28 684 Naar een veiliger samenleving

28 286 Dierenwelzijn

Nr. 519 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID EN VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 maart 2018

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van uw Kamer heeft ons bij brief van 21 februari jl. verzocht om een reactie op het artikel «Met fatsoenlijke portofoon had mishandelde boswachter sneller hulp gehad».1 Tevens heeft de commissie ons verzocht om aan te geven hoe de verantwoordelijkheidsverdeling tussen de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit er op dit dossier uit ziet. Hierbij gaan wij in op beide verzoeken.

Verdeling verantwoordelijkheden

De verdeling van verantwoordelijkheden ten aanzien van handhaving in de natuur is eerder aan de orde gekomen in de brief van de toenmalige Staatssecretaris van Economische Zaken van 4 december 2013 (Kamerstuk 28 286, nr. 703). Hetgeen in deze brief wordt vermeld is, met inachtneming van de portefeuilleverdeling in het huidige kabinet, nog steeds in algemene zin van toepassing. De Minister van Justitie en Veiligheid heeft een verantwoordelijkheid voor de openbare orde en veiligheid, de politie en het stelsel van de buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s). Over het ondermijningsfonds dat door het kabinet is gecreëerd om een intensivering van de aanpak van ondermijnende criminaliteit te ondersteunen is uw Kamer geïnformeerd per brief van de Minister van Justitie en Veiligheid van 16 februari 2018 (Kamerstuk 29 911, nr. 180). De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit is verantwoordelijk voor het beleidsterrein natuur, het stelsel van natuurwetgeving, en voor Staatsbosbeheer.

Een belangrijke rol bij de handhaving in de natuur is als vermeld in de genoemde brief ook weggelegd voor de eigenaren van natuurgebieden zoals Rijkswaterstaat, Staatsbosbeheer, decentrale overheden en overige terreinbeherende organisaties waaronder particuliere organisaties als Natuurmonumenten. Aan de werknemers van deze organisaties kan, indien de noodzaak voor de opsporingsbevoegdheid is aangetoond en de betreffende persoon heeft voldaan aan de eisen omtrent betrouwbaarheid en bekwaamheid, door de Minister van Justitie en Veiligheid opsporingsbevoegdheid worden toegekend. Zij zijn dan boa. Het is daarbij aan de werkgever van een boa om aan te tonen dat de gevraagde noodzaak aanwezig is en dat de boa aan de gestelde eisen voldoet. Bij de terreinbeherende organisaties wordt de boa-taak overigens vaak gecombineerd met regulier terreinbeheer en gastheerschap.

Samenwerking en terbeschikkingstelling portofoons

De betrokkenheid van diverse partijen bij de handhaving in de natuur maakt dat samenwerking van groot belang is. Goede communicatie, waaronder met de meldkamer, is hierbij onontbeerlijk. Boa’s die de politie ondersteunen, zoals bij de uitvoering van taken in natuur- en recreatiegebieden, kunnen worden voorgedragen als zogenaamde gelieerden. Hiermee kunnen ze de beschikking krijgen over portofoons met aansluiting op C2000. Conform dit zogeheten gelieerdenbeleid2 is er dus geen belemmering voor Natuurmonumenten om te worden aangewezen als gelieerde partij. Naar aanleiding van het door de commissie in haar brief van 21 februari jl. genoemde artikel is door het Ministerie van Justitie en Veiligheid contact gezocht met Natuurmonumenten. Naar het schijnt is in de eerdere contacten onduidelijkheid ontstaan over het kunnen verkrijgen van de gelieerdenstatus door Natuurmonumenten in Zeeland. Inmiddels is het contact opnieuw gelegd en vindt er op korte termijn een gesprek plaats met Natuurmonumenten met de bedoeling om op landelijk niveau tot afspraken te komen, vergelijkbaar met de landelijke afspraken die hierover met Staatsbosbeheer bestaan. Wij hebben de verwachting dat het vraagstuk daarmee opgelost zal worden.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten


X Noot
2

Beleidsregels over de toelating en het gebruik van het radiocommunicatienetwerk C2000 door derden, Stcrt nr. 19742 d.d. 21 december 2009.

Naar boven