28 676 NAVO

Nr. 106 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 mei 2010

Graag bied ik u hierbij als bijlage het verslag van de ministeriële bijeenkomst van de Noord-Atlantische Raad (NAR) te Tallinn op 22 en 23 april jl.

De minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen

Agenda

Op 22 en 23 april j.l. vond te Tallinn de jaarlijkse informele bijeenkomst plaats van de Noord-Atlantische Raad (NAR) in de samenstelling van ministers van Buitenlandse Zaken. Onderwerpen van overleg waren het Strategisch Concept, NAVO-hervormingen, de aanvraag van Bosnië-Herzegovina voor een Membership Action Plan (MAP), de relatie met Rusland en de NAVO-operatie in Afghanistan. Tijdens het werkdiner vond – mede op mijn initiatief – een uitgebreide discussie plaats over het NAVO kernwapenbeleid. Tevens is toen gesproken over raketverdediging.

Strategisch Concept

De Secretaris Generaal deed verslag van de werkzaamheden van de Groep van Experts. Het advies van de Groep van Experts wordt medio mei verwacht. Inhoudelijk zal dit advies o.a. ingaan op de volgende hoofdpunten: het belang van artikel 5 en een geloofwaardige afschrikking, het belang van vertrouwen van de nieuwe lidstaten in de veiligheidsgaranties van de NAVO, de waarde van een goede relatie met de EU, het belang van Rusland en andere strategische partners, nieuwe veiligheidsuitdagingen als cyber defensie, energieveiligheid en klimaat, en de geïntegreerde aanpak (comprehensive approach) als weg vooruit.

De Secretaris Generaal zal mede op basis van het advies van de Groep van Experts een eerste ontwerptekst voor een nieuw Strategisch Concept opstellen, die hij na de zomer zal voorleggen aan de Noord-Atlantische Raad. Daarna volgen onderhandelingen tussen de Bondgenoten met als doel vaststelling van een nieuw Strategisch Concept tijdens de NAVO-top in Lissabon op 19 en 20 november 2010. Ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie zullen de besluitvorming op 14 oktober 2010 in een gezamenlijke ministeriële bijeenkomst voorbereiden. Ik stuurde uw Kamer op 31 maart jl. samen met de minister van Defensie een brief met onze visie op het nieuwe Strategisch Concept (Kamerstuk 28 676, nr. 104). Ik ben graag bereid in de aanloop naar de ministeriële bijeenkomst in oktober nader met uw Kamer van gedachten te wisselen over de Nederlandse inzet.

NAVO-hervormingen

Na de ministers van Defensie in Istanboel, spraken nu ook de ministers van Buitenlandse Zaken zich uit voor verdere hervormingen van de NAVO.

De Secretaris Generaal kreeg daarmee alle politieke steun om – reeds vóór de afronding van een nieuw Strategisch Concept – te komen met substantiële voorstellen. Ik heb duidelijk gemaakt dat Nederland graag hoog inzet waar het gaat om verbetering van het financieel beheer van de NAVO en een efficiëntere werking van het NAVO Hoofdkwartier, de NAVO-commandostructuur en de NAVO-agentschappen. Verwachting is wel dat er nog een lastige discussie zal volgen, zodra er concrete voorstellen op tafel liggen.

Bosnië-Herzegovina

Na intensief overleg is in Tallinn besloten om Bosnië-Herzegovina uit te nodigen tot deelname aan het Membership Action Plan (MAP). Wel is hieraan de expliciete voorwaarde verbonden dat Bosnië-Herzegovina allereerst de kwestie van de onroerende defensie eigendommen moet regelen. Aan deze voorwaarde moet zijn voldaan, voordat het eerste jaarprogramma binnen het MAP door de Noord Atlantische Raad (NAR) kan worden goedgekeurd. Het gaat om ongeveer 70 gebouwen en infrastructurele objecten die nog in handen zijn van de Bosnisch-Servische en Bosnisch-Kroatische entiteiten. Het deel dat van belang is voor de centraal georganiseerde defensiemacht, moet eigendom van de federale staat worden. Zonder voortgang op dit punt is er van implementatie van MAP geen sprake. Ik heb dit besluit gesteund vanuit de gedachte dat deze voorwaardelijke toekenning van MAP nu uiteindelijk meer en effectiever zal bijdragen aan het hervormingsproces in Bosnië-Herzegovina, dan een hernieuwd uitstel van de besluitvorming. Daarin speelde mee dat ik op dit punt de zich aftekenende consensus niet heb willen blokkeren.

NAVO-kernwapenbeleid

Mede op mijn initiatief is in Tallinn een begin gemaakt met de discussie over de NAVO kernwapentaak in het kader van de herziening van het Strategisch Concept. Ik heb aangegeven dat wat Nederland betreft de noodzaak van de niet-strategische kernwapens in Europa is weggevallen en aangegeven dat wij terugtrekking als onderdeel van tweezijdige ontwapening wenselijk achten. Als Bondgenootschap hebben we nog eens bevestigd dat dit een zaak en beslissing van ons allen is. Alhoewel we duidelijk aan het begin van een proces staan, werd de bespreking van het onderwerp positief ontvangen door de ministers. Sommige landen steunden de voorstellen van de initiatiefnemers. Echter er waren ook aarzelingen, aangezien de kernwapentaak met name door een aantal nieuwe lidstaten als essentieel wordt gezien voor de verdediging van het Bondgenootschap.

Mijn inzet was ondermeer om de in Europa aanwezige niet strategische kernwapens onderdeel te laten uitmaken van verder ontwapeningsbesprekingen tussen Rusland en de Verenigde Staten. Mijn Amerikaanse collega Secretary of State Clinton heeft tijdens de NAVO ministeriële aangegeven deze wapens te willen betrekken bij verdere bilaterale onderhandelingen met Rusland. Uit dat laatste blijkt dat de boodschap die door mij en door anderen in Talinn is afgegeven, duidelijk is ontvangen en dat deze onderdeel zal zijn van verdere besprekingen in het Bondgenootschap. Talinn was daarmee de eerste belangrijke stap en het forum om uitvoering te geven aan de motie Van Velzen-Azough. De volgende etappes zijn de voorbereidende besprekingen in de NAVO voor de top in Lissabon. Zoals gezegd zullen deze besprekingen immers leiden tot een nieuw Strategisch Concept dat tijdens de NAVO-top in Lissabon vastgesteld zal worden.

Ik ben van mening dat zorgvuldigheid boven snelheid gaat en dat we in de NAVO over eventuele verdere bondgenootschappelijke stappen moeten blijven spreken. Daarbij gaat het om het vinden van een goede balans tussen een geloofwaardige afschrikking, wapenbeheersing, ontwapening en non-proliferatie. Daarnaast blijf ik van mening dat eenzijdige stappen ten aanzien van de niet strategische kernwapens in Europa contra-productief zijn. Naar verwachting zullen de ministers van defensie dit onderwerp ook tijdens de defensie-ministeriële van 10 en 11 juni a.s. bespreken.

Raketverdediging

Het debat in Tallinn heeft mijns inziens de weg bereid voor een mogelijk positief besluit inzake raketverdediging tijdens de NAVO-top in Lissabon later dit jaar (19–20 november a.s.). In Lissabon is het van belang gezamenlijk vast te stellen dat raketverdediging een NAVO taak is. Een dergelijk besluit zal leiden tot de koppeling van de bestaande NAVO programma’s en systemen ter bescherming van troepen aan de herziene Amerikaanse raketverdedigingsplannen, zodat er een geloofwaardig en dekkend systeem ontstaat ter bescherming van de bevolking en het gehele NAVO grondgebied. Ik ben daarvan voorstander omdat het een antwoord kan bieden op de toenemende dreiging van ballistische rakketten richting het NAVO grondgebied. Daarmee kan raketverdediging een wezenlijke bijdrage leveren aan de veiligheid van het Bondgenootschap en complementair zijn aan de strategische afschrikking.

In Tallinn is in gezamenlijkheid geconstateerd dat de NAVO op het gebied van raketverdediging nauwe samenwerking met Rusland moet blijven nastreven. Dat was niet alleen mijn inzet maar ook die van een groot aantal andere bondgenoten. Daarnaast zal ik in de aanloop naar Lissabon aandacht blijven vragen voor een goede uitwerking van de technische randvoorwaarden en financiering van een NAVO raketverdedigingssysteem.

Rusland

Bondgenoten waren eensgezind in het belang dat zij toekennen aan de relatie met Rusland. De NAVO wil de aandacht vooral richten op praktische samenwerking met Rusland. Daarbij zou in de eerste plaats voortgang moeten worden geboekt op het gebied van wapenbeheersing, conventionele ontwapening, raketverdediging, Afghanistan, drugsbestrijding en terrorisme bestrijding. Daarnaast wil het Bondgenootschap blijven inzetten op een inhoudsvolle veiligheidspolitieke dialoog met Rusland. Afgesproken is dat een Russisch voorstel voor een veiligheidsovereenkomst tussen de landen van de NAVO Rusland Raad zal worden besproken in de NAVO Rusland Raad. Bondgenoten zijn het eens dat aan een nieuwe juridische bindende overeenkomst op dit moment geen behoefte is. Mede daarom lijken consultaties met Rusland hierover des te meer van belang. Bespreking van het Russische voorstel kan inzicht geven in mogelijke zorgen die eraan ten grondslag liggen. Ten aanzien van een tweede Russisch voorstel voor een breed Europese Veiligheidsverdrag blijft de OVSE het voornaamste forum van overleg, meer in het bijzonder het zogenaamde Korfoe-proces.

Afghanistan

De werksessie over Afghanistan werd bijgewoond door de 46 landen die troepen leveren en door de Afghaanse minister van Buitenlandse Zaken Rassoul, vertegenwoordigers van de VN, (De Mistura), de EU (mw Arnould), alsmede door NAVO’s civiele vertegenwoordiger Sedwill, SACEUR en COMISAF. Belangrijkste onderwerpen waren de overdracht van verantwoordelijkheden aan de Afghaanse overheid en de vulling van NAVO’s training missie in Afghanistan.

SACEUR deed een krachtige oproep om meer trainers te leveren voor de trainingsmissie in Afghanistan (NTM-A). Er is een tekort van 450 trainers, die essentieel zijn voor de transitie naar een leidende Afghaanse rol op het terrein van veiligheid. Aanvullende toezeggingen ten behoeve van NTM-A werden niet gedaan, met uitzondering van de Verenigde Arabische Emiraten, dat zich bereid toonde om niet nader gespecificeerde financiële ondersteuning te geven om trainers van elders aan te trekken.

De civiele NAVO-vertegenwoordiger in Afghanistan Sedwill sprak zijn tevredenheid uit over de groei van de ISAF-coalitie tot 46 deelnemers en over de toename van ISAF met 30.000 Amerikaanse troepen en 10.000 troepen afkomstig uit andere landen. Als positieve ontwikkelingen in Afghanistan noemde hij de civiel-militaire integratie in het zuiden, de toenemende Afghaanse deelname aan ISAF-operaties (verhouding tussen ISAF en Afghaanse militairen was verbeterd van 10:1 tot 2:1) en de toenemende betrokkenheid van de centrale Afghaanse overheid bij de planning en aansturing van operaties. Daarbij werd in goed overleg met lokale overheden rekening gehouden met lokale belangen. Het vertrouwen in de Afghaanse centrale overheid nam daardoor toe.

VN-vertegenwoordiger De Mistura benadrukte dat de oplossing voor Afghanistan niet alleen militair, maar vooral politiek en economisch moet zijn. De aandacht diende volgens De Mistura vooral gericht te worden op de verkiezingen van 18 september a.s. Die verkiezingen moeten worden ervaren als eerlijk en geloofwaardig. Speciale aandacht zou er moeten zijn voor de vertegenwoordiging door vrouwen. Mistura benadrukte dat VN al 52 jaar actief was in Afghanistan en – anders dan NAVO – ook het voornemen had om er nog minstens 52 jaar te blijven.

ISAF-partners spraken hun steun uit voor de transitiestrategie zoals deze door de NAVO was opgesteld. Kern ervan is dat de terugtrekking van troepen afhankelijk is van vooruitgang op de grond. Er zal geen sprake zijn van een «rush for the exit».

De transitie naar Afghaans leiderschap zal vanaf november 2010 centraal staan in het optreden van ISAF. Verder associeerden de ISAF-partners zich met het aangepaste Comprehensive Strategic Political Military Plan (CSPMP) en werd dat plan vervolgens door de NAVO-lidstaten goedgekeurd. Ook stemden de ISAF-deelnemers in met het zogenaamde «Afghan First» beleid dat als doel heeft om goederen en diensten zoveel mogelijk te betrekken van gekwalificeerde en gecertificeerde Afghaanse ondernemingen. Hiervan wordt een positieve invloed op de Afghaanse economie verwacht.

Naar boven