28 655
Verantwoording en toezicht bij rechtspersonen met een wettelijke taak, deel 3

nr. 6
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 mei 2005

De Algemene Rekenkamer heeft op grond van artikel 91, lid 1, onder d, van de Comptabiliteitswet 2001 controlebevoegdheden bij zogenaamde rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT's). Dit zijn rechtspersonen die geheel of gedeeltelijk uit de opbrengst van bij of krachtens de wet ingestelde heffingen taken uitvoeren die bij of krachtens de wet geregeld zijn. De wijze waarop de Algemene Rekenkamer deze bepaling in het verleden heeft ingevuld heeft tot opmerkingen geleid van een aantal ministeries en een aantal rechtspersonen: een aantal rechtspersonen zou ten onrechte als RWT worden aangemerkt. Aan de Tweede Kamer is oplossing van deze problematiek toegezegd.1.

Naar aanleiding hiervan is er overleg geweest tussen het ministerie van Financiën, de overige ministeries en de Algemene Rekenkamer. Dit heeft geleid tot een aantal algemene uitgangspunten aan de hand waarvan nader kan worden bepaald welke rechtspersonen als RWT kunnen worden aangemerkt (zie bijlage 12 bij deze brief). In bijlage 22 bij deze brief is een lijst opgenomen met rechtspersonen ten aanzien waarvan uit de RWT-rapporten van de Algemene Rekenkamer is gebleken dat er onduidelijkheid bestond over de RWT-status. Hierbij is vermeld wat de gevolgen zijn van de vastgestelde algemene uitgangspunten.

De algemene uitgangspunten en de specifieke gevolgen zijn afgestemd met de ministeries en met de Algemene Rekenkamer. Zowel de ministeries als de Algemene Rekenkamer hebben de algemene uitgangspunten onderschreven. Daarmee wordt de huidige situatie goed in beeld gebracht. Lopende en nieuwe beleidsmatige ontwikkelingen zullen voor een goed inzicht in de actuele stand van zaken rond RWT's steeds tegen deze uitgangspunten moeten worden gewogen; er wordt immers geen statisch bouwwerk gecreëerd. Dit geldt op voorhand ook ten aanzien van de specifieke gevolgen van deze uitgangspunten, met uitzondering van de gevolgen voor de (voormalige) rijksmusea. Over de huidige status van deze rechtspersonen is uitgebreid en langdurig overleg gevoerd tussen het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Algemene Rekenkamer. De eerstgenoemde stelt zich op het standpunt dat deze groep instellingen niet is belast met een wettelijke taak, maar dat er sprake is van een subsidierelatie. De Algemene Rekenkamer is van oordeel dat deze instellingen wel met een wettelijke taak zijn belast. Aan de Algemene Rekenkamer is onlangs toegezegd dat bij de komende herijking van het museumbestel het sturings- en toezichtmodel aandacht zal krijgen. De staatssecretaris van Cultuur streeft ernaar een gedeelde visie op de taak en bevoegdheden van de Algemene Rekenkamer bij de (voormalige) rijksmusea te ontwikkelen. De Algemene Rekenkamer heeft aangegeven zich vooralsnog in deze oplossing te kunnen vinden. Voorts is door de minister van OCW ten aanzien van de specifieke gevolgen van de gekozen uitgangspunten voor de onderwijsinstellingen aangegeven, dat deze kritisch tegen het licht zullen worden gehouden als vervolg op de momenteel in voorbereiding zijnde governancevisie voor de onderwijssector.

De Minister van Financiën,

G. Zalm


XNoot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 655, nr. 4.

XNoot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven