Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 november 2018
Hierbij informeren wij u, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
over de uitvoering van de motie van de leden Dik-Faber (CU) en Den Boer (D66).1
Tijdens het debat op 20 juni 2018 over het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid
over de risico’s rondom de jaarwisseling is met uw Kamer gesproken over de mogelijkheid
van een lokaal vuurwerkverbod (Handelingen II 2017/18, nr. 96, item 8). In vorengenoemde motie heeft Uw Kamer verzocht om een expliciete wettelijke bevoegdheid
voor gemeenten of gemeentelijke organen om gemeenten geheel vuurwerkvrij te maken.
Daarbij wordt genoemd dat het afsteken van vuurwerk gepaard gaat met letsel, materiële
schade en overlast. Voorts is verzocht de invoering van deze bevoegdheid gepaard te
laten gaan met deskundige monitoring van het effect op letsel en schade.
Zoals in de motie is vermeld heeft een gemeenteraad de bevoegdheid om bij gemeentelijke
verordening gebieden aan te wijzen waar het verboden is om consumentenvuurwerk af
te steken (vuurwerkvrije zones).2 De motie constateert dat deze bevoegdheid in de praktijk begrensd is, en verzoekt
om een wettelijke bevoegdheid voor gemeenten om het gehele gemeentelijk grondgebied vuurwerkvrij te maken.
De afgelopen periode zijn de mogelijkheden tot uitvoering van de motie verkend. Hierbij
is onder meer rekening gehouden met de doelstelling van de motie en de impliciete
wens van uw Kamer om een en ander op korte termijn te regelen.
Wij zijn voornemens aan deze motie uitvoering te geven door het Vuurwerkbesluit aan
te passen. Een wijziging daarvan is in voorbereiding. Met de voorgenomen aanpassing
van het Vuurwerkbesluit wordt buiten twijfel gesteld dat gemeenten hun autonome verordeningsbevoegdheid
kunnen aanwenden om, in het belang van het voorkomen van gevaar, schade of overlast,
het gehele grondgebied van de gemeente aan te wijzen als gebied waar geen vuurwerk
mag worden afgestoken.
Met de voorgenomen aanpassing van het Vuurwerkbesluit wordt tevens binnen de kortst
mogelijke termijn uitvoering gegeven aan de motie. Daarbij streven wij ernaar deze
wijziging van het Vuurwerkbesluit gereed te hebben vóór de jaarwisseling van 2019–2020.
Na de inwerkingtreding van deze wijziging zal het effect ervan op letsel en schade
op deskundige wijze worden gemonitord.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
S. van Veldhoven-van der Meer