nr. 12
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR WONEN, WIJKEN EN INTEGRATIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 juli 2008
Met deze brief bied ik u aan:
– Het rapport «Vervolgmeting maatschappelijk rendement van
de huurgeschillenbeslechting»1
– Het jaarverslag 2007 van de Huurcommissie.1
Het rapport «Maatschappelijk rendement van de huurgeschillenbeslechting»
bevat veel waardevolle informatie over de Huurcommissie en de effecten van
het werk van de Huurcommissie. Ik zie het rapport als een ondersteuning van
het uitgangspunt dat een laagdrempelige vorm van huurgeschillenbeslechting
een belangrijke maatschappelijke functie heeft. Ik noem graag kort enkele
opvallende punten in het rapport:
• Het inschakelen van de Huurcommissie kan huurders een aanzienlijk
financieel voordeel opleveren. Het gemiddelde voordeel voor een huurder die
gelijk krijgt in een toetsing van de aanvangshuur is bijvoorbeeld ruim € 80,–
per maand. Ongeveer 40% van de huurders die deze toetsing liet uitvoeren
kreeg in 2006 gelijk. Hieruit blijkt mijns inziens dat de Huurcommissie een
belangrijk middel is om excessen in de huurmarkt te voorkomen.
In procedures over onderhoudsgebreken verlaagt de Huurcommissie de huur
tijdelijk, tot de ernstige gebreken zijn verholpen. Ook hier kreeg ongeveer
40% van de huurders in 2006 gelijk. Het gemiddelde bedrag van de tijdelijke
huurverlaging was ruim € 90,– per maand. Huurders krijgen
door zo’n verlaging een belangrijk middel om de verhuurder te bewegen
tot het uitvoeren van noodzakelijke reparaties.
• Bijna 70% van de huurders kent de Huurcommissie, en bijna
50% van de huurders weet ongeveer welke diensten de Huurcommissie aanbiedt.
Dat betekent dat zij, indien nodig, snel de weg naar de Huurcommissie weten
te vinden. Een aanzienlijk deel van de huurders weet dat echter niet. Hieruit
blijkt dat de bekendheid van de Huurcommissie onder huurders vatbaar is voor
verbetering. Daarom is de bekendheid al enige tijd een punt van aandacht voor
de Huurcommissie. In de loop van 2008 zullen de inspanningen gericht op vergroting
van de naamsbekendheid worden geïntensiveerd met een gerichte
publiciteitscampagne.
• De afweging van huurders om de Huurcommissie al dan niet in te
schakelen berust doorgaans niet op financiële redenen of op de te verwachten
administratieve belasting. Er zijn wel veel huurders die vooraf de inhoudelijke
afweging maken of een gang naar de Huurcommissie voor hen zin heeft. Zo is
bijvoorbeeld ongeveer een kwart van de huurders met onderhoudsproblemen van
mening dat de gang naar de Huurcommissie geen zin heeft. In dat kader acht
ik het van groot belang dat huurders en verhuurders over voldoende informatie
beschikken om een dergelijke afweging te maken. Om dat te bevorderen zal daarom
in vervolg op de publiciteitscampagne die zich richt op naamsbekendheid ook
aandacht worden besteed aan het vergroten van de inhoudsbekendheid.
• Er is brede erkenning voor de maatschappelijke functie van de Huurcommissie.
Huurders en verhuurders vinden het belangrijk dat de Huurcommissie bestaat.
Huurders die de Huurcommissie ingeschakeld hebben zijn tevreden over die stap.
Zij zouden achteraf vrijwel allemaal op dezelfde wijze hebben gehandeld en
hun zaak opnieuw aan de Huurcommissie hebben voorgelegd.
Met dit rapport geef ik tevens invulling aan het bepaalde in artikel 48
van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte, voor wat betreft de doeltreffendheid
van de Huurcommissie. In dit artikel is bepaald dat ik binnen vijf jaar na
de inwerkingtreding van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte een verslag
aan de Staten-Generaal zend over de doeltreffendheid en doelmatigheid van
het functioneren van de huurcommissies.
Met betrekking tot de doelmatigheid van de Huurcommissie vermeld ik allereerst
dat uit het bijgevoegde jaarverslag 2007 blijkt dat de Huurcommissie in dat
jaar op het punt van de behandeltermijnen een belangrijke verbetering heeft
gerealiseerd ten opzichte van 2006. Deze opgaande lijn zet zich ook voort
in 2008, doch de wettelijke termijnen worden nog niet in alle gevallen gehaald.
In dat verband verwijs ik naar het ingezette traject voor de vorming van één
ZBO Huurcommissie. Hierover heb ik eerder aangegeven1 dat ik voornemens ben om ten behoeve van dit nieuw te vormen ZBO Huurcommissie
een baten-lasten administratie in te voeren. Hierbij zal onder andere worden
voorzien in een grotere transparantie ten aanzien van de samenhang tussen
prestaties en de ingezette middelen van de Huurcommissie. Als onderdeel van
dit traject wordt momenteel, na een periode waarin dergelijke investeringen
minder opportuun waren, geïnvesteerd in een nieuw geautomatiseerd systeem
dat het mogelijk maakt om te sturen op de doelmatigheid van de Huurcommissie.
De verbetering die hiermee wordt nagestreefd zal na 2009 worden geëvalueerd.
Ik beveel het rapport en het jaarverslag van de Huurcommissie van harte
in uw aandacht aan.
De minister voor Wonen, Wijken en Integratie,
C. P. Vogelaar