Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 juni 2014
Tijdens het AO Landbouw- en Visserijraad van 11 februari jl.(Kamerstuk 21 501-32, nr. 779) heb ik uw Kamer toegezegd een onafhankelijk veterinair advies in te winnen over
de 4-dageneis voor zeugen in groepshuisvesting. Uw Kamer heeft verzocht deze brief
uiterlijk 27 juni te ontvangen. Ik heb prof. dr. Anton Pijpers, decaan van de Faculteit
Diergeneeskunde, opdracht gegeven daarvoor een expertgroep samen te stellen en een
expert opinion op te stellen.
In de expertgroep zaten verder deskundigen van de Gezondheidsdienst voor Dieren, Wageningen
Universiteit en Research en de Koninklijke Maatschappij voor Diergeneeskunde. De expertgroep
heeft naast haar eigen expertise informatie ingewonnen bij deskundigen van genoemde
instellingen en internationale contacten.
Bijgaand ontvangt u het opgestelde rapport1 en mijn reactie.
De belangrijkste bevindingen van de expertgroep zijn:
-
• Geconstateerd wordt dat in de praktijk de omstandigheden soms zo kunnen zijn dat er
door groepshuisvesting in de vroege dracht welzijn- en reproductieproblemen ontstaan.
Het begeleiden van bedrijven die recent met groepshuisvesting zijn gestart, of problemen
kennen, wordt daarom nadrukkelijk geadviseerd door de commissie.
-
• De belangrijkste factoren die een welzijnsrisico geven bij groepshuisvesting, zijn
berigheid bij introductie in de groep, gebrek aan ruimte om agressief gedrag goed
af te kunnen wenden en gebrek aan toegang tot voeding. Van deze factoren is alleen
berigheid een specifiek issue dat bij vroege introductie in de groep speelt. De andere
factoren spelen altijd een rol, onafhankelijk van het moment van introductie in de
groep.
-
• Over de vraag wat de invloed is van de opname van placenta’s en daarmee prostaglandines
op verwerpen, is onvoldoende kennis beschikbaar. Daarom wordt geadviseerd nader onderzoek
te laten verrichten, ook al lijkt dit probleem slechts in geringe mate voor te komen.
Op basis van de bevindingen van de commissie zie ik geen aanleiding voor het aanpassen
van de 4-dageneis. Zoals aangegeven tijdens het AO Landbouw- en Visserijraad van 9 april
jl., ben ik bereid voor bepaalde evidente knelgevallen een oplossing te zoeken.
Ik heb over de rapportage van de commissie, en mijn standpunt hierover, op 11 juni
jl. bestuurlijk overleg gevoerd met LTO en NVV.
Ik heb met LTO en NVV afgesproken om op korte termijn gezamenlijk te komen tot een
inventarisatie van de bedrijven die aan te merken zijn als «evident knelgeval», en
om voor deze bedrijven te komen tot een adviserings- en begeleidingstraject, waarbij
een dierenarts is betrokken, dat op afzienbare termijn moet leiden tot oplossing van
de knelpunten. Op basis daarvan kan in individuele gevallen een ontheffing worden
verleend. Ambtelijk zijn met LTO en NVV de eerste stappen gezet voor de uitwerking
van deze afspraken.
Voor het begeleiden van bedrijven die welzijns- en reproductieproblemen kennen als
gevolg van de omschakeling naar groepshuisvesting loopt reeds een vrijwillig begeleidingstraject.
Voor 2014 is hiervoor € 50.000 beschikbaar uit de Topsector Agri en Food in de PPS
samenwerkende varkensvleesketen. Tot nu toe hebben zich 8 bedrijven gemeld voor ondersteuning,
waarvan er nu nog 6 in dit traject deelnemen. Het ligt wat mij betreft voor de hand
om de ervaringen uit dit traject te benutten bij de uitwerking van de hierboven genoemde
afspraken.
LTO en NVV hebben opdracht gegeven voor een onderzoek door de Gezondheidsdienst voor
Dieren naar het gehalte van prostaglandines in placenta’s. Ik zal met belangstelling
kennisnemen van de resultaten van dit onderzoek.
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
S.A.M. Dijksma