28 325 Bouwregelgeving

Nr. 142 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 november 2011

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft mij verzocht u te informeren over de toekomst van de welstandscommissies. Met deze brief doe ik dit verzoek mede namens de minister van Infrastructuur en Milieu gestand.

Ik verwijs hiervoor naar het kabinetsstandpunt van 3 november 2008 (TK 2008–2009, 28 325, nr. 94), dat is gebaseerd op een evaluatie van het functioneren van welstandstoezicht. In dit kabinetsstandpunt is opgenomen dat welstandstoezicht blijft bestaan, maar welstandscommissies niet langer nodig zijn en de voorschriften over welstand worden overgeheveld naar het ruimtelijk instrumentarium.

De evaluatie van het functioneren van welstandstoezicht wijst namelijk op de eenduidige beoordeling van bouwplannen die mogelijk is door welstandsnota’s, ook zonder dat daarbij advies wordt ingewonnen van een welstandscommissie, en de behoefte aan een betere inbedding en aansluiting van welstandsaspecten binnen het ruimtelijke kwaliteitsbeleid.

De implementatie van dit kabinetsstandpunt zal plaatsvinden bij de ontwikkeling van een nieuwe Omgevingswet. Vooruitlopend hierop zal er voor de korte termijn met een wijziging van het Besluit omgevingsrecht in worden voorzien dat burgemeester en wethouders zelf kunnen bepalen in welke gevallen zij een advies inwinnen omtrent redelijke eisen van welstand bij een welstandscommissie. Dit betekent dat de huidige verplichting om in de omgevingsvergunningprocedure altijd advies bij de welstandscommissie over een bouwplan in te winnen, wordt vervangen door een «kan-bepaling».

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. P. H. Donner

Naar boven