Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 maart 2018
Hierbij bied ik u het rapport aan met de titel «Evaluatie Agroregelingen met POP2
financiering en fijnstofmaatregelen» met in een separaat document de bijlagen1. De evaluatie omvat de openstellingen op basis van de Regeling LNV-subsidies in de
periode 2010 – 2014 van de regelingen «Praktijknetwerken», «Demonstratieprojecten»,
«Samenwerking bij innovatieprojecten» en «Jonge landbouwers» en voor de periode 2007
– 2014 de openstellingen voor de «Gecombineerde luchtwassystemen» en «Investeringen
in technieken ter vermindering van de uitstoot fijn stof» (hierna: fijnstofmaatregelen).
Conclusies rapport Berenschot
In lijn met de Kabinetsreactie2 op het rapport Theeuwes om evaluaties daar waar mogelijk kwantitatief te benaderen,
kent deze evaluatie een econometrische aanpak. De econometrische methodologie is uitgewerkt
door bureau Berenschot in overeenstemming met prof. dr. Van der Klaauw (Vrije Universiteit,
Tinbergen Instituut en Centre for Economic Policy Research). De effecten van de subsidies
zijn gemeten aan de hand van de fiscale inkomens- en vermogensontwikkeling op bedrijfsniveau.
Dergelijk onderzoek is mogelijk binnen de (in verband met privacy) beveiligde onderzoeksfaciliteit
van het CBS. Daarnaast is op basis van enquêtes en/of casestudies een kwalitatieve
impressie verkregen.
Voor de inhoudelijke conclusies verwijs ik u kortheidshalve naar het rapport en de
samenvatting daarin3.
Beleidsreactie
Uit de evaluatie blijkt dat de subsidiëring van de onderzochte kennisgerichte maatregelen
effectief is. Zowel de kwantitatieve als kwalitatieve analyse wijst in deze richting.
Het gaat hierbij om «Praktijknetwerken», «Samenwerking bij innovatieprojecten» en
«Functionele agrobiodiversiteit». Het demonstratieproject «Schoon en zuinig» heeft
een minder duidelijk positief effect.
De regelingen die gericht zijn op (milieu)investeringen laten voor de inkomens- en
vermogensontwikkeling een minder eenduidig beeld zien. Het investeringsniveau op bedrijven
met gesubsidieerde gecombineerde luchtwassers wijkt niet significant af van de controlegroep;
ook uit de enquête blijkt dat de subsidie niet doorslaggevend was bij investeringen
in gecombineerde luchtwassers. Bij de fijnstofmaatregelen lijkt de eerste fase een
steuntje in de rug geweest te zijn, ook voor het beschikbaar komen van technieken.
De tweede fase heeft wel geleid tot substantieel meer investeringen en is als effectief
beoordeeld.
De subsidie voor jonge landbouwers lijkt in de huidige vorm vooral een steuntje in
de rug te zijn. In het Regeerakkoord (bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34) is voor de stimulering van bedrijfsovernames een fonds aangekondigd om er voor te
zorgen dat een bedrijf direct na overname een toekomstgerichte, duurzame ontwikkelstap
kan maken. Momenteel verken ik de opties voor de invulling hiervan waarbij ik de resultaten
van de evaluatie zal betrekken. Uw Kamer zal binnenkort hierover worden geïnformeerd.
De evaluatie laat dus een divers beeld zien van verschillende instrumenten en hun
effectiviteit. Hiermee levert de evaluatie goede handvatten op voor de ontwikkeling
van eventuele nieuwe instrumenten in het kader van de maatschappelijke opgaven waar
de agrarische sector voor staat. Ook laat de evaluatie zien waar nog hiaten zitten
in de gegevensverzameling, nodig voor een goede monitoring en verantwoording. De gehanteerde
kwantitatieve benadering lijkt veelbelovend en kan op onderdelen nog verder uitgewerkt
worden, bijvoorbeeld in relatie tot een ex ante evaluatie.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten