28 684
Naar een veiliger samenleving

nr. 211
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR WONEN, WIJKEN EN INTEGRATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 april 2009

In 2008 heeft de toenmalige Minister voor WWI de Tweede Kamer een onderzoek toegezegd naar de effectiviteit van de wetten Victoria (art. 174a Gemeentewet) en Victor (artikel 14 Woningwet en artikel 77 lid 1 sub 7 Onteigeningswet). Deze toezegging is gedaan in het kader van het Actieplan «Overlast en Verloedering», dat gecoördineerd wordt door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Dit actieplan is een onderdeel van het project «Veiligheid begint bij voorkomen», waarvoor de minister van Justitie als projectminister optreedt, en richt zich op intensivering van de lokale aanpak van diverse vormen van overlast en verloedering.

De VROM-Inspectie heeft in samenwerking met de Rijksuniversiteit Groningen de evaluatie van de wetten Victoria en Victor uitgevoerd. Het doel van de evaluatie was om een goed inzicht te krijgen in het gebruik van de wetten, de eventuele knelpunten die daarbij spelen en waar mogelijk aanbevelingen te doen om het gebruik van deze instrumenten te bevorderen. Het eindrapport is als bijlage bij deze brief meegestuurd.1 In deze brief ga ik, mede namens de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie, in op de conclusies en aanbevelingen van het onderzoek, waarbij ik tevens aangeef wat de vervolgacties zullen zijn.

Het onderzoek

De instrumenten Victoria en Victor zijn in respectievelijk 1997 en 2002 op verzoek van gemeenten ontwikkeld. Zij geven – kort gezegd – burgemeesters de mogelijkheid om overlastpanden te sluiten (wet Victoria) en om gesloten panden in beheer te geven of te nemen, of als laatste stap te onteigenen (wet Victor). Voor het onderzoek naar het gebruik van de wetgeving zijn 40 gemeenten geselecteerd. Gekozen zijn die gemeenten die naar verwachting het instrumentarium Victoria en Victor het meest frequent toepassen. Daarnaast is bij de selectie gelet op de spreiding over Nederland. Uit alle provincies zijn gemeenten geselecteerd. Naast een juridische analyse van de jurisprudentie, zijn ook de uitkomsten van een expertmeeting met gemeenten gebruikt als input voor het onderzoek.

Het onderzoek geeft daardoor een goed beeld van de toepassing van de wetgeving in de praktijk en de knelpunten en onduidelijkheden die gemeenten daarbij ervaren. Bij het onderzoek is ook de wet Damocles (artikel 13b Opiumwet) betrokken, omdat deze – sinds de wijziging in november 2007 – een deel van de functie van de wet Victoria heeft overgenomen. Deze Wet geeft de burgemeester de bevoegdheid tot het sluiten van een voor het publiek toegankelijk lokaal en daarbij behorend erf in geval van verkoop, aflevering of verstrekking dan wel de aanwezigheid van verdovende middelen (zoals aaangeven op lijst I en II van de Opiumwet). Met de wijziging van november 2007 is deze wet ook van toepassing op woningen.

Conclusies

Naar aanleiding van het onderzoek kan het volgende geconcludeerd worden:

– Gemeenten geven over het algemeen aan dat de instrumenten Victoria, Damocles en Victor zinvol zijn voor de aanpak van overlast rondom woningen waarin drugs worden gebruikt en/of verhandeld.

– De wetten bieden meer mogelijkheden dan veel gemeenten denken. Hierdoor ervaren gemeenten soms problemen in de uitvoering die er niet hoeven te zijn, of worden de wetten niet of alleen als dreigmiddel gebruikt.

– Gemeenten hebben aangegeven behoefte te hebben aan meer duidelijkheid om andersoortige woonoverlast dan drugsoverlast aan te kunnen pakken door middel van de wet Victoria.

– Bij de uitvoering van de wetten lopen gemeenten tegen een aantal knelpunten aan:

a. Veel gemeenten worstelen met het toepassen van het begrip «ernstige overlast»: zij zijn huiverig om de wet toe te passen bij niet-drugsgerelateerde overlast, omdat gedacht wordt dat overlast niet voldoende kan worden aangetoond.

b. Veel gemeenten ervaren de vorming van een volledig dossier als een knelpunt. In de praktijk blijkt dat gemeenten met veel ervaring in de toepassing van de wet de dossiervorming als minder lastig ervaren. Zij beschikken doorgaans over vastgesteld beleid, procedurebeschrijvingen en standaardbrieven.

c. De rol en de noodzaak van de begunstigingstermijn in de wet Victoria is bij gemeenten niet duidelijk en wordt door sommigen, gelet op het voortraject, als onnodig ervaren. Tijdens een begunstigingstermijn kunnen belanghebbenden maatregelen treffen om bestuursdwangtoepassing respectievelijk verbeurte van dwangsommen te voorkomen. In geval van Victoria moet de eigenaar in die termijn de overlastsituatie beëindigen. De gedachte hierachter is dat het voor betrokkene in het algemeen minder belastend is om zelf een einde te maken aan de onrechtmatige situatie dan dat aan de overheid over te laten; het bestuur dient hem daartoe dan wel de tijd te geven.

d. Gemeenten ervaren het als een knelpunt dat zij, bij de toepassing van de wet Victor, eerst moeten overgaan op een beheerperiode. De knelpunten bij de invulling van de beheerperiode en de kosten die hierbij gemaakt moeten worden, leiden er toe dat de Wet Victor nauwelijks meer wordt ingezet. De opbouw van de wet Victor bepaalt dat eerst het beheer van een pand moet worden overgenomen, alvorens eventueel te kunnen onteigenen. Deze beheerperiode is duur en een beheerder is vaak niet te vinden. Soms kiest een gemeente er daarom voor om een pand op te kopen, wanneer zich de gelegenheid voordoet.

Vervolg: het opstellen van een handreiking voor gemeenten

Resumerend kan gesteld worden dat veel gemeenten het wettelijk instrumentarium niet optimaal benutten doordat zij slecht op de hoogte zijn van de mogelijkheden. Ook weet men niet altijd welke eisen er gesteld worden aan een goed dossier voor een sluiting en het eventuele vervolg daarop. Daarom zal ik in samenwerking met de Ministers van BZK en van Justitie dit jaar een handreiking voor gemeenten laten opstellen, waarin dieper wordt ingegaan op de mogelijkheden en voorwaarden van het gebruik van beide wetten. De handreiking zal – op verzoek van gemeenten – ingaan op meer instrumenten: duidelijk moet worden welk instrument men kan inzetten bij welk soort woonoverlast.

Daarnaast moet de handreiking veel praktisch materiaal bieden, zoals een stappenplan om te komen tot goede dossiervorming, voorbeeldbrieven en duidelijke praktijkvoorbeelden. Op deze manier wordt tegemoet gekomen aan knelpunten die gemeenten ervaren, zoals hoe om te gaan met het begrip «ernstige overlast» en hoe te komen tot een efficiënte dossieropbouw, wat uiteraard wel noodzakelijk blijft.

Verder zal in de handreiking ook het doel en de toepassing van de begunstigingstermijn in de wet Victoria nader worden toegelicht, gezien de onduidelijkheden hierover bij gemeenten.

Tot slot zal in de handreiking ook ingegaan worden op de beheerperiode in de wet Victor. Uit het onderzoek blijkt dat gemeenten slecht op de hoogte zijn van de mogelijkheid om een eigenaar zelf te verplichten tot het verrichten van de benodigde werkzaamheden. Dit zal uitgelegd worden in de handreiking.

De circulaire van 26 maart 1997 (EA97/U884), die bij inwerkingtreding van de wet Victoria is opgesteld door de Minister van BZK om informatie te geven over de wet Victoria, komt met deze nieuwe handreiking te vervallen.

Tot slot

Het instrumentarium van de wetten Victoria, Victor en Damocles maakt een belangrijk onderdeel uit van de gereedschapskist die gemeenten hebben om de overlast binnen hun gemeenten aan te kunnen pakken. Ik hecht er waarde aan dat gemeenten dit als dat nodig is, meer zullen toepassen dan uit het onderzoek blijkt. Ik vertrouw er op dat de uitgebreide handreiking die zij komend jaar zullen ontvangen, daartoe bijdraagt.

De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie,

E. E. van der Laan


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven