verder niet
ingaan. De Minister van J&V heeft uw Kamer in de beantwoording op schriftelijke Kamervragen
over deze kwestie geïnformeerd.3
Ten aanzien van de vraag van uw Kamer in hoeverre de Rijkscoördinatieregeling (RCR)
een katalysator is geweest voor de escalatie in het gebied of over het garanderen
van een veilig en goed investeringsklimaat voor ondernemers in schone energie kan
de Minister van Economische Zaken en Klimaat (EZK) het volgende mededelen.
Bij projecten van nationaal belang wordt de zogeheten Rijkscoördinatieregeling (RCR)
toegepast. Dit houdt in dat het Rijk zorgt voor de ruimtelijke inpassing van het project
door een (Rijks)inpassingsplan vast te stellen en de vergunningverlening te coördineren.
In de Elektriciteitswet 1998, artikel 9b, is aangegeven dat windparken van ten minste
100MW van nationaal belang zijn en hierdoor onder de RCR vallen. De RCR is eind 2016
door een extern bureau geëvalueerd. De evaluatie is toegestuurd aan uw Kamer.4
Onderdeel van de conclusie was dat toepassing van de RCR leidt tot de vergroting van
risico’s wanneer er maatschappelijk en/of bestuurlijk discussie is over de nut en
noodzaak van een initiatief. Onder andere deze conclusie van het rapport heeft geleid
tot herijking van de inzet van de RCR. Nadat een melding voor de RCR is gedaan treedt
de Minister van EZK eerst in overleg met de initiatiefnemer en medeoverheden over
het meest geschikte bestuursniveau en de vormgeving van het proces voor de ruimtelijke
inpassing. Wanneer de RCR-procedure niet versnellend is, omdat de betreffende decentrale
overheid de besluitvorming voortvarend zou kunnen uitoefenen, heeft ruimtelijke besluitvorming
over een project van nationaal belang op decentraal niveau de voorkeur van de Minister
van EZK. Voorbeelden hiervan zijn Windpark A16 en een aantal zonneparken in het noorden
van het land.
Richting de toekomst ziet de Minister van EZK, naast de herijking van de RCR, nog
enkele belangrijke verbeteringen die moeten leiden tot een grotere maatschappelijke
acceptatie voor energieprojecten door sterker in te zetten op participatie tijdens
de totstandkoming, zoals gebeurt in de Regionale Energiestrategieën, en het voorzien
in eigendomsparticipatie en omgevingsovereenkomsten. We blijven ons dus inzetten voor
een goed investeringsklimaat voor ondernemers.
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes