28 684 Naar een veiliger samenleving

Nr. 561 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 april 2019

Tijdens het Wetgevingsoverleg Media van 3 december jl. (Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 149) hebben de leden Van den Hul (PvdA) en Westerveld (GL)1 de regering verzocht een integrale, eenduidige kabinetsbrede inzet te formuleren om de positie van journalisten en opiniemakers in Nederland te beschermen. Met deze brief geef ik mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid (JenV) invulling aan deze motie. Tevens doe ik mijn toezegging uit hetzelfde wetgevingsoverleg gestand om uw Kamer, voor zover mogelijk, te informeren over de uitkomsten van de Stuurgroep Agressie en Geweld tegen Journalisten.

De waarde van gedegen en kritische journalistiek is groot. Via journalistieke artikelen, podcasts, foto’s en andere media-uitingen houden wij ons als samenleving op de hoogte van wat er speelt, zowel nationaal als internationaal en op lokaal, regionaal en landelijk niveau. De media is met haar persvrijheid en onafhankelijke journalistiek een belangrijke tegenmacht voor de politiek en het bedrijfsleven en stelt burgers in staat een objectieve mening te vormen en deel te nemen aan het publieke debat.

Persvrijheid is niet overal even vanzelfsprekend, zoals een aantal voorvallen rondom buitenlandse journalisten vorig jaar liet zien. Het is van bijzonder belang dat het werk dat Nederlandse journalisten doen waar dan ook ter wereld in veiligheid kan gebeuren. Daarom is de bescherming van journalisten ook onderdeel van het internationale mensenrechtenbeleid, waarover de Minister van Buitenlandse Zaken (BZ) uw Kamer heeft geïnformeerd.2

Ik vind het belangrijk om te onderstrepen dat wij in Nederland een vrij en gezond persklimaat kennen. In de Wereldwijde Index Persvrijheid 2018 staat Nederland zelfs op de derde plaats.3 Dat is iets om trots op en dankbaar voor te zijn. Toch komen er ook in Nederland helaas zaken voor waarbij journalisten hinder en bedreiging, en soms zelfs agressie en geweld, ervaren bij de uitoefening van hun beroep, zoals is vastgesteld in het rapport «Een dreigend klimaat».

Journalisten verdienen, net als iedere burger, bescherming tegen agressie en geweld, en in het bijzonder vanwege de belangrijke rol die zij vervullen in de vertegenwoordiging van het vrije woord. Deze overtuiging komt ook naar voren in het verzoek om een «integrale, eenduidige kabinetsbrede inzet» uit de motie Van der Hul en Westerveld. Hoewel de scheiding tussen overheid en journalistiek van groot belang is en gerespecteerd dient te worden, ligt er ook een taak voor de overheid, namelijk: waarborgen dat op de huidige, open manier journalistiek bedreven kan worden en dat er ruimte is voor een vrij en veilig publiek debat. Als Minister voor Media maak ik mij dan ook sterk voor het faciliteren van en ruimte geven aan de onafhankelijke journalistiek in Nederland. Dit doe ik niet alleen, maar samen met de Minister van JenV en de Minister van BZ waar het om internationaal mensenrechtenbeleid gaat, en vooral ook samen met de journalistieke sector. Deze integrale aanpak met diverse samenwerkingspartners werd aanbevolen in het eerder genoemde «Een dreigend klimaat».

Één van de belangrijkste ontwikkelingen in de gezamenlijke aanpak is de Stuurgroep Agressie en Geweld tegen Journalisten, waarin de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ), het Genootschap van Hoofdredacteuren, de politie en het Openbaar Ministerie (OM), zich hard maken om de positie van journalisten tegen agressie en geweld te versterken. In juli 2018 heeft de stuurgroep het «Akkoord Stuurgroep Agressie en geweld tegen journalisten» opgesteld met maatregelen die door de deelnemende partners worden uitgewerkt en toegepast. Uw Kamer is hierover reeds geïnformeerd.4

De stuurgroep is sinds de oprichting een aantal keer bijeen gekomen. Via de NVJ, politie en het OM hebben wij vernomen dat de samenwerking voortvarend gaat en dat de bijeenkomsten constructief zijn. De maatregelen uit het Akkoord zijn inmiddels uitgewerkt in het project PersVeilig.5 De komende maanden wordt hard gewerkt aan verschillende onderdelen van het project, zoals een veiligheidsplan voor redacties, uitgeverijen en omroepen met maatregelen die moeten worden getroffen na een bedreiging of geweldsincident, inclusief melding, aangifte en nazorg, en het zoveel mogelijk toepassen van het lik op stuk beleid door politie en het OM. Een andere maatregel betreft een collectieve norm waarin een overzicht wordt gegeven van agressieve en intimiderende gedragingen die door de beroepsgroep als onacceptabel worden bevonden en altijd zullen leiden tot een melding en, indien aan de orde, tot aangifte.

Er zijn inmiddels mooie tussenresultaten bereikt, zoals de website www.persveilig.nl van de NVJ, waar journalisten die te maken krijgen met agressie en geweld vanaf 1 april jl. incidenten kunnen melden. Dit najaar wordt de website van het meldpunt uitgebreid met informatie en advies over strafbare feiten, meldingen van incidenten bij werkgevers en opdrachtgevers, aangiftes bij de politie en het nazorgtraject. Per 1 april jl. geldt ook de nieuwe OM aanwijzing die het mogelijk maakt om hogere straffen te eisen.

Naast bovenstaande maatregelen wil de sector ook een juridisch loket oprichten waar journalisten terecht kunnen voor rechtsbijstand en meer scholingsaanbod opzetten om journalisten bekend te maken met hun rechten en mogelijkheden. Om een goede start te geven aan deze plannen, heb ik in 2018 € 100.000 beschikbaar gesteld uit de middelen die het Kabinet in het Regeerakkoord heeft vrijgemaakt voor het stimuleren van onderzoeksjournalistiek.

Vrijheid van meningsuiting en persvrijheid zijn een groot goed. Het is belangrijk dat er heldere normen en waarden zijn en duidelijke afspraken over hoe om te gaan met agressie en geweld tegen journalisten en opiniemakers. Dit is de inzet waarmee het Kabinet en de sector gezamenlijk werken aan een samenleving waar het vormen van een eigen mening hoog in het vaandel staat en agressie en geweld tegen anderen geen plaats hebben.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob


X Noot
1

Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 133.

X Noot
2

Kamerstuk 32 735, nr. 198 en Kamerstuk 32 735, nr. 227.

X Noot
3

De 2018 World Press Freedom Index van Reporters Without Borders, zie: https://rsf.org/en/ranking

X Noot
4

Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 1035 en Kamerstuk 28 684, nr. 524.

Naar boven