28 362 Reikwijdte van artikel 68 Grondwet

Nr. 6 BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL

Aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Den Haag, 10 maart 2016

Tijdens het debat op 22 juni 2015 over de Raming van de Tweede Kamer voor 2016 (Kamerstuk 34 183, nr. 22) heeft de Kamer verzocht om een actualisatie van de notitie uit 2002 over de reikwijdte van artikel 68 van de Grondwet. Als Voorzitter constateer ik dat de tijdige en volledige informatievoorziening door de regering aan de Kamer regelmatig een punt van aandacht is.

Ik noem in het bijzonder het debat op 20 januari jl. over het onderzoek naar professor Maat (Handelingen II 2015/16, nr. 44, item 6) en het debat op 11 februari jl. over het bericht dat ING en ABN Amro (Handelingen II 2015/16, nr. 57, item 11) hebben meegeschreven aan de Wet fiscale aftrek coco’s. Ook in twee recente parlementaire enquêtes – naar het stelsel van woningbouwcorporaties (Kamerstuk 33 606, nr. 4) en naar de situatie rond de Fyra (Kamerstuk 33 678, nr. 11) is stilgestaan bij de (wijze van) informatievoorziening aan de Kamer.

Tijdens ons gesprek op 8 februari jl. heb ik gemeld dat het voor de Kamer van groot belang is, spoedig over een actualisatie van de notitie uit 2002 te kunnen beschikken. U zegde toe in april hiermee te komen. Ik dring er bij u op aan de toegezegde notitie uiterlijk 1 april a.s. aan de Kamer te sturen en in de notitie ook uitdrukkelijk aandacht te besteden aan het vraagstuk van de actieve inlichtingenplicht en aan de verschillen tussen de inlichtingenplicht uit artikel 68 van de Grondwet en informatieverzoeken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur.

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal, K. Arib

Naar boven