28 286 Dierenwelzijn

Nr. 848 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 november 2015

Bijgaand ontvangt u, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, de stand van zaken met betrekking tot een aantal toezeggingen en moties uit het

Algemeen Overleg van 23 juni jl. en 9 september jl. (Kamerstuk 28 286, nr. 817) en het Verslag Algemeen Overleg Dierenwelzijn van 22 september jl. (Handelingen II 2015/16, nr. 4, item 31).

Daarnaast zal ik ingaan op de laatste stand van zaken van de huisdierenlijst zoogdieren en op een toezegging uit het Verslag Schriftelijk Overleg van 14 april jl. (Handelingen II 2014/15, nr. 75, item 29) over de opvang van dieren als gevolg van het verbod op wilde dieren in het circus. Tevens ga ik in op een toezegging uit mijn beleidsbrief Dierenwelzijn (Kamerstuk 28 286, nr. 651, d.d. 4 oktober 2013) om de gezelschapsdierensector opnieuw in kaart te brengen, ter uitvoering van de motie Ouwehand en Van Dekken (Kamerstuk 28 286, nr. 601).

Zwanendriften

In mijn brief van 1 mei 2015 (Kamerstuk 29 446, nr. 91) heb ik toegezegd op korte termijn de wettelijke mogelijkheden te bezien om het zwanendriften te verbieden waarbij het houden van gehouden dieren in de vrije natuur verboden wordt.

Ik heb besloten om het verbod op zwanendriften vorm te geven door in het kader van de natuurwetgeving niet langer vrijstelling te verlenen van het verbod om vogels – ook gefokte vogels – onder zich te houden, voor zover het gaat om zwanen die in het veld gehouden worden. Hierbij geldt als definitie van veld: «een voor de uitoefening van de jacht bestemd of geschikt terrein» zoals die door de Hoge Raad is geformuleerd.

Het verbod zal worden geregeld in de uitvoeringsregelgeving op grond van de toekomstige Wet natuurbescherming en zal gelijktijdig ingaan met de inwerkingtreding van de Wet natuurbescherming. In de Wet natuurbescherming staat het verbod op het onder zich houden van wilde vogels. In het Besluit natuurbescherming is een verbod op het onder zich houden van gefokte vogels opgenomen en in de Regeling natuurbescherming wordt vervolgens vrijstelling verleend voor het onder zich hebben van gefokte en in gevangenschap geboren vogels. Bij het houden van zwanen in het veld is het vangen en verstoren van wilde soortgenoten een groot risico. Vanwege de gebleken misstanden bij het zwanendriften heb ik besloten om de vrijstelling voor gefokte vogels niet langer van toepassing te laten zijn op het houden van zwanen in het veld.

Het onderzoeksinstituut Alterra is gevraagd inzicht te verschaffen over de te verwachte ontwikkelingen in de omvang van de populatie knobbelzwanen als gevolg van het in te stellen verbod en mogelijk te nemen beheersmaatregelen waarbij dierenwelzijnsaspecten expliciet worden meegenomen. Dit rapport zal binnenkort worden afgerond, waarna ik de resultaten met de gemeenten zal bespreken.

Huisdierenlijst zoogdieren

In mijn brief van 30 maart 2015 (TK 28 286, nr. 799) heb ik u geïnformeerd over de inwerkingtreding per 1 februari 2015 van de regeling inzake de huisdierenlijst (positieflijst). Bij deze informeer ik u over het verloop van de beoordeling van de in Nederland gehouden diersoorten en de daarop volgende aanwijzing van de diersoorten op de huisdierenlijst.

Tijdens het proces van beoordeling van de in Nederland voorkomende zoogdiersoorten zijn, met een schrijven van 9 juni 2015 namens enkele stakeholders, vragen aan de voorzitter van de Positieflijst Advies Commissie (PAC) gesteld en bezwaren geuit ten aanzien van de advisering door de Positieflijst Expert Commissie (PEC) en de PAC, dit onder verwijzing naar het toepasselijke beoordelingskader. Ten algemene is de vraag gesteld of de huidige procedure strookt met het Andibel-arrest1. De opgeworpen bezwaren en vraagpunten betroffen met name de toepassing van het «nee, tenzij beginsel» dat besloten ligt in artikel 2.2, eerste lid, van de Wet dieren, de toepassing van het voorzorgsbeginsel en de referentie van de beoordeling (professionele dierhouder of een ieder). In afwachting van de beantwoording van de gestelde vragen hebben de PEC en de PAC besloten het beoordelen van de in Nederland gehouden zoogdiersoorten op te schorten.

Op verzoek van de PAC is het juridisch kader van de beoordeling en plaatsing van diersoorten op een positieflijst verduidelijkt en de daarvoor vastgestelde procedure getoetst aan het genoemde Andibel-arrest. Deze nadere beschrijving en beoordeling is zorgvuldigheidshalve ter toetsing voorgelegd aan de Landsadvocaat. De Landsadvocaat heeft geoordeeld dat het opgestelde kader juridisch correct is. De voorzitter van de PAC en de leden van het Bestuurlijk Overleg zijn hierover schriftelijk geïnformeerd (zie bijlage 12); daarbij zijn ook inzet, werkwijze en onderlinge verhouding van de PEC en de PAC meegenomen. Ik heb de voorzitter van de PAC verzocht om het werk van de commissie te hervatten en mij een nieuwe planning te doen toekomen.

Als de PEC en de PAC adviezen hebben gegeven, kan ik besluiten tot aanwijzing van de in Nederland gehouden of te houden zoogdiersoorten op de huisdierenlijst (of op de negatieflijst). Op de voorbereiding van deze aanwijzingsbesluiten is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Volgens deze procedure neem ik in eerste instantie een ontwerpbesluit tot aanwijzing. Van het ontwerpbesluit wordt kennis gegeven in de Staatscourant, het wordt ter inzage gelegd en belanghebbenden kunnen, binnen een termijn van 6 weken, zienswijzen met betrekking tot het ontwerp naar voren brengen. Vervolgens neem ik het besluit tot plaatsing. Na het doorlopen van deze voorbereidingsprocedure staat er tegen het besluit alleen beroep open bij de rechter voor diegenen die een zienswijze hebben ingediend.

Inmiddels is ook de inventarisatie van de op de dag van invoering van de huisdierenlijst in Nederland gehouden en nog te beoordelen zoogdiersoorten afgerond. Het opnemen van deze lijst van 249 diersoorten in de regeling is noodzakelijk om de uitgangssituatie te bepalen. Met het vaststellen van deze lijst van zoogdiersoorten kan het houdverbod voor de overige diersoorten worden geactiveerd. Dit verbod dient echter vóór vaststelling te worden genotificeerd bij de Europese Commissie. Daarbij moet in ieder geval een termijn van 3 maanden in acht worden genomen, de zogenoemde standstill-termijn. Ook voor de besluiten tot plaatsing van een diersoort op de negatieflijst geldt deze notificatieplicht.

Ter versterking van het stelsel van de huisdierenlijst is een wijziging van het Besluit houders van dieren in procedure gebracht, waarbij enerzijds wordt voorzien in de mogelijkheid om bij ministeriële regeling bijzondere houderijvoorschriften vast te stellen voor bepaalde aangewezen diersoorten en anderzijds wordt voorzien in een fokverbod voor dieren die niet op de positieflijst zijn geplaatst. Over dit ontwerpbesluit is advies gevraagd van de Raad van State. Zo spoedig mogelijk na ontvangst van het advies, wordt de ontwerp-AMvB aan de Koning aangeboden. De AMvB zal niet eerder dan 1 juli 2016 in werking kunnen treden.

Circusdieren

Tijdens het VSO circusdieren op 14 april jl. (Handelingen TK 2014–2015, nr. 75, item 29) heb ik toegezegd de Kamer te informeren over de opvang van wilde dieren in het circus. Het is niet nodig gebleken om wilde zoogdieren uit circussen op te vangen. Van de laatste drie circussen met wilde zoogdieren die nog in Nederland verblijven, hebben er twee een ontheffing gekregen om hun dieren, in totaal vier olifanten en twee zebra’s, tot het einde van hun tournee op 3 januari 2016 te mogen vervoeren, het laatste verzoek is nog in behandeling. Het optreden blijft verboden. Beide circussen met een ontheffing vertrekken na hun tournee naar Duitsland. De ontheffing is verstrekt naar aanleiding van de uitspraak van de voorzieningenrechter (College van Beroep voor het bedrijfsleven) dat er onvoldoende rekening was gehouden met de belangen van circussen op tournee. Een dierentuin en een dierenbeschermingsorganisatie hebben aangegeven voor opvangplaatsen van circusdieren te kunnen zorgen, maar er zijn geen dieren voor opvang aangeboden door circusbedrijven.

Feiten en Cijfers gezelschapsdierensector

In bijlage 23 treft u het rapport Feiten en cijfers van de gezelschapsdierensector 2015 van de HAS Hogeschool, HAS Kennistransfer & Bedrijfsopleidingen, Den Bosch en de Faculteit Diergeneeskunde, Utrecht.

Bijtincidenten

Het lid Heerema (VVD) heeft gevraagd om cijfermatige informatie over bijtincidenten en de invoering van het landelijk protocol bijtincidenten door de Minister van Veiligheid en Justitie (hierna: V&J), vergezeld van een tijdpad.

Een volledig cijfermatig inzicht in het aantal bijtincidenten is niet te geven. Politie en het Openbaar Ministerie (OM) registreren bijtincidenten niet als zodanig. Bijtincidenten kunnen onder verschillende maatschappelijke klassen worden geregistreerd door politie, en het OM registreert op het overtreden wetsartikel. Bijtincidenten kunnen vallen onder diverse strafbepalingen.

Het aantal honden dat door Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) is geplaatst bij een opslaghouder naar aanleiding van een strafrechtelijke inbeslagname op grond van een bijtincident betreft: 110 honden in 2013, 80 honden in 2014 en 60 honden t/m september 2015.

De Faculteit diergeneeskunde (FD) test op aanvraag van het OM, gemeenten of RVO.nl of de honden die betrokken zijn geweest bij een bijtincident of in bewaring zijn genomen, agressief gedrag vertonen bij de opslaghouder.

Dit betreft de volgende aantallen:

jaar

strafrechtelijk

bestuursrechtelijk

2012

72

17

2013

55

18

2014

55

16

De cijfers van de FD kunnen afwijken van de cijfers van RVO.nl omdat niet alle honden die in beslag zijn genomen, ook worden getest, bijvoorbeeld indien de rechter besluit tot een snelle teruggave van de hond. Daarnaast kan RVO.nl ook honden laten testen die agressief gedrag vertonen tijdens de opslag, maar vanwege een andere reden in beslag of bewaring zijn genomen, bijvoorbeeld verwaarlozing.

De Minister van V&J heeft eerder aangegeven dat de politie bezig is met een landelijk protocol voor bijtincidenten. Het doel hiervan is politiemedewerkers te attenderen op alle strafbepalingen die relevant kunnen zijn. Daarnaast worden richtsnoeren gegeven voor een goede verslaglegging van bijtincidenten zodat de bevoegde instanties op grond van de vereiste informatie beslissingen kunnen nemen over een eventuele strafrechtelijke of bestuurlijke afdoening. Het protocol wordt afgestemd met de betrokken partijen. De afstemming start dit jaar.

Werkgroep «Forensische Diergeneeskunde»

Naar aanleiding van de aangehouden motie van het lid Graus (PVV) met het verzoek een werkgroep forensische diergeneeskunde in het leven te roepen (Kamerstuk 28 286, nr. 824) heb ik aangegeven dat de aangedragen deskundigen in de gelegenheid zullen worden gesteld hun voorstel te delen. De deskundigen zijn benaderd en hen is gevraagd om een nadere uiteenzetting van hun ideeën. Na deze te hebben ontvangen, zal met hen gesproken worden, ook namens mijn collega van V&J. Ik merk hierbij op dat ook de Faculteit Diergeneeskunde werkt aan een voorstel op dit terrein en dat ik hecht aan inbedding in bestaande structuren bij het eventueel steunen van initiatieven.

Verplichte meldcode

De aangehouden motie van het lid Graus (PVV) verzoekt de regering een verplichte meldcode op te stellen ten behoeve van dierenartsen bij constatering van dierenmishandeling (Kamerstuk 28 286, nr. 826).

Ten eerste merk ik op dat ik de meerwaarde van een meldcode, waarmee dierenartsen worden ondersteund bij het herkennen en reageren op dierenmishandeling, ten volle onderschrijf. Met de Koninklijke Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMvD) is daarom afgesproken dat de huidige code volgend jaar opnieuw onder de aandacht zal worden gebracht van dierenartsen, om zo de bekendheid verder te vergroten.

Om een aantal redenen wil ik een wettelijke verplichting echter ontraden. Een wettelijke verplichting creëren is een zwaar instrument. Indien, zoals het geval is, bij de vertegenwoordigers van de beroepsgroep de bereidheid bestaat actief mee te werken aan het verspreiden en hanteren van een code, acht ik wettelijk afdwingen een te zwaar middel. Ik prefereer samenwerking waarmee ik het zelfde doel bereik. Voorts verhoudt het opleggen van een dergelijke verplichting zich minder goed met de huidige systematiek waarmee invulling wordt gegeven aan het bewaken en bevorderen van het kwalitatieve praktiseren van dierenartsen. Het als dierenarts professioneel omgaan met situaties waarin sprake is van dierenmishandeling vormt onderdeel van goede beroepsuitoefening. De criteria om te bepalen wat een goede en zorgvuldige uitoefening van de diergeneeskunde is, zijn moeilijk te vangen in strikte begripsomschrijvingen of voorschriften. De Wet dieren voorziet om die reden in de omschrijving van een algemene zorgplicht van hetgeen van een dierenarts verwacht mag worden ten aanzien van het dier waarvoor zijn zorg wordt ingeroepen of dat zijn zorg behoeft. In de gevallen waarin zij tekort te schieten in wat van een dierenarts mag worden verwacht, kan zijn doen of laten overeenkomstig deze zorgplicht worden getoetst door de tuchtrechter.

Verplichte module «herkenning dierenmishandeling»

Met de aangehouden van het lid Graus (PVV) wordt de regering verzocht, een module «Herkenning Dierenmishandeling» op te laten nemen in de opleiding tot dierenarts (Kamerstuk 28 286, nr. 828).

Dierenartsen krijgen in de masteropleiding aan de Faculteit Diergeneeskunde standaard één dagdeel over de relatie tussen huiselijk geweld en dierenmishandeling. Ook kunnen studenten een keuzevak forensische diergeneeskunde volgen, waarin aandacht wordt besteed aan het herkennen van dierenmishandeling en de relatie tussen dierenmishandeling en geweld tegen mensen. Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) participeert tijdens deze keuzeweken, en ook de taakaccenthouders dierenwelzijn van de politie delen hun kennis met de studenten. Een uitgebreidere beschrijving van het programma is opgenomen in bijlage 34. Tot slot zal tijdens de komende voorjaarsdagen van de KNMvD opnieuw de aandacht worden gevestigd op deze onderwerpen.

Ik merk hierbij nog op dat het dwingend regelen van een bepaalde keuzemodules niet strookt met het beginsel van academische vrijheid dat is neergelegd in de Wet hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (artikel 1.6). Ik teken daarbij aan dat instellingen voor hoger onderwijs een wettelijke verantwoordelijkheid hebben voor responsief en zelfvernieuwend onderwijs. Zij worden geacht wetenschappelijke of professionele ontwikkelingen een plek te geven in hun onderwijsaanbod en daarnaast te reageren op ontwikkelingen in de samenleving.

Met de ontwikkeling van het dagdeel en het uitgebreidere keuzevak zoals hierboven beschreven geeft de Faculteit Diergeneeskunde er mijns inziens juist blijk van alert reageren op een maatschappelijke behoefte om dierenmishandeling beter te kunnen onderzoeken en vervolgen.

Lesmodule dierenmishandeling en huiselijk geweld voor politie

Met de aangehouden motie van het lid Graus (PVV) wordt verzocht om een (verkorte) lesmodule «Dierenmishandeling en Huiselijk Geweld» standaard op te nemen in de opleiding tot algemeen opsporingsambtenaar van de Nationale Politie (Kamerstuk 28 286, nr. 827). De Minister van V&J ontraadt u deze motie. De basisopleiding besteedt aandacht aan huiselijk geweld en aan de relatie tussen huiselijk geweld en dierenmishandeling.

Dierenmishandeling als indicator bij huiselijk geweld

Met de aangehouden motie van het lid Graus (PVV) wordt de regering verzocht, eventuele aanwezigheid van dieren dan wel dierenmishandeling mee te nemen als indicator op de vragenlijsten ten behoeve van slachtoffers van huiselijk geweld en de diverse meldcodes in dezen (Kamerstuk 28 286, nr. 829). De Minister van V&J ontraadt ook deze motie. Tijdens het AO huiselijk geweld en dierenwelzijn van 16 oktober 2014 is uw Kamer toegezegd dat bij de herziening van het risicotaxatie-instrument huiselijk geweld ook zal worden onderzocht of er een meer expliciete koppeling kan komen met dierenmishandeling. Het onderzoek wordt in de eerstvolgende voortgangsrapportage Geweld in Afhankelijkheidsrelaties aan uw Kamer verzonden. De Minister van V&J verzoekt u de rapportage af te wachten.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma


X Noot
1

Arrest van het Hof van Justitie EU van 19 juni 2008, zaak C-219/07.

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
4

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

Naar boven