28 325 Bouwregelgeving

Nr. 216 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 januari 2021

In deze brief geef ik een reactie op een aantal verzoeken van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken over de brand- en constructieve veiligheid van gebouwen en de uitvoering van een toezegging over dit onderwerp.

Rapport Onderzoeksraad over instorting dak AZ-stadion

In de commissiebrief van 27 november 2020 verzoekt de Vaste Commissie voor Binnenlandse Zaken mij om een spoedige kabinetsreactie op het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (hierna de Onderzoeksraad) over het instorten van het tribunedak van het AZ-Stadion en daarin specifiek in te gaan op de conclusies dat de oplevering, het onderhoud en de jaarlijkse controle en veiligheidsverklaring door eigenaar en gemeente niet goed zijn gegaan; en op het voorstel van de Onderzoeksraad om die jaarlijkse controle en veiligheidsverklaring te vervangen door een APK. Met deze brief geef ik graag invulling aan dit verzoek. Een uitgebreide kabinetsreactie op het rapport van de Onderzoeksraad ontvangt u voor het zomerreces.

De Onderzoeksraad heeft onderzoek gedaan naar het instorten van het tribunedak van het AZ-stadion op zaterdag 10 augustus 2019. Het stadion was toen dertien jaar in gebruik. Uit het onderzoeksrapport1 (publicatie 25 november 2020) blijkt dat de stalen dakconstructie al bij oplevering niet voldeed aan de bouwkundige eisen. Binnen enkele jaren ontstond er een scheur in een las. Tijdens het gebruik van het stadion is er nooit een grondige bouwkundige controle van de dakspanten geweest. Hierdoor bleef onopgemerkt dat de lasverbinding steeds verder verzwakte. Uiteindelijk stortte het dak in bij een belasting die veel lager was dan waartegen de constructie bestand moest zijn. De Onderzoeksraad concludeert dat de instorting bij het AZ-stadion niet op zichzelf staat en refereert daarbij naar eerdere voorvallen bij gebouwen in de gebruiksfase. Naar aanleiding van eerdere onderzoeken van de Onderzoeksraad zijn al verbeteracties in gang gezet om de controle van de constructieve veiligheid tijdens het ontwerp en de bouw van gebouwen te verbeteren. De Onderzoeksraad noemt in haar rapport de Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen (WKB) en het actieplan dat door het TOPoverleg Veiligheid, een samenwerkingsverband van de brancheorganisaties in de bouw, is opgesteld naar aanleiding van de ingestorte parkeergarage bij Eindhoven Airport (2017). Deze verbeteracties richten zich echter niet op de borging van constructieve veiligheid tijdens de gebruiksfase van een gebouw. In het nieuwe rapport richt de Onderzoeksraad zich daarom in zijn aanbevelingen nu op de beheersing van veiligheidsrisico’s in de gebruiksfase.

De Onderzoeksraad doet de volgende twee aanbevelingen aan mij (samengevat):

  • 1. Stel voor grote publieke gebouwen wettelijk verplicht dat de eigenaren periodiek onderzoek laten doen naar de constructieve veiligheid van het gebouw.

  • 2. Geef, vooruitlopend op de wettelijke verplichting, eigenaren van deze gebouwen een richtlijn voor de periodieke beoordeling van constructieve veiligheid.

De Onderzoeksraad heeft mij verzocht, ingevolge artikel 73 Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid, mijn standpunt ten aanzien van deze aanbevelingen binnen een half jaar na verschijning van het rapport aan de Onderzoeksraad kenbaar te maken. Ik zal hieraan voor 25 juni 2021 tegemoetkomen. Vooruitlopend hierop kan ik uw Kamer melden dat ik positief sta ten aanzien van de aanbevelingen van de Onderzoeksraad. Gebruikers en bezoekers van grote publieke gebouwen moeten ervan uit kunnen gaan dat deze gebouwen constructief veilig zijn. Het rapport van de Onderzoeksraad leert dat dit niet vanzelfsprekend is. De constructieve veiligheid van grote publieke gebouwen in de gebruiksfase moet daarom beter worden geborgd. Ik zal daartoe een wettelijke periodieke beoordeling (APK) voor de constructieve veiligheid van grote publieke gebouwen instellen voor eigenaren. Met deze wettelijke verplichting wordt de algemene zorgplicht die eigenaren nu al hebben om hun gebouwen veilig te houden concreter ingevuld en dit vereenvoudigt de rol van de gemeente als bevoegd gezag. De precieze uitwerking van deze periodieke beoordeling zal ik vastleggen in het Besluit Bouwwerken Leefomgeving (Bbl). Ik streef ernaar om de betreffende wijziging van het Bbl in september 2021 aan uw Kamer voor te leggen (voorhangprocedure). Ik ben in dit kader reeds in overleg met het normalisatie instituut NEN om te komen tot een NEN-document voor het uitvoeren van deze periodieke beoordeling. Door NEN zullen daarbij de relevante partijen worden betrokken zoals het gemeentelijk bouw- en woningtoezicht, eigenaren van grote publieke gebouwen en deskundigen op het gebied van constructieve veiligheid. Het op te stellen NEN-document is beoogd om als grondslag te dienen voor de wettelijke periodieke beoordeling, maar kan vooruitlopend hierop ook als richtlijn worden gebruikt door gebouweigenaren.

Naast de aanbevelingen aan mij doet de Onderzoeksraad ook aanbevelingen aan het hiervoor genoemde TOPoverleg Veiligheid en aan de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB). De aanbeveling aan de KNVB sluit aan bij het verzoek van de commissie om in mijn reactie ook specifiek in te gaan op de veiligheidsverklaring in relatie tot de instorting bij het AZ-stadion. Het betreft hier de KNVB-veiligheidsverklaring die een onderdeel is van de licentie-eisen die de KNVB stelt aan deelname aan de betaald voetbalcompetitie. De Onderzoeksraad concludeert dat ondanks dat constructieve veiligheid van het stadion onderdeel was van de veiligheidsverklaring, hierop niet werd gecontroleerd. De jaarlijkse verklaring werd ondertekend door zowel de clubdirecteur als de burgemeester. Door de Minister van Justitie en Veiligheid (JenV) is, in samenwerking met gemeenten en de KNVB, eerder al actie genomen om de KNVB-veiligheidsverklaring te verduidelijken en door mij is een protocol opgesteld waarmee eigenaren de constructieve veiligheid van hun voetbalstadions kunnen beoordelen (Kamerstuk 28 325, nrs. 203, 205 en 214). De Onderzoeksraad noemt deze acties ook in haar rapport en doet richting de KNVB aansluitend de aanbeveling om, vooruitlopend op de wettelijke verplichting zoals vermeld in aanbeveling 1, te bevorderen dat, alle licentiehouders op zo kort mogelijke termijn het betreffende Protocol Beoordeling constructieve veiligheid Stadions Betaald Voetbal gaan volgen. Deze aanbeveling is ondersteunend aan de eerdere acties van de Minister van JenV en mij.

Brandveiligheid gevelplaten

In de commissiebrief van 22 december 2020 verzoekt de Vaste Commissie voor Binnenlandse Zaken mij om een reactie op het artikel https://www.spectator.co.uk/article/the-grenfell-tower-inquiry-is-uncovering-a-major-corporate-scandal en een reflectie van wat er in het artikel wordt gezegd en wat er tijdens de Tweede Kamer hoorzitting brandveiligheid van gevelplaten (6 september 2018) is gezegd.

In het betreffende artikel wordt informatie gebruikt uit de openbare hoorzittingen die de Grenfell Tower Inquiry (GTI) houdt in het kader van haar onderzoek (fase 2) naar de brand van de Grenfell Tower (juni 2017). Het artikel heeft betrekking op de hoorzittingen met producenten van de bouwproducten die waren toegepast in de gevel van de Grenfell Tower. Deze hoorzittingen hebben eind vorig jaar plaatsgevonden en gingen over brandtesten, certificering en marketing van de toegepaste producten.

Ik heb uw Kamer op 16 juni 2020 (Kamerstuk 28 325, nr. 213) geïnformeerd over het rapport van fase 1 van het GTI-onderzoek en het advies hieromtrent van de Adviescommissie Toepassing en Gelijkwaardigheid Bouwvoorschriften (ATGB). Alle aanbevelingen van ATGB heb ik daarbij overgenomen. Verder heb ik in de brief aangeven dat zodra het GTI-rapport fase 2 beschikbaar is ik de ATGB opdracht geef om hierover een nader advies uit te brengen. Op 26 oktober 2020 heb ik vragen van uw Kamer over deze brief beantwoord (Kamerstuk 28 325, nr. 215).

Fase 2 is door de GTI in 2020 gestart en bestaat uit 7 modules waarvan de laatste volgens de beschikbare planning in december 2021 wordt uitgevoerd. Vervolgens zal de GTI alle informatie die is vergaard verwerken in een rapport fase 2 en daarin conclusies en aanbevelingen doen. Voor de lessen die Nederland kan trekken uit de Grenfell Tower brand, vind ik het van belang te wachten op dit rapport fase 2 en niet vooruitlopend te reageren/reflecteren op informatie uit de hoorzittingen of mediaberichten daarover. Ik heb dit voorgelegd aan de ATGB en die deelt dit standpunt. Van belang daarbij is verder dat de ATGB in haar eerdere advies, naast het GTI-rapport fase 1, ook de eigen ervaringen uit de Nederlands bouwpraktijk heeft meegenomen. Op basis daarvan heeft zij geconcludeerd dat in Nederland de beoordeling van de brandveiligheid van gevels (en daarin gebruikte producten) verbetering behoeft zowel bij het ontwerp, de toetsing en de bouw. Haar aanbevelingen hebben hierop ook betrekking.

Breedplaatvloeren

In de commissiebrief van 4 november 2020 verzoekt de Vaste Commissie voor Binnenlandse Zaken mij om een reactie op de brief van BubbleDeck te Leiden d.d. 15 oktober 2020.

De brief betreft een notitie van het bedrijf BubbleDeck over het TNO-onderzoek breedplaatvloeren. Ik heb uw Kamer op 1 oktober 2020 (Kamerstuk 32 757, nr. 173) geïnformeerd over dit TNO-onderzoek naar de sterkte van breedplaatvloeren in relatie tot de verdere onderzoeksplicht. In reactie op de notitie van Bubbledeck kan ik u meedelen dat ik TNO gevraagd heb om bij haar onderzoek zoveel mogelijk informatie te betrekken. Dit betekent dat ook Bubbledeck in de gelegenheid wordt gesteld informatie en zienswijze aan TNO voor te leggen. Afronding van het TNO-onderzoek is voorzien in april 2021. Zoals eerder toegezegd, informeer ik uw Kamer te zijner tijd over de uitkomsten.

Brandveiligheid parkeergarages

In mijn brief van 22 oktober 2020 (Kamerstuk 28 325, nr. 215) heb ik u geïnformeerd over de NEN-norm voor de brandveiligheid van parkeergarages waaraan het normalisatie instituut NEN in opdracht van mij werkt, alsmede het infoblad «Brandveiligheid van parkeergarages met elektrisch aangedreven voertuigen» van het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) en Brandweer Nederland. Zoals toegezegd in mijn brief, heb ik hierover overleg gevoerd met Brandweer Nederland en NEN. Uit het IFV-infoblad volgt dat branden in parkeergarages de afgelopen jaren meer risicovol zijn geworden. Moderne auto’s zijn steeds groter en bestaan uit meer kunststof, waardoor de vuurlast is toegenomen. Daarnaast is bij elektrische auto’s de batterij moeilijk blusbaar. De brandweer heeft in het overleg aangegeven dat in de NEN-norm bij risicovolle parkeergarages, zoals onder hoge woongebouwen, niet te veel mag worden uitgegaan van de inzet van de brandweer. Dit omdat daarbij te grote restrisico’s zijn voor de bewoners als inzet door de brandweer uiteindelijk niet mogelijk blijkt. De brandweer wil daarom graag dat in de bouwregelgeving bij nieuwbouw van risicovolle parkeergarages expliciet een automatische blusinstallatie wordt voorgeschreven. Met een automatische blusinstallatie (sprinkler) kan een brand beperkt blijven tot één auto en is de inzet van de brandweer kansrijk. Verder is de wens van de brandweer om in de bouwregelgeving voorschriften op te nemen voor nieuwe laadpalen in parkeergarages met het oog op het voorkomen van brand en een mogelijke inzet van de brandweer. Ik heb deze wensen van de brandweer voor nieuwe bouwvoorschriften besproken met het Overleg Platform Bouwregelgeving (OPB). Het OPB onderkent de noodzaak om de voorschriften voor parkeergarages te herzien, maar heeft nog wel verzocht beter te onderbouwen bij welke gebouwen en gebouwhoogten een automatische blusinstallatie uit veiligheidsoogpunt proportioneel is. Het IFV doet hiernaar thans nader onderzoek in opdracht van mij. Ik verwacht voor het zomerreces 2021 een wijziging van het Besluit Bouwwerken Leefomgeving aan uw Kamer voor te kunnen leggen (voorhangprocedure) ten aanzien van de brandveiligheid van parkeergarages.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

Naar boven