Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 juli 2020
Op 18 december 2019 heeft de toenmalige Minister voor Milieu en Wonen uw Kamer een
reactie gestuurd op de update van de quick scan personenvervoer 2013 met de titel
«Eerlijke kansen bij aanbestedingen van regionaal spoorvervoer» van de ACM.1 In die brief staat dat ik als aandeelhouder van NS uw Kamer zal informeren over de
wenselijkheid en consequenties van de suggestie die de ACM doet om alle aanbestedingen
van NS voor binnenlandse regionale concessies te toetsen. In deze brief reageer ik
op die suggestie.
De ACM besteedt in haar rapport «Eerlijke kansen bij aanbestedingen van regionaal spoorvervoer» aandacht aan ongeoorloofde kruissubsidiëring. Volgens de ACM is sprake van ongeoorloofde
kruissubsidiëring wanneer een partij een economische machtspositie heeft, ofwel in
staat is om zich onafhankelijk van concurrenten, leveranciers, afnemers en de consument
te gedragen. De ACM concludeert in haar rapport dat de bestaande (wettelijke) beheersmaatregelen
om een gelijk speelveld bij regionale spooraanbestedingen te borgen veelal voldoen.
De Minister voor Milieu en Wonen geeft in haar brief aan dat er geen signalen zijn
dat het gelijk speelveld bij regionale spooraanbestedingen onvoldoende geborgd wordt.
De ACM gaat in op mogelijke aanvullende beheersmaatregelen om het risico op ongeoorloofde
kruissubsidiëring bij regionale spooraanbestedingen te adresseren, zoals het verbod
op het meebieden door NS en een ex ante toets van het bod van NS door een toezichthouder.
Volgens de ACM zijn deze maatregelen niet passend. De ACM doet de suggestie de investeringsdrempel
voor NS te verlagen voor regionale concessies in Nederland, zodat alle biedingen van
NS voor regionale concessies in Nederland getoetst moeten worden door de aandeelhouder.
De ACM concludeert tegelijkertijd dat de toets op investeringen door de aandeelhouder
het risico op kruissubsidie niet geheel uitsluit, vooral gelet op de informatieasymmetrie.
Deze informatieasymmetrie (bijvoorbeeld ten aanzien van de prognoses waarop een business
case is gebaseerd) bestaat per definitie tussen iedere aandeelhouder en onderneming.2
NS moet op basis van haar statuten alle binnenlandse biedingen op aanbestedingen voor
het verkrijgen of verlengen van een concessie van meer dan € 100 miljoen voorleggen
aan de aandeelhouder ter goedkeuring. In het verslag van het schriftelijk overleg
over buitenlandse activiteiten van staatsdeelnemingen3 ga ik uitgebreid in op het kader dat ik gebruik bij het beoordelen van investeringen.
De beoordeling van investeringsvoorstellen baseer ik als aandeelhouder primair op
de door de onderneming aangeleverde feitelijke informatie. Ik deel daarom de opmerking
van de ACM dat de investeringstoets van de aandeelhouder het risico op kruissubsidie
niet uitsluit.
Als aandeelhouder verwacht ik van alle staatsdeelnemingen, ook van NS, dat zij een
voorbeeldfunctie vervullen in hun eigen sector. Ik blijf in algemene zin aandacht
besteden aan de governance, risk en compliance binnen NS, zoals eerder toegezegd aan
uw Kamer.4 Ik wil echter voorkomen dat de indruk ontstaat dat een investeringstoets door de
aandeelhouder als effectieve aanvullende beheersmaatregel wordt gezien om ongeoorloofde
kruissubsidiëring te voorkomen. De ACM heeft andere, meer effectieve beheersmaatregelen
om een gelijk speelveld bij regionale spooraanbestedingen te borgen, die volgens de
ACM veelal voldoen. Ik neem de suggestie van de ACM daarom niet over.
De Minister van Financiën,
W.B. Hoekstra